[Tirade april & mei 1960]
Tijdgenoten
Jean Rostand
Aforismen
Filosofie
1. Als je filosofen hoort praten, zou je dan niet zeggen, dat je met examencandidaten te maken hebt, die vinden dat elk antwoord beter is dan helemaal geen.
2. Vele mannen van wetenschap beginnen aan het eind van hun leven te filosoferen. Bij mij is het net andersom. Naarmate ik ouder word wend ik mij steeds meer af van omvattende synthesen om mij te wijden aan de langzaam voortschrijdende analyse.
Ik wordt steeds verliefder op het feit.
3. Van sommige filosofische systemen, die eruit zien als fraaie kathedralen, die opgetrokken zijn uit dwalingen, zou ik het toch jammer vinden, als ze nooit hadden bestaan.
4. De ideologische leugen.
Ik veracht de geleerde niet, die de waarheid vervalst of verzwijgt uit onderworpenheid aan een bepaalde leer, maar ik zal nooit meer een bepaald soort achting voor hem kunnen voelen.
Ik heb een zeker wantrouwen moeten aanleren tegenover hen, die ik hoogacht en ik heb nooit vermoed, dat dat noodzakelijk zou zijn.
5. Ik moet toegeven, dat veel dingen er voor mij anders zijn gaan uitzien, sinds me gebleken is dat een steeds groeiend aantal geleerden een andere wet gehoorzamen dan die van de waarheid.
6. De meeste mensen komen pas in beweging door een bepaalde instructie of een bevel. Ze vertrouwen blindelings op de conclusies van hun groepsnormen.
Ik ben beducht voor die afstomping van reflexen, die het gevolg is van de ideologische vergiftiging.
7. Een absurd dogma is misschien minder gevaarlijk voor de geest dan een redelijk dogma.
8. Alle filosofische systemen zullen hun valse gebit stukbijten op de taaie feitelijkheden van de wetenschap.
9. Alles wat je van een systeem kunt verwachten is, dat het ons door middel van de waarheid die het bevat, schadeloos stelt voor de waarheid die erin ontkend wordt.
10. Vandaag de dag twijfelt niemand er meer aan, dat men door een materiële ingreep – hersenchirurgie, hormoneninjecties of andere chemische verbindingen – de gedachten, gevoelens, het karakter, enfin de hele mens ingrijpend kan veranderen. Maar nu komt het publiek in beweging, alsof het vrijheidsprobleem opnieuw onder ogen gezien moet worden. Was het dan werkelijk zo erg met ons gesteld, dat we geloofden, dat de geest onafhankelijk was van de organische conditie?
11. Het is minder ernstig de weg kwijt te raken dan zich te verbeelden
dat men de draad bezit, die verhindert, dat men de weg kwijt raakt.
12. Mijn leefwijze geeft mij sterker het gevoel, dat ik gelijk heb dan mijn wijze van denken.
13. Ik moet toegeven dat ik bijna altijd verrijkt word, door datgene, wat ik trachtte te vermijden.
14. Ik heb nooit koren op mijn molen gewenst. Ik probeer juist op alle manieren te verhinderen, dat ik ook een molen heb.
15. Zeker, er is doelstrevigheid in de natuur, omdat die er is in de menselijke geest, maar de vraag is of de natuur naar een doel kan streven buiten de hersenschors om.
16. Steriel, die gesprekken over de oorsprong van de dingen, de zin van het leven, over de orde of de chaos…
Ik heb dan altijd haast mijn kleine probleempjes weer op te nemen en de tenen van een kikker te tellen.
17. Nog zo iemand die weet hoe de wereld in elkaar zit… Wat die mensen me al een tijd gekost hebben met hun intelligentie.
18. Geen enkele filosoof heeft ooit één enkel positief feit vermoed of voorzien. Iedere keer, dat ze zich met de beoordeling van de werkelijkheid bemoeid hebben, hebben ze een flater geslagen.
Voor de taal van de natuur zijn ze a.h.w. doof. Waarom zouden we hen dan op hun woord geloven op gebieden, waar blunders zich onttrekken aan verificatie?
Wetenschap
19. In 1947 schreef ik: ‘Men zal de atoomenergie vrijmaken, men zal interplanetaire reizen maken, men zal tuberculose en kanker genezen, maar men zal niet het middel vinden, om zich te laten regeren door een ietsje minder onwaardige lieden.’
Wel nu, men heeft de atoomenergie vrijgemaakt, men gaat bijna naar de maan, men geneest de tuberculose…
20. Ik heb nog meer eerbied voor de waarheid gekregen sinds er weer mensen onder ons zijn die haar niet boven alles stellen.
21. Eugenetica.
Het feit, dat Beethoven doof was, moet men niet als voorwendsel gebruiken om te verhinderen dat men het aantal doven tracht te beperken.
22. Ik dacht dat een geleerde altijd een man was, die de waarheid zoekt, terwijl het vaak een man is, die een bepaalde positie op het oog heeft.
23. In de wetenschap kan een dwaling vruchtbaar zijn, mits ze maar niet tot wet verheven wordt.
24. Geen enkele waarheid is te prefereren boven alle mogelijke waarheden.
25. Leugen en waarheid omtrent het ras.
Niet geloven dat er superieure rassen zijn, die voorkeursrechten hebben, maar wel weten dat een ras iets blijvends is, dat, zelfs na duizenden eeuwen, onder welke milieu-omstandigheden dan ook, zijn genetisch erfdeel zal handhaven, onveranderd.
26. De feiten drijven de spot met de orthodoxieën.
De natuur denkt niet logisch.
27. Parapsychologie, astrologie, occultismen van elke soort etc. Men vindt dat ik te hard ben in dat opzicht. Maar het komt zo zelden voor, dat ik er zeker van ben gelijk te hebben. En daarom steek ik mijn mening in dit geval ook niet onder stoelen of banken.
Men moet partijdigheid niet verwarren met intellectueel fatsoen.
28. Wat een tijd, waarin het zover komt dat men een man van wetenschap gelukwenst met het feit, dat hij de waarheid geen geweld heeft aangedaan…
29. Het enige passende antwoord dat men soms iemand moet geven, die ons tracht te weerleggen: ‘Wijdt U ook eens 40 jaar aan dat probleem, mijnheer, en komt U dan nog eens bij me langs.’
30. De ontstellende gecompliceerdheid van de wetenschap: de stralingen, de golven, de electronen, de hormonen, het sympathisch systeem, de genen, het onderbewustzijn, de psychologie van Pawlov, de psychoanalyse. – Je verbaast je dat de mensen hun verstand niet verlIezen. Maar dat is ook niet zo, ze verlIezen het wel.
31. Wij zijn heden ten dage te verstandig om aan de natuur onze eigen bedoelingen en wensen toe te schrijven, maar wij weten niet genoeg, en waarschijnlijk zullen we nooit genoeg weten om voor die al te menselijke begrippen iets in de plaats te stellen, dat ons bevredigt.
32. Tussen de soorten moet je net ze kunnen lezen als tussen de regels.
33. Sinds de uitvinding van de kunstmatige inseminatie kan men niet meer met Novalis beweren, dat elk kind ‘een zichtbaar geworden liefde’ is.
Theologie
34. Wroeging? Ik zou er alleen maar toe in staat zijn tegenover de mens of tegenover mensen. Tegenover een god zou men altijd nog te zachtmoedig zijn.
35. Voortbestaan na de dood?
Het lichaam overleeft enkele uren de geest, dat is het leven na de dood.
36. Je moet nu eenmaal een keus doen tussen de absurditeit die ons omringt en de absurditeit van datgene, wat men eraan toe wil voegen om het een beetje minder absurd te maken…
37. Dat ik geen god heb is net zo onbegrijpelijk als dat U er wel een hebt.
38. ‘Hoe kunt U toch leven, als U aan niets gelooft!’ vraagt men mij wel eens. En U dan, wil ik dan altijd antwoorden, hoe kunt U, die aan alles gelooft, toch leven zoals U leeft?
39. In god geloven? Ik zou, als zovele anderen, kunnen antwoorden: Dat hangt er van af, wat men onder god verstaat. Het lijkt me niet eerlijk om alles maar god te noemen. De enige specifieke eigenschap van god is, dat je een gebed voor hem kunt opzeggen.
40. Het is hetzelfde levensinstinct dat de ongelovige afhoudt van de wanhoop en de gelovige van de heiligheid.
41. Als ik gelovig was, zou ik waarschijnlijk alle mikromirakeltjes laten varen voor het ene makromirakel, de kosmos.
42. Als de partijgangers van de menselijke vrijheid er eens over wilden nadenken hoeveel er in ieder geval aan het determinisme toegeschreven moet worden, dan betwijfel ik of ze zich nog wel zo druk zouden maken om te redden, wat er dan nog overblijft.
43. Ongetwijfeld is het niet altijd een zwakheid om te geloven. Maar voor mij wel.
44. De dwaasheid waait waar zij wil…
45. Ik weet hoe langer hoe minder wat de mens nu eigenlijk is. Maar die groeiende onwetendheid geeft me hoe langer minder aanleiding een god te hulp te roepen.
46. Voor een bioloog zou het ontstaan van een ziel nog onbegrijpelijker zijn dan het voortbestaan ervan na de dood.
47. Wat schiet je er mee op of men het wonder een beetje acceptabeler maakt. Als god een ziel in een apenlichaam heeft kunnen stoppen heeft-ie ook wel de mens uit de klei kunnen trekken.
48. Het is één van de trieste, oneervolle omstandigheden van onze tijd, dat men met het handhaven van de leugen eer kan verwerven.
49. Omdat ik herhaaldelijk en aanhoudend toegeef dat ik niets weet, hebben sommigen gemeend dat ik op weg ben naar een zekere mystiek.
‘U hebt,’ zeggen ze dan, ‘de helft van de weg afgelegd.’ Want de woorden ‘ik weet niets’ leiden tot ‘ik geloof’.
Maar ze hebben geen idee wat dat is, de waarachtige, helder bewuste, volstrekt zuivere onwetendheid, zonder bijgedachten.
Marxisme
50. De marxistische zelfverzekerdheid.
Wat hebben ze eigenlijk begrepen, verklaard, uitgevonden, sinds ze over die befaamde oplossingen beschikken, die noch Claude Bernard, noch Pasteur, noch Mendel, noch Freud, noch Einstein kenden?
51. Marxistisch dogmatisme
Het is reactionair – zegt men – niet te geloven in de erfelijkheid van verworven eigenschappen.
Nooit zal ik toegeven, dat er ook maar het minste verband kan bestaan tussen mijn gevoelens ten aanzien van sociaal onrecht en mijn ideëen over de oorsprong der soorten.
55. Het is merkwaardig om vast te stellen dat volgens hen de drie belangrijke grondleggers van de biologie, Mendel, Darwin en Pasteur aangetast waren door burgerlijk idealisme. Het scheelt maar weinig of de Marxisten zouden ons doen geloven dat het burgerlijke denken beter dan welke denktrant ook in staat is de raadselen van de natuur te ontsluieren.
56. Men tracht mij te weerleggen: de sowjetwetenschap heeft dit gevonden en dat gevonden.
Maar ik heb toch niet beweerd, dat men niets kan vinden, als men marxist is.
57. Men zegt mij: U hecht te veel belang aan het conflict, dat de sowjetbiologie tegen de westerse biologie uitspeelt.
Maar de biologie is voor mij een ernstige zaak en wat vooral van belang is, het is het enige gebied, waarop ik in staat ben de besmetting door het dialectisch materialisme te beoordelen.
58. Ik ben bang dat de meesten van hen die het communisme afwijzen dat juist om die redenen doen, die het voor mij zo moeilijk maken geen communist te worden.
59. Er zijn geen astrologen in de Sowjetunie.
Maar waarom is het nodig, dat in het enige land waar de pseudo-wetenschappen verboden zijn, de ware wetenschap vervalst wordt?
60. Als men mij, toen ik nog jong was, zou hebben verteld, dat ik echte geleerden zou leren kennen, die uit politieke volgzaamheid zouden verzwijgen wat ze als waarheid erkenden, dan had ik het niet geloofd. En ik zou helemaal niet geloofd hebben, dat ik voor die geleerden toch nog een zekere achting zou blijven voelen.
Ideeën
61. De platvloersheden van een superieure geest interesseren mij meer dan de zeldzame gedachtenflitsen van een middelmatige.
62. Is de heer X. niet grootmoedig? Hij vergeeft zijn vrienden alle schurkenstreken, die hij hun toeschrijft.
63. Soms zou je wensen, dat de toekomst gemaakt werd door mensen uit het verleden.
64. Als ik de schaar in de stof van mijn leven zou zetten, dan zou ik daaruit, hoe klein die lap ook is, toch verscheidene levens kunnen knippen, die helemaal niet op mijn leven zouden lijken maar toch allemaal waard zouden zijn om geleefd te worden.
65. De eerste die een vuur ontstak is daarom nog niet verantwoordelijk voor alle branden.
66. Wat betreft de toekomst van het pessimisme ben ik erg optimistisch.
67. Ik voel me altijd aangetrokken door mensen, die dingen geloven, die ik weiger te geloven.
Wat zaken van redelijke orde betreft, heb ik aan niemand behoefte.
68. Aangezien men niets weet over de morele behoeften van de mensheid, moet men het dieet zo veel mogelijk variëren, om te vermijden dat men haar onmisbare vitaminen onthoudt.
69. Het genot van de onderzoeker: de rokken van de natuur optillen.
70. Ik denk dat er weinig mensen zijn, van wie men, zoals van mij, een oordeel wil horen over zulke uiteenlopende zaken als bijv.: de wonderen
in Lourdes, het kweken van kikkers, de gevaren van de atoomsplitsing, de eenden van professor Benoit, de doelmatigheid van de psychoanalyse, de erfelijkheid van de verworven eigenschappen, de toekomst van de cybernetica, de interplanetaire reizen, de ‘Übermensch’, de veranderingen van de sexe, de astrologie, de parthenogenese, de gevaren van kruising, het mechanisme van de evolutie, de opvoeding van kinderen etc.
En dan noem ik nog niet eens de mensen die me vragen stellen over het dieet van papegaaien, de groei van de schildpadden, de rui van de valken, de huwelijksgebruiken van de slak…
71. A. wil B. geen hand geven omdat B. niet goed was in de oorlog. En B. wil C. geen hand geven, omdat laatstgenoemde instemde met het neerslaan van de hongaarse opstand.
Het aantal mensen dat nooit gelonkt heeft tegen massamoordenaars wordt met de dag kleiner.
72. Ik ben gebonden door duizend kleine verplichtingen, die voortvloeien uit mijn onafhankelijkheid.
73. Ik zou erg graag willen weten wie nu de werkelijk geniale mensen zijn, die gevormd zijn door deze periode van schijngenieën.
74. Elke dag word ik ontroostbaarder over het feit dat de bevrijding van het volk gekoppeld is aan een steeds toenemende dienstbaarheid van de geest.
75. Een staat, gevormd door staatslieden: een dubbele abstractie.
76. De onrechtvaardigheid op zich zelf zou niet zo erg zijn als er niet nog al datgene bij kwam, waardoor zij zich rechtvaardigt.
77. Men verwijt de psychoanalyse, dat zij mensen vormt, die zich gemakkelijker in het onrecht schikken; het is waar dat zij, naarmate zij het individu normaler, inschikkelijker, plastischer maakt en het lijden van alle neurotische verschijnselen ontdoet, een rechtmatige opstand tegenwerkt.
Men zou daarom zelfs kunnen verdedigen dat men de mensen maar slecht aangepast moet laten zolang de samenleving allesbehalve volmaakt is.
78. Het verschil in schrijvers wordt misschien vooral bepaald door de kwaliteit van hun middelmatigheid.
79. Dat de heer X. een goed boek heeft kunnen schrijven zou je een afkeer van de hele literatuur kunnen bezorgen.
80. Men moet, zeggen ze, kIezen tussen het kapitalisme en het communisme. Ik zal toch nog even wachten, totdat de werkelijkheid iets te bieden heeft, dat me tot een keuze kan bewegen.
81. De metafysische angst is nog veel erger voor hen die, behalve dat ze aan de volstrekte dood geloven, ook nog denken dat er nooit ook maar iets verklaard, ontrafeld, bevredigd zal worden.
82. Ik word even fel bestreden door hen die doordrenkt zijn van de burgerlijke waarheid als door hen die doordrenkt zijn van de marxistische waarheid.
83. Objectiviteit, kosmopolitisme, nonconformisme, ze maken een misdaad van alles, wat ik vereer.
84. De lange levensduur van een opinie bewijst niets te haren gunste. Er zijn nog altijd astrologen.
85. Het leven dwingt ons water in onze wijn te doen. Wat niet wegneemt dat men een paar druppels onversneden wijn achter de hand moet houden.
86. Waarom ik die onderscheiding niet gekregen heb?
1ste. Omdat ik niet alles gedaan heb wat ik had moeten doen om hem te verdienen.
2de. Omdat ik niet alles gedaan heb wat ik had moeten doen om hem te krijgen, hoewel ik hem niet verdiende.
87. Er zijn maar weinig mensen, met wie samen verontwaardigd te zijn een genoegen betekent.
88. Vrijheid van denken, respect voor de mens, liefde voor de waarheid… Men moet van mij niet verwachten, dat ik bijna aan het eind van mijn leven die paar ideeën verloochen, die me het leven mogelijk gemaakt hebben.
89. De wereld behoort toe aan de begaafde middelmaat.
90. In dat boek staat geen woord te veel. Maar is het boek zelf niet te veel?
91. Jaloezie tussen vrouwen.
Ik heb nog nooit een man gezien, die lelijker werd door naar een andere man te kijken.
92. U hebt dit geschreven, maar dat is toch in strijd met…
…En wat dan nog? Ik zou nooit meer een woord schrijven, als ik zou moeten bedenken dat ik kan worden gebonden door datgene wat ik schrijf.
93. Marxisten: ik ben hevig teleurgesteld door het denken van hen, die beweren de wet van het denken te kennen. Gelovigen: ik ben hevig teleurgesteld door de liefde van hen, die beweren de geboden van de liefde te kennen.
94. Ellendige brieven: de ene brief dwingt me nog eens een bibliografische verwijzing op te zoeken en een andere naar een hoffelijke formulering van mijn weigering te zoeken etc.
Ik ben bijna dankbaar voor die ongelikte brief vol beledigingen, die mij tenminste tot niets verplicht.
95. Men moet er aan wennen dat lieden die lang niet gek zijn de grootste dwaasheden denken, dat mensen die echt geen leugenaars zijn de grofste leugens verkondigen, dat mensen die absoluut geen monsters zijn met de ergste gruwelen instemmen…
96. Ik heb een irrationele afkeer van de rationalisering van het irrationele.
97. Ik geloof niet dat ik ‘geleefd’ heb, maar, eerlijk gezegd, ik weet eigenlijk niet wat ik had moeten doen om te ‘leven’.
98. Als men zich te vroeg van de mensen isoleert dan stelt men zich aan een innerlijke verarming bloot. Net als die eilanden, waar een bepaalde klasse dieren totaal ontbreekt.