Jeroen van Kan
Brief aan Hans van den Bergh
Amsterdam, 3 november 2011
Beste Hans,
Sommige antwoorden komen te laat. Je enveloppe heeft enkele maanden bij de buren op de trap gelegen. Tijdens de presentatie van ons In Memoriam-nummer – nee, je stond er niet in – informeerde je er nog naar. Had ik de tekst ontvangen die je me had gezonden? Ik wist van niets.
Een aantal weken later gleed het poststuk alsnog door mijn brievenbus. Er zaten twee dichtbeschreven kaarten in met daarop luchtfoto’s van Vlieland en Schiermonnikoog, benevens een tekst van een vriend, die een Hongaarse hoogleraar Neerlandistiek grondig de academische mantel uitveegt. Interessant stuk, zij het wat lang voor ons blad en bovendien beschikte het over een wat al te uitbundig notenapparaat.
Na lezing legde ik je brief op een stapeltje. Ik zou binnenkort eens antwoorden. Dat kwam er niet van.
Je vergeet altijd snel van wie je zoiets hoort, maar ik hoorde het. Vreemd genoeg dacht ik meteen aan de enveloppe en dat ik verzuimd had terug te schrijven. Ik bladerde thuis het stuk nog een keer door, herlas je brief en legde alles toen toch weer terug op de stapel nog te beantwoorden post.
Aangezien ik uit betrouwbare bron weet dat ons blad een zekere populariteit geniet in de kringen waarin jij sinds kort verkeert, een belangstelling die door het recente In Memoriam-nummer nog extra werd aangewakkerd, lijkt me dit de beste plek om je alsnog te antwoorden. Hoewel, antwoorden. Ik wil je stille vertrek graag iets minder stil maken.
Ik stel me zo voor dat je bent toegetreden intussen tot het Goddeloos Genootschap
Ik stel me zo voor dat je bent toegetreden intussen tot het Goddeloos Genootschap, dat al sinds dodenheugenis onder voorzitterschap staat van Multatuli, de man die in christenen de beulen van Jezus zag en weigerde in het bovennatuurlijke te geloven zolang het benedennatuurlijke nog niet afdoende aan hem verklaard was. Hoe voelt de nuchtere mysticus Dèr Mouw zich in jullie gezelschap?
Hermans merkte eens op over Couperus dat hij met parfum schreef. Hermans zelf doopte zijn pen het liefst in vitriool. Tussen parfum en vitriool liggen vele mogelijkheden. Getuige de bundel polemieken die je vorig jaar samenstelde met Pierre Vinken (die overigens niet lang zonder je bleek te kunnen), heb je niets tegen een stevig gevecht met de houwdegen, maar zelf zou ik je toch meer karakteriseren als iemand die met het floret ten strijde trok. Niet dat je je mening door mildheid liet temperen, maar wel door een zekere ironie, door wat generaties boven mij wellevendheid noemden. Vorig jaar nog schreef je in Tirade een tamelijk vernietigend stuk over beeldende kunst: ‘De kunstkritiek die haar werk serieus neemt zou niet steevast in onnozele beschrijving moeten vluchten of de “bedoelingen” uitleggen, maar keihard veroordelen en snoeien overal waar eigentijdse kunst in esthetisch opzicht tekortschiet. We moeten ophouden onooglijke Aardappelmannetjes goed te praten omdat ze zo prachtig in hun lelijke omgeving passen maar er onomwonden die onooglijkheid, de disharmonie, de flauwe grap, de kinderlijke verwijzing naar speelgoed en het stumperige materiaalgebruik van aan de kaak stellen.’ Dat laat aan duidelijkheid weinig te wensen over, en hoewel de maker van het Aardappelmannetje wellicht diep gekwetst is geweest en zich ten diepste onbegrepen heeft gevoeld na het lezen van je stuk, ken ik eigenlijk geen tekst van je die beledigen tot doel heeft, die de strijd ad hominem voert. Ook in je laatste boek Doe het niet, Alex! sta je dat jezelf niet toe, het dankbare onderwerp ten spijt. De laatste der wellevenden.
De laatste der wellevenden
Het had onze kroonprins overigens gesierd als hij, als was het maar uit medeleven, je advies af te zien van de troon alsnog had opgevolgd. Helaas zijn de voortekenen vooralsnog ongunstig.
‘Van de maan af gezien, zyn we allen even groot. Voor ‘n weter zou er geen verschil merkbaar zyn tussen de kennis van ‘n kind en van de wysgeer die ‘t meest en ‘t zuiverst gedacht heeft.’ Een weter ben je inmiddels, ook al is het een weten dat zich niet mede mag delen. Niettemin, probeer eens een briefje naar hier te smok-
kelen. Beschrijf ons hoe we er uitzien vanuit de verte. Ik zal af en toe de trap van de buren inspecteren op mogelijk verkeerd bezorgde post.
Hartelijks,
Jeroen van Kan
p.s. ‘Dat die Derrida nu eindelijk eens moet worden uitgebannen lijkt me overduidelijk,’ schrijf je in je brief. Hoe lang was je lijst eigenlijk met nog uit te bannen opvattingen en instituties?