Jeroen van Kan
‘Door mensen te zien bewegen, hoor ik wat ze zeggen.’ De Bij nader inzien-notities van Frans Weisz
Maarten heel onzeker, daarom uiterst consequent. Eist dat ook van zijn vrienden. Onzekerheid is de sleutel. Vrouw achter hem die zekerheid eist. Dat boek schrijft hij voor haar, om voor haar iemand te zijn.
Frans Weisz vertelt zoals hij filmt, in scènes die pas gaandeweg een onderling verband aangaan. Hij begint aan een verhaal, breekt dat af om weer aan een nieuw verhaal te beginnen, breekt ook dat weer af omdat hem een detail te binnen schiet, een blik, een opmerking, een anekdote, maar pakt de verhaaldraden later in het gesprek moeiteloos weer op, alsof een mentale tijdcode hem precies terugvoert naar het punt waar hij was gebleven. Zelf lijkt hij zich niet bewust van de precisie waarmee hij non-lineair vertelt, blijft zich bij voortduring verontschuldigen voor de weinig gestructureerde manier waarop hij zich Voskuil herinnert, het maken van de film, de acteurs, de set, de eindeloze draaidagen, de scenaristen, het zoeken naar de juiste vorm. Af en toe bladert hij in het boek dat hij tijdens het werk aan Bij nader inzien bijhield. Zo doet hij dat met al zijn films. In de boekenkast staat een hele serie grote boeken, vol aantekeningen, foto’s, dagboekachtige notities, referenties.
Pas bij de montage, bij het uitwerken van het ruwe materiaal van het gesprek, blijkt hoe alle onderdelen moeiteloos in elkaar passen.
‘Het eerste wat ik me herinnerde toen ik hoorde dat Voskuil was overleden en las dat het een zelfverkozen levenseinde was, was de felheid waarmee hij zich destijds verzette tegen de zelfmoord van Maarten Koning. In het scenario van Bij nader inzien zou de hoofdpersoon in de eerste aflevering al zijn oude vrienden een brief sturen en daarna een eind aan zijn leven maken. Voskuil verzette zich hevig tegen dat idee. Zoiets zou Maarten nooit doen! Natuurlijk was Maarten Koning niet ernstig ziek toen hij een eind aan zijn leven maakte en was het vrijwillig beëindigen van zijn leven voor
Voskuil vooral een manier om waardig heen te gaan, maar toch vond ik het opmerkelijk, dat verzet toen en de merkwaardige manier waarop de film nu de werkelijkheid imiteert.’
We zitten in de werkkamer van Weisz. Alles in het teken van film. Videobanden, dvd’s, foto’s, posters. Aan een van de muren hangt het oorspronkelijke affiche van Bij nader inzien. Acteurs Geert Lageveen, Rik Launspach, Porgy Franssen en Jeroen Willems bij de Oudemanhuispoort in Amsterdam.
Door het geopende raam dringt af en toe wat getoeter door, een flard muziek ontsnapt aan het raampje van een auto die langs de gracht rijdt. Frans Weisz weeft zijn verhaal aan de hand van de herinneringen die hem tijdens het bladeren in het grote boek voor hem op tafel te binnen schieten. Af en toe citeert hij een flard van wat hij toen opschreef.
Studententijd was de maatstaf voor het leven. Ze hadden geen enkele behoefte iets te worden, of in opstand te komen. Minachting voor professoren, maar zonder revolte. In de luwte van je eigen kamer overleven.
In 1989 wordt filmmaker Frans Weisz gebeld door zijn producent, René Seegers, met de vraag of hij een zesdelige televisieserie wil regisseren voor de vpro. Schrijver Leon de Winter had een scenario geschreven dat was gebaseerd op de roman Bij nader inzien van Voskuil. ‘In die tijd wilde ik met televisie nog helemaal niets te maken hebben. Liever twee blinden in de bioscoop, dan twee miljoen aan de buis. Televisie is toch behang. Mensen lezen de krant terwijl dat ding aanstaat. Of denken: o, die gordijnen zijn ook wel wat voor bij ons in de slaapkamer.’ Maar ondanks zijn reserves was hij enthousiast over het project. ‘Ik kende noch het boek, noch Voskuil, moet ik tot mijn schande bekennen. Ik ben meer een kijker dan een lezer. Maar het scenario van De Winter was liefde op het eerste lezen. Het idee sprak me meteen aan, vooral vanwege de mogelijkheid twee parallelle verhalen te vertellen: dat van de groep studenten eindjaren veertig en hun vriendschap, en dat van de personages in het nu. Wat er van ze geworden was, hoe die vroege jaren ze gevormd hadden of juist niet, hoe ze zich verder hadden ontwikkeld. Film is natuurlijk bij uitstek geschikt om dat soort sprongen in de tijd straffeloos te kunnen maken.’
Ook al was de roman van Voskuil als uitgangspunt gebruikt voor het script, de bewerking was nogal vrij. Leon de Winter, en later mede-scenarist jan Blokker, had het boek gefictionaliseerd. De roman Bij nader inzien is een
nauwgezette reconstructie van een vriendschap, een boek waarin de personages weliswaar zijn voorzien van fictieve namen, maar waarin niettemin een getrouw beeld wordt geschetst van de werkelijkheid (ook al schreef Voskuil later een hekel te hebben aan mensen die in het boek louter een sleutelroman wilden zien). Het scenario daarentegen zingt de roman alsnog los van de werkelijkheid. De verhaallijnen worden doorgetrokken tot in het nu. In het scenario wordt Paul Dehoes Commissaris van de Koningin en niet hoogleraar literatuurwetenschap, zoals Jaap Oversteegen, de man naar wie het personage is gemodelleerd. David Grobben wordt een geslaagde kunsthandelaar en niet Gorter-kenner Enno Endt, de man die model stond voor David. Enzovoort. Zo dicht als het boek bij de werkelijkheid blijft, zo gefictionaliseerd is het scenario. Tot groot verdriet van Voskuil. Hij ziet niets in een dergelijke adaptie van zijn boek. Ook al heeft hij toestemming gegeven voor verfilming, de manier waarop is hem een gruwel.
‘Ik zal eerlijk bekennen dat ik het boek nooit in z’n geheel gelezen heb, maar na lezing van alle scènes in het scenario die Leon had ontleend aan het boek heb ik wel alle corresponderende passages doorgenomen. En toen bleek dat Leon de taal van Voskuil volkomen had losgelaten, de dialogen helemaal naar zijn eigen hand had gezet. Hij kon sneller werken als hij alle personages naar zich toetrok, zodat hij ze kon laten optreden in zijn eigen arena, maar ik raakte er toch steeds meer van overtuigd dat we in de scènes die het boek als uitgangspunt hadden, heel dicht bij de dialogen van Voskuil moesten blijven, inclusief dat hele idioom. Je kunt die personages niet ineens modern Nederlands laten spreken. De taal waarin ze destijds spraken is zo karakteristiek en bepalend. Uiteindelijk heeft Jan Blokker het scenario toen nog een keer onder handen genomen.’
Belangrijk moment als Han en Lous Voskuil voor het eerst op de set arriveren. Met de fiets naar de studio. Acteurs even onzeker. Zoekend naar zegen en goedkeuring van de auteur, die Rik alles over pijp stoppen vertelt.
‘Op een dag zei ik tegen Jan Blokker en René Seegers: en nu wil ik Voskuil zelf ontmoeten. Maar die zeiden onmiddellijk: doe dat nou niet! Die man is zo fel tegen het idee van de film, die vindt het absoluut gruwelijk, wil er niets mee te maken hebben. Hij heeft het eerste deel van het script gezien en hij vindt echt dat het niet kan. Maar ik dacht: ik moet hem zien, ik moet met hem praten voordat ik de serie kan gaan maken. Ik heb toen een afspraak gemaakt met Voskuil. Toen ik binnenkwam was het meteen
goed. Een adres om onder te kunnen duiken, dacht ik. Voskuil zei dat hij het leuk vond om mij een keer te ontmoeten, maar zei ook meteen dat het volstrekte onzin was wat we aan het doen waren. Dat hij er niet achter kon staan en niet begreep waarom de scenaristen het zo hadden aangepakt als ze hadden gedaan en dat hij het jammer vond dat hij niet eerder bij het project was betrokken.
Toen ik bij hem de deur uitging na die eerste ontmoeting dacht ik: deze man verdient het dat het een mooie film wordt, ondanks al zijn bezwaren. Ik dacht: ik zal alles in het werk stellen om er echt iets moois van te maken.
In de aanloop naar de opnamen ben ik nog vaak bij hem geweest. In dit boek schreef ik van alles op, aantekeningen waarvan ik nu niet altijd meer weet wat ik ermee bedoelde. Losse notities. Over de vader van Voskuil, over dat ze graag luisterden naar Nobody Knows You When Your Down And Out van Sidney Bechet. Allerlei referenties die van pas zouden kunnen komen als ik zou gaan draaien.
Op de eerste paar bladzijden lees ik voortdurend terug hoe hij zijn werk probeerde te beschermen tegen al te grote afwijkingen. Dit zouden we nooit doen, of zo ging het helemaal niet of dat hebben we nooit gedaan. Maar gaandeweg verdween dat naar de achtergrond. Op een gegeven moment las Voskuil ook de scripts mee. Hij had nog steeds bezwaren, maar er ontstond toch een soort band tussen ons.
Tijdens al dat gestoei met het definitieve script werd me ineens duidelijk dat de Ave Verum-avond, waarop ze met z’n allen bij Maarten thuis zijn en naar Mozart luisteren, de sleutel moest zijn. Het vertrekpunt, het kristallisatiepunt, waarin alle veelkantigheid van het verhaal samenkomt, als een diamant. In elke aflevering zie je een stukje van wat er die avond is gebeurd, zie je de avond vanuit het perspectief van een van de personages. Dus in de ene aflevering zie je dat iemand de keuken ingaat, in de volgende wat daar gezegd is en in de derde dat iemand de keuken boos verlaat. Ik weet niet meer of ik dat specifieke idee ook met Voskuil besproken heb toen, maar ik herinner me dat dat concept me absoluut fascineerde.’
Vandaag zien Han en Lous episode een plus twee. Reacties uiterst positief. Het heeft niets met mijn boek te maken, maar spannend, ontroerend, mooi. Ze vinden de jonge Hans prachtig, de show stelend.
‘Voor de eerste repetities had ik de acteurs gevraagd hun personages tot in alle details te bestuderen, al het specifieke idioom, het gedrag, de lichaams-
taal. Toen bleek ook hoe enorm rijk aan details het boek is. Voor acteurs is dat geweldig. Het is zo ragfijn. In de Amsterdam Studio’s aan de Duivendrechtsekade was de kamer van Maarten nagebouwd en toen kwam het moment dat de acteurs voor het eerst in die ruimte gingen oefenen. Ik zei: “iedereen kiest een plek en een manier van zitten in de ruimte die past bij het personage”. En alles klopte meteen! Alle acteurs hadden zich hun personage zo eigen gemaakt en de improvisaties waren meteen zo naturel dat ik dacht: ik wil nu meteen draaien! Dat is absoluut de verdienste van het boek. Door die precieze beschrijvingen konden de acteurs meteen heel dichtbij komen.
Tijdens onze gesprekken zei Voskuil ook iets wat me meteen fascineerde. Hij zei: door mensen te zien bewegen, hoor ik wat ze zeggen. Hij haalde wat ze zeiden uit hun bewegingen, hun maniertjes, hoe ze een sigaret opstaken of op een vensterbank gingen zitten. Misschien dat de improvisaties daarom meteen zo goed gingen, omdat ze logisch volgden uit die uitgebreide studie van alle specifieke manieren van bewegen.
Toen volgde wat ik The Longest Shoot noemde. Tachtig draaidagen. Tijdens het draaien kwamen Han en Lous – ik begon met “Voskuil en zijn vrouw” in mijn dagboek, maar gaandeweg werd het “Han en Lous” – regelmatig langs. Voskuil was voortdurend als een soort schim op de achtergrond aanwezig. Als hij langskwam was iedereen toch een tikje nerveus, want ja je wist dat hij het eigenlijk nog steeds niks vond wat je aan het doen was.’
Han en Lous zien vijf en zes en hebben daarmee de hele serie gezien. Een zondagsritueel is ten einde. Over zes negatief. Wel goed te spreken over de episode an sich, maar niets meer te maken met zijn boek. Kan me dat wel voorstellen. Het cynisme van Jan Blokker versus de romantiek van Voskuil.
‘Het zien van de afleveringen moet natuurlijk ook confronterend geweest zijn voor hem. Het is natuurlijk ook waanzinnig om een reconstructie te zien, hoe fake ook, van een deel van je jeugd. Om dat wat hij in het boek zo minutieus beschreven had terug te zien, maar dan in een vorm waar hij zich nauwelijks nog mee kon identificeren. Ik weet niet of hij er echt van is gaan houden, maar hij heeft zich er geloof ik wel mee verzoend. In ieder geval had ik niet meer het gevoel dat ik een indringer was, dat het ongewenst was wat ik deed.’