[p. 708]
Johanna Kruit
Gedichten
Geheimen
In het donker huizen bomen die overdag
gewoner zijn. Wij slaan de bochten van een pad
mee om en gaan, ontkomen aan het licht
af op geheimen. Kleine geluiden roepen zacht.
Misschien kamt wind het gras of bladert
iemand in een boom. Het ongewone van de nacht
maakt alles waar. Wij dragen slechts gedachten
mee omdat wat dichter nadert
van alles zijn kan dat geen taal behoeft.
Voorbij de avond gaan naar waar een kind
alleen in bed van droomt is voor wie vindt
dat duister goed is soms heel mooi en droef.
De nacht legt paden aan. Uren gebruiken
de tijd die nodig is om te verstrijken.
[p. 709]
Vogels
Om wat je overhoudt: een houten vogel van een
tak die losgeraakt met lamme vleugels onder
bomen ligt. Illusies van een landschap zonder
grens, of wind achter een golf die geen
begin heeft en geen eind maakt aan wat is.
Vergissen in wat is maakt dat de middag
avond draagt. Je vraagt je af wanneer je zag
dat alles zo verschuift dat mist zich over
dingen legt die eerder helder leken. Soms weken
vogels uit, en nog. Zij stijgen hoog boven
het weten en overleven wat nog is. Geloof en
waarheid kunnen dan gedachten breken.
Ik maak me los, het bos verandert weer. Er ligt
een houten vogel in het gras naast mijn gezicht.
[p. 710]
Ouders
Duinen gerangschikt. Water rondom houdt
vast wat niet verloren mag. Ik zegen alle
plaatsen waar ik was, leg woorden af naast
stenen op een graf. Sterren kruiden de nacht.
Hoe jullie liggen: ik houd niet op er aan
te denken. Er rennen jaren heen en weer
alsof de wereld zich vergist. Geen keer
een kist maar onverwachts weer voor me
staan is doodgewoon. Mijn dode ouders
zijn een huis waarin ik woon. Ik hou
me vast aan het papier, verkies de kou
van eenzaamheid, van meer dan klein
te blijven, maar zegen alle plaatsen
waar ze zijn. Totdat wat is verdwijnt.
[p. 711]
Verandering
Plotseling is iets te laat. Het langzaam doorgaan
van verdwijnen brengt twijfels over wat er nog
bestaat. Op foto’s zien we hoe dat gaat
wanneer geliefden vreemden schijnen en jonger
worden als jij verdergaat. Er staat een
vreemde vader voor de deur die wat
gebeurde nog niet weet omdat je hem te
lang vergat. Je werd een kind dat alles weet.
Je veegt de lijnen weg uit het gezicht dat
dicht naast dat van hem nog ouder wordt
en schaamt je nooit meer voor de woorden
in zijn stem en je gedicht. Ooit zat
je naast hem zoals nu. Zijn kijken heeft
wat er daarna gebeurde nooit beleefd.