Joost de Vries
‘Human blubber’
1
Meteen in het eerste deel van Solar, de nieuwste roman van Ian McEwan, zit een confrontatie die je als sleutelscene in het oeuvre van de Britse schrijver kan zien.
Hoofdpersoon is Michael Beard, Nobelprijswinnaar in de natuurkunde – een rasegoïst, vadsig, kaal, klein, habituele vreemdganger. Iemand die zijn ooit zo roemruchte intellect te grabbel heeft gegooid en nu zijn dagen vult als directeur van een instituut voor energiegebruik, waar hij weinig meer is dan een naam op het briefpapier. Hij is er trots op dat hij, ondanks zijn vele huwelijken nooit ‘Ik houd van jou’ tegen een vrouw heeft gezegd, maar nu – nu niet hij, maar zijn vrouw vreemdgaat (met de klusjesman) – voelt hij een ziekmakende jaloezie, die hem niet alleen volledig onderdanig aan zijn vrouw maakt, maar zijn hele psyche aan het wankelen brengt. McEwan laat Beard naar zichzelf kijken in de spiegel, naakt:
What engines of self-persuasion had let him think for so many years that looking like this was seductive? That foolish thatch of earlobelevel hair that buttressed his baldness, the new curtain-swag of fat that hung below his armpits, the innocent stupidity of swelling in gut and rear. Once, he had been able to improve on his mirror-self by pinning his shoulders, standing erect, tightening his abs. Now, human blubber draped his efforts.
Je zou kunnen opmerken dat een schrijver die zijn hoofdpersonage op bladzijde 6 al afkeurend naar zichzelf laat kijken nogal opzichtig te werk gaat, maar dan moet je ook toegeven dat McEwan het zeldzaam vilein, en aanstekelijk, opschrijft.
Beard vlucht. Hoewel hij als wetenschapper sinds zijn Nobelprijs al decennia er de kantjes vanaf loopt, gaat hij mee op een wetenschappelijk reisje naar de Noordpool. De kou, de afzondering, het wilde, kale landschap en
het gezelschap van behalve wetenschappers ook kunstenaars en schrijvers doet hem goed. Hij rijdt op sneeuwscooters, wandelt over de ijskappen. Als hernieuwd mens keert hij terug naar zijn huis in Engeland, precies op tijd om tegen Tom Aldous aan te lopen, de bijdehante, maar meest getalenteerde onderzoeker van het Instituut, die net uit de douche komt – als de nieuwe minnaar van zijn vrouw.
De scène die volgt is veelzeggend. Aldous voelt zich betrapt, maar hervindt zichzelf. Luister, professor Beard, we kunnen er over praten. Mag ik u Michael noemen?
Neen.
Aldous draait er niet omheen. Hij heeft met zijn vrouw gegeten en is blijven slapen. Maar laten we alsjeblieft redelijk zijn, vervolgt Aldous: ‘We both value rationality. We both made our careers out of it.’ We weten allebei dat uw huwelijk met Patrice nog slechts een formaliteit was, jullie praten niet meer met elkaar. De liefde is voorbij. Uw vrouw en ik voelen zich tot elkaar aangetrokken, alleen uw ego staat ons in de weg.
Beard voelt zich kalm worden; de logica werkt als een valium. Hij suggereert dat Aldous naar zijn baan kan fluiten, Aldous schrikt en roept dat hij te ver gaat: ‘Let’s go back to the central point. Rationality….’
Maar, zegt Beard, je weet ook dat het heel irrationeel is om met de vrouw van je baas naar bed te gaan…?
We both value rationality. Beiden schuiven een even rationeel stuk logica naar voren, en de situatie komt er alleen maar vaster door te zitten. Ratio botst net zo hard als emotie dat kan doen. Het is een vreemde scène in het werk van McEwan, omdat in de rest van zijn werk de botsing tussen ratio en emotie een van de hoofdthema’s is. In Saturday (2005) wordt het gezin van de intellectuele hersenchirurg Henry Perowne geteisterd door het brute, onredelijke optreden van de psychopaat Baxter (wiens agressie wordt weggenomen als Perownes dochter een gedicht voordraagt). In Atonement (2001) slaat de kinderlijke jaloezie van de dertienjarige Briony de liefde, en daarmee het leven, van twee verliefde studenten uit elkaar. Enduring Love (1997) draait om de obsessie die twee mannen voor elkaar opvatten nadat ze beiden getuige zijn van een fataal luchtballonongeluk, voor de ene, de religieuze Jed Parry, vindt in het gedeelde trauma een diepe emotionele band waar de ander, de nuchtere wetenschapper Joe Rose, niet van gediend is. In Black Dogs (1992) worden twee pasgetrouwden op hun huwelijksreis in naoorlogs Frankrijk aangevallen door twee kolossale zwarte honden die ooit aan de nazi’s toebehoorden; voor de vrouw, June, is het een levensver-
anderende, mystieke ervaring, voor de man, Bernard, zijn de honden slechts een ongelukkig aandenken van een bijna vervlogen politiek systeem.
Wie wint? Of liever: wie brengt zich er het beste vanaf? Natuurlijk voert McEwan zijn ratio-emotie thema niet zo competitief op, maar hij kiest onmiskenbaar partij. De jaloersen, de obsessieven, de godsdienstigen, de spirituelen kunnen niet op zijn sympathie rekenen. In vrijwel alle gevallen veroorzaken zij het kwaad, dat de rationelen vervolgens moeten verhelpen.
In Solar is het Beard versus Aldous. Ratio versus Ratio. Hoe lost de meesterschrijver McEwan deze intellectuele Gordiaanse knoop op? Niet. Een snelle narratieve greep. Aldous staat op, glijdt uit over het vloerkleedje en slaat met zijn hoofd tegen de punt van het salontafeltje.
2
Solar zal met gemak een van de meest besproken titels van dit jaar zijn. Dat kan niet missen met McEwan. Al jaren geldt hij als een van de beste Europese schrijvers; de aankondiging dat Solar zou gaan over klimaatsverandering haalde de voorpagina’s van de Engelse kranten, evenals het wat gratuite nieuws dat McEwan na de mislukte klimaattop in Kopenhagen zijn boek moest ‘herzien’ (al zou ik niet weten wat er zou zijn herzien). Bij de bespreking van Arnold Heumakers in nrc Handelsblad plaatste de redactie een kadertekst over de totstandkoming van de roman: hierin werd geciteerd uit een blog dat McEwan bijhield tijdens een soortgelijke reis als die Beard maakte, maar dan naar Spitsbergen, en uit een artikel dat hij schreef over hoe Obama’s presidentschap de klimaatpolitiek zou veranderen.
Gevolg is dat zoals Saturday werd opgepikt als ‘9/11’-roman, Solar werd aangeprezen als ‘de eerste roman over de klimaatsverandering’. Ondanks dat vrijwel alle critici schreven dat de roman niet écht over de klimaatcrisis ging, stonden ze allemaal uitgebeid stil bij de symboliek die door McEwan in Beard is gestopt, als een literaire stand-in voor de aarde. Hij kan niet stoppen met vettig vreten (overconsumptie) en met neuken (overbevolking), al lijkt hij onvruchtbaar (uitstervende soorten). Jeroen Vullings merkte in Vrij Nederland op dat Beard ‘even narcistisch als de wereld’ was. Hans Bouman schreef in de Volkskrant (vijf sterren): ‘Het is moeilijk Beard […] niet te zien als een metafoor voor een amorele, op hol geslagen consumptiemaatschappij.’ Heumakers in nrc: ‘In hem kunnen we het weinig flatteuze zelfportret herkennen van de (westerse) menseheid, verslaafd aan seks en junkfood, maar niet verstoken van intelligentie. Deze cynische
profiteur […], deze tot zakenman en bedrieger afgezakte Nobelprijswinnaar – we zijn het zelf.’
Dit om het even tot de Nederlandse ontvangst te beperken. In de uitgebreidere Angelsaksische kritiek werden nog andere metaforen en symbolen aangestipt. Bijvoorbeeld dat het slotdeel zich afspeelt in New Mexico (een onvruchtbaar maandlandschap), dat de veelbelovend maar noodlottige onderzoeker ‘Aldous’ heet (naar Aldous Huxley, auteur van A Brave New World – nou, mooi niet dus) die ook nog eens te pletter slaat nadat hij uitglijdt over een vloerkleedje gemaakt van de vacht van een ijsbeer – het zielige symbool uit Al Gore’s An Inconventient Truth.
3
In zekere zin gaat Solar na het ongeluk verder zoals je van McEwan kan verwachten; Beard schuift de dood van Aldous in de schoenen van de agressieve klusjesman waarmee zijn vrouw hem eerder al bedroog, die er prompt veroordeeld voor wordt. Beard steelt Aldous’ onderzoeksresultaten en blaast zo zijn eigen carrière nieuw leven in. Zoiets is te verwachten omdat álle McEwan-personages worden gedreven door een trauma, dat ze heimelijk verwerken. Zijn personages koesteren geheimen, zoals Briony in Atonement, die opmerkt dat ze het idee heeft geen interessant leven te kunnen hebben, zolang ze geen geheimen heeft. Explicieter nog is Bob Glass, een Amerikaanse spion in The Innocent (1990), over de totstandkoming van het individu (Glass die een wereldbeeld ontvouwt, dat volgens de Britse criticus James Wood ‘een mix is van Rousseau, evolutionaire biologie en ruig individualisme’):
Back then, we all used to hang out together all day long doing the same thing. We lived in packs. So there was no need for language. If there was a leopard coming, there was no point in saying, Hey man, what’s coming down the track? A leopard! Everyone could see it, everyone was jumping up and down and screaming, trying to scare it off. But what happens when someone goes off on his own for a moment’s privacy? When he sees a leopard coming, he knows something the others don’t, and he knows they don’t know it. He has something they don’t, he has a secret, and this is the beginning of his individuality, of his consciousness. If he wants to share his secret and run down the track to warn the other guys, then he’s going to invent language. From there grows the possibility of culture.
Het merkwaardige van Solar is dat McEwan niet bijzonder geïnteresseerd in Beards geheim lijkt. Met vlagen schrijft McEwan geweldig over Beards psyche – meest memorabel is de verhandeling over hoe hij als jonge student ontdekt dat hij slim is; als bèta-studentje spijkert hij zich binnen een week tot zijn eigen verbazing volledig bij in het werk van John Milton, om zo indruk te maken op poëtisch angehauchte meisjes, iets dat vice versa volstrekt onmogelijk is. Verder is Beards aanwezigheid in de roman, zoals Marja Pruis dat opmerkte in De Groene Amsterdammer, ‘het ideale vehikel om allerlei tijdsverschijnselen – drammerige wetenschapsters die weigeren te erkennen dat vrouwelijke en mannelijke hersens verschillend zijn toegerust, hitsige media die elkaar nalullen, zijige kunstenaars die de wereld willen verbeteren, handige klimaatmaffiosi die marchanderen met gegevens – lekker politiek incorrect af te handelen.’
Het woord ‘vehikel’ is hier goed gekozen. De weggemoffelde dood van Aldous hangt als een zwaard van Damocles boven Beard, maar wat maakt dat uit? McEwan schrijft lollig over de verschrikkelijke wetenschapper, maar ook weer zo ironisch afstandelijk dat het je als lezer allemaal niet zoveel uitmaakt. Je weet dat dat zwaard gaat vallen, vroeger of later, dus waar zou je je druk om maken?
Als je niet oppast kom je terecht in de clichématige beeldspraak en stel je dat Solar, de komische scènes daargelaten, een roman is die geschreven is met het hoofd niet met het hart. McEwans voorkeur voor ratio boven emotie was al duidelijk, nu blijkt dat ratio alleen geen stand houdt. Er moet iets tegenover staan, dan maar iets labiels, religieus, of anderszins mystieks. Alsof McEwan hetzelfde probleem heeft als Beard; met hersenen alleen red je het niet.