[p. 689]
Josefien H.M. Rooymans
Vijf gedichten
X
Bij een val
Of een sprong…
Wie zal het zeggen
En komt het er op aan?
In elk geval
Was het gevolg:
Bewegingen verlamd
En de ogen dood.
Zijn wereld is
Gedragen worden.
Transport
Binnen nauwe grenzen:
Muren van één kamer
Eén huis.
Nat groen gras
En water van een spuitend fontein
In zijn wereld brengen.
Of nu vandaag bijvoorbeeld
De draaiorgelmuziek
Van ‘s Zaterdagsmiddags
In de winkelstraat.
[p. 690]
Week-end verslag
En lachend gezegd:
‘We hebben de dagen gevuld
Met vrijheid en vreugde’.
Verzwijgen
Dat ik alleen reed
Door het Brabantse land.
Naar wie, de weifeling,
Naar niemand.
Rijden.
Vond het landschap
Treuriger dan ooit
Veranderd.
[p. 691]
Voor F.J.A. Huygen
En hij boetseerde en noemde zijn beeld Berouw,
Een vrouw, met wanhoop in haar liggen,
Geslagen, ineengekrompen, hoofd gebogen.
Even een arm geheven voor haar ogen.
Van woede niet
Van schaamte niet.
Aanvaarde schuld, aanvaard verdriet
Om wat niet goed was
Nooit meer te herroepen.
[p. 692]
Voor J.R.
Hij etste een rivier en bomen,
Een man alleen op een brug.
En men weet niet of hij stroomopwaarts ziet
En men weet niet of hij stroomafwaarts ziet
En op de brug kan hij keren.
Boomgroep met boomgroep verbindt de brug;
Rechts wijken de takken, waaieren wijd,
Links lager kreupelhout waar men kan schuilen
In weg kan kruipen, stil kan huilen.
Etste hij naar natuur, reëel gegeven,
Een foto of een oude ansichtkaart,
Of etsende
Eigen leven geschreven?
[p. 693]
Klaproos en korenbloem
Kent ieder kind,
En het paardebloempluis
Dat verstuift op de wind
En verstuift op de adem
Het blazen.
Het liefst in éénmaal:
‘Doe een wens’
Van dit: Kind-Bloem en Spel
Verre vraag: ‘Trouw ik niet, trouw ik wel’
Of de inzet voor later:
‘Recht naar de hemel, recht naar de hel’