[p. 323]
Judith Herzberg
Het wachten op de halte
Het zien van een taxi.
Het denken: nog niet. Ik sta hier nog maar net.
Het zien dat er nog iemand bij komt staan.
Het opnemen van hem/haar.
Het net doen of ik hem/haar niet bekijk.
Het niet net doen of ik hem/haar niet zie.
Het langs hem/haar in de verte kijken of bus
er aan komt, zogenaamd.
Het echt in de verte kijken.
Het denken: is dat de bus?
Het blijven kijken tot hij dichterbij is.
Het zien dat het geen bus is, maar een hoge vrachtauto.
Het denken: toch maar een taxi?
Het denken: dan had ik beter die eerste taxi kunnen nemen. Nu
heb ik voor niets gewacht, als ik alsnog een taxi neem.
Het zien dat er nog twee mensen op de halte bij komen.
Het zien dat deze twee nog niet ongeduldig zijn.
Het denken: die denken hij komt zo.
Het raden wat deze twee samen doen.
Het hen onopvallend opnemen.
Het zich verbazen over de eerste wachtende, die de nieuwe twee
helemaal niet bekijkt. Niet nieuwsgierig is. Alleen wacht.
Het denken: als we nu eens met zijn vieren een taxi nemen.
Het zich afvragen waar de anderen heen moeten.
Het het koud krijgen.
Het veel bussen in omgekeerde richting langs zien komen.
Het denken: waar blijven die allemaal, ooit komen ze toch
weer deze kant op.
[p. 324]
Het zich een eindpunt voorstellen, het keren.
Het denken: als ik nu een taxi neem is dat duur
en die tijd ben ik nu toch al kwijt.
Het zich herinneren van dezelfde gedachte van gisteren.
Het zich herinneren van het zich herinneren van gisteren
van dezelfde gedachte.
Het besluiten: ik neem nu gewoon een taxi.
Het wachten op een taxi.
Het zien voorbijrijden van veel volle taxi’s.
Het denken: morgen neem ik meteen de eerste lege taxi.
Het zich herinneren van dezelfde gedachte van gisteren.
Het denken dat het nu toch niet lang meer duren kan
tot bus komt.
Het zich voorstellen van een enorme opstopping in de verte.
Het overwegen te gaan lopen.
Het zich voorstellen dat de bus dan net voorbij rijdt
vóór ik lopend bij de volgende halte ben.
Het denken dat lopen warm maakt.
Het zich verbieden om te kijken of bus er aan komt.
Het auto’s tellen.
Het zich verbieden te kijken of bus er aan komt tot
er minstens honderd auto’s voorbij gereden zijn.
Het zien van veel lege taxi’s tussen de auto’s.
Het denken dat het nu eerst recht onzin wordt om een taxi te nemen.
Het denken dat het nu toch echt tijd wordt om een taxi te nemen.
Het overwegen dit eens op te schrijven.
Het zich afvragen of andere mensen ook zo denken.
Het zich afvragen wat het objectief juiste moment is
om een taxi te nemen: meteen, na een tijdje wachten
of na lange tijd wachten.
Het zich herinneren van ouders die nooit een taxi namen.
Het zich proberen te herinneren van speciale gelegenheden
waarbij ouders wel een taxi namen.
Het merken hoe vol het op de halte is geworden.
Het denken: op een volle halte – wachten, op een lege halte – taxi
nemen.
Het zich realiseren hoe veel het zou kosten
om elke dag een taxi te nemen.
[p. 325]
Het uitrekenen dat dit minder duur zou zijn
dan een auto bezitten.
Het zich voorstellen hoe het zou zijn om op een verlaten
autostrada.
in gierende wind en striemende regen een lekke band te hebben.
Het beseffen dat de auto’s voorbij rijden zonder geteld te worden.
Het beseffen dat de gedachten bij dertig of bij veertig al zijn
afgedwaald.
Het schatten dat het er nu misschien al tweehonderd zijn.
Het zien op het horloge dat er nog maar zes minuten voorbij zijn.
Het dankbaar zijn dat het niet regent.
Het in gedachten drinken van een kop thee.
Het zich afvragen of er nog ergens koek in huis is.
Het zich met schrik bewust worden dat de sleutel –
Het merken dat hij in de andere zak zit.
Het zich voorstellen tot waar lopend in zes minuten –
Het vinden dat het stinkt.
Het denken aan de vele moorden op taxichauffeurs.
Het zich voorstellen van een met bloed besmeurde lege taxi.
Het zich afvragen of andere mensen ook zo vaak over moord
denken.
Het zich afvragen of moordenaars vaak over moord denken.
Het denken van niet.
Het niet weten waarom niet.
Het zich afvragen of andere mensen zich ook zo vaak afvragen
wat andere mensen zich afvragen.
Het zich afvragen of andere mensen zich wel eens afvragen
wat ik me afvraag.
Het niet gemerkt hebben dat de bus er is.