Karel van het Reve
Dankwoord bij de uitreiking van de Nijhoffprijs, 8 december 1978
Gaarne maak ik van de mij geboden gelegenheid gebruik om mijn dank uit te spreken aan de Stichting die mij deze prijs heeft toegekend en aan de jury die mij voor deze prijs heeft voorgedragen.
Wat het vertalen van Russische auteurs betreft is mijn pad niet over rozen gegaan. Het eerste Russische boek dat ik vertaalde was Kara-boegaz van Paustovski. Ik vertaalde het uit het Duits. In 1935 was het vertalen van Russische boeken uit een andere taal dan die waarin zij geschreven waren niet ongebruikelijk. Trouwens, die gewoonte komt er weer in: Johan Polak laat de Russische boeken van Nabokov uit het Engels vertalen. Toch is er verschil tussen toen en nu: de vertalers van Johan Polak kennen Engels, terwijl ik in 1935 geen Duits kende. Ook is, naar ik ernstig wil hopen, de betaling tegenwoordig beter: ik kreeg voor het hele boek dertig gulden, die bovendien geheel in de huishoudkas van mijn moeder verdwenen.
Dat was mijn debuut. Een kleine tien jaar later, tijdens de oorlog, vertaalde ik Poesjkin. Ook hier zat het mij niet mee. Ik nam een van Poesjkins kleine tragedies, De stenen gast, en ik bracht mijn vertaling vol trots aan mijn leermeester, Bruno Becker. Hij wees mij in een vriendelijk briefje op een aantal fouten die ik gemaakt had en maakte mij er koeltjes op attent dat aan een vertaling van Poesjkins kleine tragedies al geruime tijd gewerkt werd door Aleida G. Schot. Mijn situatie was een beetje te vergelijken met die van Heinrich Heine die bij Goethe op bezoek gaat en als de meester hem vraagt waar hij aan bezig is antwoordt: ‘An einem Faust, Excellenz!’
Ik liet mij echter niet afschrikken en vertaalde Poesjkins tragedie in verzen Boris Godoenov. Toen ik hem klaar had begreep ik dat ik er niet mee naar
Becker of Aleida Schot moest gaan. Ik zocht het hoger op. Ik besloot mijn werk voor te leggen aan de man, die ik voor de beste Nederlandse dichter en vertaler hield, aan Nijhoff. Ik stuurde hem mijn Godoenov toe met een eerbiedig briefje, maar weer liep het mij tegen. Nijhoff heeft nooit iets van zich laten horen.
Weer een kleine tien jaar later werd de Nijhoff-prijs ingesteld. Maar ook dat bracht mijn geen soelaas, want wie kreeg die prijs? Aleida G. Schot. Dit ondanks het feit dat naar mijn mening mijn vertalingen aanzienlijk beter waren dan die van Aleida.
Bij dit alles legde ik mij neer. Ik protesteerde niet. Ik begon zelfs te denken, na al die negatieve reacties van Becker, van Aleida Schot, van Nijhoff, van de Nijhoff-jury, dat mijn gunstig oordeel over mijn eigen vertalingen misschien een beetje subjectief gekleurd was. Ook vond ik, dat als je zelf ook maar in de verste verte tot de gegadigden behoort, dat je je dan volstrekt moet onthouden van enige kritiek op hen, die zo’n prijs te vergeven hebben. Dat is ook de reden dat ik mij zonder protest heb neergelegd bij het besluit van de Stichting om mij die prijs nu wél toe te kennen.
De vertalingen, waarvoor mij deze prijs is toegekend, durf ik zelf niet goed meer te lezen. Ik voel me als iemand die in zijn jeugd allerlei dingen heeft uitgehaald en langzamerhand geleerd heeft zich over die dingen te schamen, en die nu opeens juist voor die jeugdzonden geprezen wordt. Ik probeer mezelf daarom wijs te maken dat ik deze prijs gekregen heb niet zozeer vanwege mijn vertalingen – al beweert de jury van wel – maar vanwege mijn mening over het vertalen. Die mening is heel eenvoudig en kan in zes woorden worden weergegeven, maar toch geloof ik dat ik in die mening bijna geheel alleen sta. Ik ben tot die mening gekomen niet door lang nadenken en zeker niet door het kennis nemen van literatuur over het vertalen, maar die mening heeft zich bij mij gevormd in één enkele seconde.
Op het Vossiusgymnasium heb ik zes jaar lang Nederlands gehad van D.A.M. Binnendijk, en op een keer, ik weet niet meer in welke klas, had Binnendijk het over Boutens, en meer in het bizonder over de vertaler Boutens. Ik weet niet of er in de jaren dertig al boeken over vertaaltheorie bestonden, maar er zal toen, denk ik, wel ongeveer dezelfde soort onzin
over het vertalen beweerd zijn als nu. Boutens nu schijnt daar een beetje door te zijn geërgerd. In ieder geval moet hij de woorden gesproken of geschreven hebben: je moet vertalen wat er staat. Ik kan mij nog herinneren dat Binnendijk bij het citeren van die uitspraak van Boutens een zeer hooghartig en streng gezicht trok, en terwijl hij die woorden uitsprak werd ik voor de rest van mijn leven een fanatiek aanhanger en verdediger van de mening dat het de taak van de vertaler is om te vertalen wat er staat. Dus niet vertalen wat je denkt dat er zou moeten staan, niet vertalen wat je zelf op die plaats geschreven zou hebben, nee, alleen maar vertalen wat er staat, niets meer, niets minder.
Helaas komt het niet zo vaak voor, dat een vertaler vertaalt wat er staat. Vaak vertaalt hij iets anders. Dat komt omdat de vertaler vaak bang is. Hij is bang voor twee dingen. Hij is bang dat zijn vertaling te simpel, te onliterair, te gewoon uitvalt, en hij is bang dat zijn vertaling te gek, te raar, te zonderling zal lijken. Ik geef u van beide angsten een voorbeeld:
Er staat bij Isaak Babel Я хочу работатб. Veel Nederlandse televisiekijkers weten dat je dat prachtig in het Nederlands kunt vertalen met ‘Ik wil werken’. Maar juist die mogelijkheid veroorzaakt een panische angst bij de vertaler. Zo eenvoudig, denkt hij, kan het onmogelijk zijn. ‘Ik wil werken’ is een heel ordinaire zin, zoals iedereen gebruikt, en Babel is een schrijverd, een literator, dus iemand met een ‘literair’ taalgebruik. Wat doet de vertaler dus? Hij laat de mogelijkheid om te zetten ‘Ik wil werken’ – een mogelijkheid die zich naar we mogen aannemen toch wel eventjes aan hem heeft aangeboden – als een hete aardappel vallen en schrijft: ‘Ik heb zin om wat te gaan werken’ – wat Babel als hij gewild had best in het Russisch had kunnen schrijven, maar wat hij niet geschreven heeft.
Dat was de angst voor het te simpele. Nu de angst voor het te bizarre.
Elsschot schrijft: een hels gestamp en geratel. In het Engels zou dat iets zijn van ‘a hellish stamping and rattling’. Maar daar schrikt de vertaler van. Gestamp te vertalen met ‘stamping’ – dat is wel erg faciel! Hij maakt er dus ‘banging’ van, wat iets anders betekent dan gestamp. Dat was eigenlijk nog de angst voor het gewone. Maar nu de angst voor het bizarre: die angst verhindert de vertaler om ‘hels’ met ‘hellish’ te vertalen. Je kunt in het Engels, net als in het Nederlands, en net als trouwens in het Russisch, wel spreken van een
‘hels lawaai’ – a hellish noise -, maar wie heeft er ooit van een ‘hels’ gestamp en geratel gehoord? Dat is te gek. Dus wat doet de vertaler? Hij maakt van een hels gestamp en geratel ‘a lot of banging and clanging’. Dat staat niet in het origineel. Zo’n slappe zin zou Elsschot nooit van zijn leven hebben kunnen schrijven.
U denkt misschien dat het allemaal zo’n vaart niet loopt en dat u aan het luisteren bent naar een boutade, een caricatuur, een persiflage. Was het maar waar. Het aantal keren dat vertalers, door niets anders gedreven dan door dit soort angsten, iets anders vertalen dan er in het origineel staat, is legio. Ik geef u als voorbeeld een van de beroemdste zinnen uit de Nederlandse literatuur, de zin ik word op ‘t ogenblik vanuit Gent verneukt door een kerel, die Korthals heet en die het lijk van mijn schoonzuster in zijn bezit heeft. Van deze schitterende zin is in 1965 een Engelse vertaling verschenen en in 1972 een Russische vertaling. Die twee vertalingen wijken op drie verschillende plaatsen op precies dezelfde manier af van het origineel. Het verschil tussen de twee vertalingen zit alleen hierin, dat de Engelse vertaler niet geweten heeft wat verneukt betekent, terwijl de Russische vertaler dat wel weet. De Engelse vertaler vertaalt verneukt met ‘buggered about’, wat niet ‘bedotten, bedriegen’ betekent, maar ‘plagen, lastig vallen, treiteren’. Maar verder zijn die twee vertalingen ongeveer aan elkaar gelijk, en in beide vertalingen heeft de zo juist beschreven angst voor het gewone en de angst voor het bizarre ware verwoestingen aangericht.
Ik begin met de angst voor het te gewone. Die heeft toegeslagen aan het eind van de zin, bij het vertalen van die het lijk van mijn schoonzuster in zijn bezit heeft. Dat lijk en die schoonzuster hebben de vertalers met rust gelaten, maar de woorden in zijn bezit heeft zijn hun te machtig geweest. Zowel in het Russisch als in het Engels laat zich dat gemakkelijk zeggen: ‘has in his possession’ of iets dergelijks, of ‘имээт в своэм распояжэнии’. Maar dat vonden de vertalers kennelijk te gewoon, te vlak. Hoe kan een schrijver die daarnet nog verneukt gezegd heeft vlak daarop in zijn bezit heeft zeggen? Dat gaat niet. En dus veranderen beide vertalers, geheel onafhankelijk van elkaar maar door dezelfde motieven gedreven, in zijn bezit heeft in ‘ingepikt heeft, te pakken heeft’. Terwijl het geweldige van die zin van Elsschot nu juist zit in wat literatuurwetenschappers denk ik de ‘spanning’ zouden noe-
men tussen het gemeenzame verneukt en het neutrale, deftige, juridische in zijn bezit heeft.
Laat ons nu eens zien wat beide vertalers gedaan hebben onder invloed van die andere angst, de angst om te bizar te zijn. U begrijpt het misschien al: ze hebben vanuit Gent niet met rust kunnen laten. Terwijl dat ene woordje vanuit nu juist maakt dat deze zin zo vaak geciteerd wordt. Boorman wordt niet in Antwerpen, waar hij zich bevindt, verneukt, en ook niet in Gent, waar Korthals zit, maar hij wordt, in Antwerpen zijnde, vanuit Gent verneukt door Korthals. En dat had best in het Engels en in het Russisch weergegeven kunnen worden. Maar dat hebben die twee vertalers niet gedaan. Ze hebben allebei vertaald ‘in Gent’, wat er niet staat. Als Elsschot ‘in Gent’ had willen schrijven, dan had hij dat kunnen doen. Hij verkoos te schrijven ‘vanuit Gent’. Als vertalers dat niet begrijpen is dat hun zaak. ‘Your’s not to reason why!’ zou ik hun willen toeroepen. Elsschot heeft geschreven vanuit Gent en dat moeten jullie vertalen. Als jullie zelf zo graag ‘in Gent’ willen schrijven, dan moet je dat vooral doen, maar dan in je eigen tekst, en niet in die van Elsschot. Waarachtig, als een student op ons vertaalcollege in Leiden het in zijn hoofd zou halen om vanuit Gent met ‘in Gent’ te vertalen, dan zou ik hem onmiddellijk het lokaal uitsturen. En dan mag hij nog blij zijn dat ik hem niet tot op het Rapenburg scheldend en tierend achternaloop.
Nog zijn we niet aan het eind van de verminkingen, die de Engelse en de Russische vertaler aan die ene zin van Elsschot hebben toegebracht. Ik weet niet of ze hier bang zijn geweest voor het bizarre of bang voor het eenvoudige, maar in broederlijke eendracht hebben ze allebei de woorden op ‘t ogenblik onvertaald gelaten. Terwijl die drie woordjes juist zoveel kraak en smaak aan die zin geven. Beide vertalers hebben vermoed ik gedacht dat ‘verneuken’ iets is dat niet op een bepaald ogenblik gebeurt, maar in een lange spanne tijds. Dat is natuurlijk heel dom van ze, want dit gebruik van at the moment, van op het ogenblik, van в эту минуту is in alle drie talen heel gewoon. ‘Op het ogenblik ben ik voor periartritis in behandeling bij dokter De Haas’ zeggen wij, of ‘wij worden op het ogenblik vanuit de Heilige Land-Stichting geregeerd door een kerel, die Van Agt heet en die over een meerderheid in de Kamer beschikt’. Die woordjes ‘op het ogenblik’ heb-
ben nauwelijks betekenis. Ze dienen alleen ter algemene aanscherping van de zin, zoals we dat ook wel met plaatsbepalingen doen: ‘wij zijn hier bijeen om de uitreiking van de Nijhoff-prijs te vieren’ zeggen we, hoewel het volstrekt onnodig is elkaar te wijzen op het feit dat we hier zijn en niet elders. Nu kan het best wezen dat die twee vertalers dat allemaal niet wisten of er zo gauw niet aan hebben gedacht, maar het onvergeeflijke in hun optreden is dat zij een zinsnede die Elsschot daar heeft neergezet en die heel gemakkelijk in het Russisch en in het Engels kon worden vertaald zonder toestemming van de auteur hebben weggelaten. Als ik daaraan denk word ik zo verschrikkelijk kwaad dat het voor alle betrokkenen beter is als ik verder mijn mond houd.