[p. 256]
Kees Snoek
Gedichten
Zaterdagnacht in Garut
neonbuizen aan de bomen
verlichten de zerken
van wie even zich laafden
aan hun aardse zweet
zwak glimt een peertje
voor het huis van hun kroost
waar de zegen van Allah
dag aan dag wordt afgesmeekt
rode canna’s flakkeren
als hanelellen op een windvlaag –
in paniek rennen kippen
weg voor het pluimpje
dat hun om de veren suist
zo gedempt als zijn roep
dribbelt soms een venter langs
genietend trekt Pak aan zijn krètèk –
zoon knettert op zijn vespa weg
[p. 257]
tot in de kleine uurtjes
dreint en tinkelt nog een hoorspel
dan gaat de regen ruisen
die insluipers begunstigt –
kikkers kwaken in de slokans
in de goten orgelt water
neon in de bomen
neon in de straten –
zielloze krijtlijnen
die schielijk verdwijnen
als de zon inhakt op de mist
en de pomp naar leven knarst
krètèk: Indonesische kruidnagelsigaret
slokan: open riool
[p. 258]
Brief uit Jakarta
tussen omhelzingen en verzen
werk en zweet ik
in bedompte ruimtes
smoorheet van denken
zoals met de zon in het zenith
een hagedis kwijnt
ik haast me naar huis
in stof & hitte
ik haast me naar huis
in struiken van zwaveldamp
– ik klungel met sleutels bij het hek
de kat strijkt langs mijn benen
de bedienden slapen –
met koele lakens
heet mijn bed mij welkom
ik rook een cheroot
tot in de schemer
dichtbij in de tuin
glanst mijn witte hibiscus
en stilte sijpelt
naar binnen
niet meer verpletterd onder gedril en geslijp:
geluiden van opbouw
[p. 259]
witte hibiscus van liefde
die stil mij omwikkelt
met plezierige herinnering
aan sleeën en hoela-hoep
als een auto in de sneeuw
blijft de tijd steken
stel je mij voor met mijn schaatsen
op een tropiese ijsbaan
maar ik geniet enkel van
het geklingel van ijs
in mijn drinkkroes
en het blauwige wit
van chinees porcelein
daar is mijn geliefde bij het hek
met haar grote bruine ogen
haar al te wijde blouse
haar schuchtere lach
haar menigvuldige kussen die de avond
rekken tot in de windkoele
nacht
mei 1986