Tirade
Klavers in het kaartspel
door Louis Paul Boon
Joker
Verlangend u te leren kennen staar ik u aan…
Gij zijt een vreemd man die zich gelijk alle anderen niet thuisvoelt tussen de anderen, alhoewel ge misschien reeds een onderscheiding of een ereteken draagt – en als dit nog niet is gebeurd zal het niet lang meer op zich laten wachten – misschien zijt ge ook een idealist of een dwaas (zou het een het ander uitsluiten? integendeel) en in uw hand omknelt ge daar iets – een stok. Het betekent dat ge op reis zijt, op reis in dit leven, van uw bed naar uw werk – en welk een werk dan nog! een dat, ochkom, zin en nut heeft zoals niets en alles zin en nut heeft, en waar binnen vijftig jaar alweer gras over groeit… Een reis eigenlijk van, weluitgerekend, 1 meter 65 boven de grond naar 1 meter 50 onder de grond. Daarom dient uw stok (misschien is het vandaag nog een mispelaren maar morgen reeds een met zilveren kruk, voor mijn part ook een gouden) om op te steunen al voortstappend van uw geboorte naar uw dood. In het bed hebt ge uw stok van vlees en in de oorlog een stok van staal. Leven en dood, geboorte en sterven liggen zo nauw aan een stok naast elkaar, en sterven is alleen maar ophouden van leven. En met de andere hand? daarmee torst ge een zak die u op de schouders ligt. Een stok en een zak, hoe symbolisch! Hoe steunt ge u en hoe gaat ge tevens gebukt, onder de symbolen van wat ge zo schaamtevol schaamdelen noemt. Zijt ge een dwaas, naar wiens hoofd men de grootste scheldnaam voor een dwaas kan werpen: klootzak? dan is de zak op uw schouder uw levenslast. Gij stapt maar door alsof ge het leven zelf ergens zoudt kunnen ontmoeten en leren kennen – ik wil het
leven leren kennen, zegt Hansje tot zijn vader Hannes – en ge sleurt het overal ongeweten met u mee gelijk een last. Zijt ge ziende blind? Uw ogen, die zoals men zegt de spiegels der ziel zijn, staren scheel van honger alle dingen aan die begeerd worden door de mensen, uw soortgenoten, uw broeders – de anderen, waarmee gij gemeenzaam niets gemeen meent te hebben: de allereerste aan de eindmeet te komen, de dapperste in de oorlog te zijn geweest, een nieuw land te hebben ontdekt en ontgonnen, veel goud te hebben gevonden en bij uw vrouw kinderen te hebben gewonnen (kom zeg, een zoutsmaak heeft de pis der vrouw, gelijk ook het water van de zee een zoutsmaak heeft) een en ander op tabellen te hebben uitgerekend, te hebben ontdekt dat de aarde een kloot is van God – het eerst de geluidsmuur te hebben doorbroken en het langst zonder kaalkop te zijn geweest. Maar soms tast ge met de hand, uw zoekende vingeren naar ergens een plek in uw lenden, uw dwaze hart of uw tuchtloze buik, al voortstappend de afgemeten weg van uw wieg naar het graf – en ge weet het niet, het is een hond die achter u aansluipt, een magere hongerige hond die aan u vasthangt met knagende tanden. Het is uw eigen dood – die hond van een dood, die u al te dicht op de hielen sluipt en hongerig loopt naar uw vlees: nu voelt ge zijn beet in uw nieren en dan weer in uw lever of uw aars. Het zijn uw eigen dwaasheden die ge hebt begaan en die u stilaan kapot knagen – de spijt die dag niet de eerste te zijn geweest, de beste, de dapperste, de meestgeliefde – of de wrok diezelfde dag wel de eerste te zijn geweest, de beste, de dapperste… maar ook de meestgehate. Uw hond groeit naarmate gij langs uw weg wegsterft. Soms zijt ge u bewust daarvan, en zegt ge: het is een les. Maar verzamelt men wijze lessen gelijk postzegels? En tot wat nut? Want alleen aan het einde van uw leven zijt ge volleerd – de wijze staat met een voet in het graf, en over zijn kennis begint gras te groeien.
– Gaat ge heen? vraag ik u.
En ge staart mij niet begrijpend aan.
– Waarom zou ik blijven? vraagt ge.
Ge gaat voorbij, en ik merk dat ge aan uw achterhoofd nog een tweede gelaat draagt. Ge wilt mij met dat andere gelaat nog iets mededelen, maar blijkbaar krijgt ge geen ge-
luid uit die mond – blijkbaar is het slechts een masker, een bordpapieren gelaat dat aan uw achterhoofd is vastgemaakt. En daar staat die mond wijdopen gesperd, roepend, maar zonder geluid.
Het is slechts de letter O, het sijfer zero.
– Dwaas, denk ik… joker!
Klaveraas
Aan alles is een begin, en aan het begin van alles is Klaveraas, die stok waaraan drie blaadjes ontspringen. Want klaveraas betekent een nieuwe lente en een nieuw geluid: de klavers zijn alles wat jong en onervaren is, wat groeit en bloeit en op het veld gebeurt.
En van de velden gesproken, zij betekenen ook dat u op de buiten gaat verblijven – misschien wel als meneer Krawat op een kasteel, misschien ook maar gewoon met uw verlof in een tent, die u kromme rug bezorgt.
Voor eeuwen van jaren zag het teken der klavers er een weinig anders uit, het was toen een stok met drie groene blaadjes. En nu nog zeggen de kaartleggers niet de klavers, maar de stokken. En takken worden bomen waaruit men stokken snijdt waarmee men honden slaat.
In perspektief bezien betekenen de klavers ook het ontstaan van de aarde en de mens en de reis die zij samen door tijd en eeuwigheid in het heelal aan het maken zijn. En in het begin was de mens nog een aap van een mens, in zijn grot het vuur ontdekkend, en in de hand een stok houdend waarmee hij zich een weg baande door de diepe wouden, en zich een toekomst sloeg op de kap – of moeten wij zeggen de kop? – der andere dieren.
De kaarten, dat speelboek, zijn de Aarde, die speelbal.
Reeds lang wist een beroemd man, men is zijn naam vergeten, dat alles bestaat uit vier elementen: de klavers zijn de aarde, de harten het water, de ruiten de lucht en de schoppen het vuur.
Uit vier seizoenen bestaat het jaar, en de klavers zijn de lente waarin alles wild ontbot en geurt en bloeit. Uit vier tijdperken bestaat het leven van een mens, en de klavers zijn de jeugd waarin men wreed en vrolijk is en vele kromme bokkesprongen maakt. En in vier hoofdstukken zou men de
wereldgeschiedenis kunnen indelen: de knots, de sabel, het buskruit en de atoombom.
Het klopt alles als een bus, als een bus zou kunnen kloppen.
En wat ik bijna vergat, als u de kaarten legt en klaveraas te voorschijn ziet komen, zeg dan gerust: in deze lente staat u een reis te wachten. Maar let op, ligt de kaart met de bovenste klaver onderaan, besef dan dat in deze wereld zoveel onderste boven ligt gegooid, en orakel: maar deze reis zal u teleurstelling bezorgen.
Bent u gewiekster, dan mag u ook zeggen: onlangs kwam u met hangend hoofd van een reis terug, en waart u als de dichter die zei: van alle reis terug, nog vóór de reis begon.
Klavertwee
Kaartleggers stelt men zich voor als ouwe tovenaars, gebogen over een of ander geheimzinnig brobbelend brouwsel. En ook ik bereid nu wel iets voor, maar het zal gewoon een kom kermisvlaai voor zondag worden. En meteen schrijf ik u over klavertwee, die de kaartleggers de twee stokken noemen.
Laat een halve kilo mastellen of harde broodjes weken en voeg daar stroop aan toe… Nee, dat heeft nog niets met de kaarten te maken, maar met de kermisvlaai. Wat klavertwee betreft, daarbij moet u allereerst de symboliek van het cijfer twee in het oog houden: één is altijd mannelijk en twee is altijd vrouwelijk.
Eén is de tovenaar met zijn toverstok, en twee is de hoed waaruit hij iets te voorschijn haalt, een levend wit konijn.
Zo zitten we reeds klof in de kabbala, maar worstel ik nog steeds met mijn in stroop geweekte broodjes, die ik nu met een stampstok door een zeef moet krijgen. Hebt ook gij iets tegen die moderne dingen die men een passe-vite noemt?
Een stampstok was reeds eeuwen geleden het ideaal. En over de stok gesproken, kaartleggers weten dat hij het begin van een reis betekent, of van een onderneming. En de twee stokken zijn dan de eerste moeilijkheden op de reis. Ligt de kaart averecht, dan is het een afscheid in plaats van een vertrek, en dit betekent verdriet.
Ja, tussen op reis gaan en afscheid nemen, ligt jammer
genoeg een verschil… Maar neem me niet kwalijk, ik heb eerst nog drie eieren te kloppen en aan mijn mengsel toe te voegen. Het wordt nu ingewikkeld, want er moet ook nog room en suiker bij, plus een snuifje foelie en een stokje kaneel. Zo maakten de boeren in Breughels tijd reeds kermisvlaai.
En zoals de kaartleggers dus zeggen… Wie op reis gaat of een onderneming begint, wie geboren wordt of gewoon vlaai wil bakken, staat voor verrassingen. Nooit verloopt iets zoals men gehoopt had, en hoevelen die op reis gaan stappen niet in de verkeerde trein?
En aan de andere kant, elke verandering brengt verdrietigheid mee. Men heeft het oude hek aan de oude stijl liefgekregen – soms bij nacht hoort men in de wind het klapperen ervan, en denkt men ‘het is dat oude hek’ en slaapt men weer gerust in.
Nu nog even die vlaai in de oven, ik vergeet opnieuw hoelang. Toen ik nog kind was gebruikte moeder een breipen: ze stak die in de gebakken vlaai, en als daar geen deeg meer aan vastkleefde was alles dik in orde.
Voor de rest weet ik over klavertwee nog weinig te zeggen. Wat ge moet kunnen, dat is de kaarten in hun verband leren zien: als toevallig klavertwee na klaveraas zou komen, moet ge met diepe frons in uw voorhoofd zeggen: een reis staat u te wachten, maar zij zal u verwikkelingen, verdriet of ontgoocheling brengen.
Klaverdrie
Verontschuldig me, dat ik het over klavertwee had, maar met mijn gedachten te veel bij het bereiden van kermisvlaai was. Alhoewel de moeilijkheden met die vlaai in zekere zin de symboliek van klavertwee wisten weer te geven. Want wat is deze kaart anders dan moeilijkheden, verwikkelingen, last en zorgen, terwijl men op reis is van hier naar ginder – van de wieg naar het graf?
De aas is het begin van de reis, het inpakken van de koffers en het afscheid nemen. En de twee zijn de eerste moeilijkheden op de reis, de verkeerde trein waarin ge hebt plaatsgenomen of het spoorkaartje dat ergens zoek is geraakt.
En de drie? De kaartleggers weten dat het een ‘verande-
ring’ betekent – maar is het Die verandering waar elk van ons zijn leven lang naar verlangt?
Als ge de symboliek van cijfers en getallen een beetje kent, dan weet ge dat drie iets is dat zich stabiliseert. Ten andere, de drie is een driehoek, en een driehoek is een opgestapelde blokkendoos, een pyramide en een toren.
De twee was de weegschaal, die door veel geven en weinig ontvangen in evenwicht werd gebracht. De harmonie, en veel meer nog de gewapende vrede en de koude oorlog, die tussen u en uw vrouw, tussen u en uw omgeving heerst.
De drie is het opduiken van weer een nieuw element, dat u weliswaar door elkaar kan klutsen, doch u ook – ge kunt nooit weten hoe een boer in de hemel komt – voldoening zal schenken.
En van de boer in de hemel gesproken… de drie is een driehoek en een toren, maar wijst hij met de punt naar boven of naar onder? Dat is de kwestie.
Naar boven betekent het, dat de boer doende is met een spoetnik de ruimte in te vliegen, voet te zetten op de maan en straks ook al op Venus te landen. Maar omgekeerd wil het zeggen, dat hij zijn vleugels kan branden aan de zon, en als Icarus met een plons van een plets in het water terechtkomen.
Doch kom, wij reizen nog niet van ster tot ster, maar hebben ons op afbetaling een wagentje weten aan te schaffen. En met de handen op het stuur ervan, en in vele zorgen verdiept, zullen we – als we klaverdrie ontmoeten – iets onverwachts ontdekken of iemand ongewoons tegen het lijf rijden.
In elk geval betekent klaverdrie: verbetering, stabilisatie.
Maar vergeet niet dat in heel oude boeken over kaartlegkunst klaverdrie staat afgebeeld als een vrouw met een oog op de borst en een wapen van een stok in de hand. En dat betekent: waakzaamheid. En dus zou ik er van willen maken: een verbetering die men te verdedigen krijgt… als het geen verdediging is die men te verbeteren heeft.
Klavervier
In mijn beduimeld kaartenboek bevindt zich bij klavervier het prentje waarop een dame op een tuinbank in slaap is gevallen en een boek uit haar handen liet ontglippen. En als
ik zomaar wat uit de kloefen moest slaan, ging ik zeggen dat het een rijke dame is die op een buitengoed van een kasteel woont – ene die er zich gerust bij neerlegt, wetend dat het u voorspoedig gaat.
Eteilla, de sluwe kaartlegger uit vroeger jaren, zei zelfs met uitgestreken gezicht: als deze kaart naast ruitentien valt zult ge geld vinden, of toch in elk geval geld zien liggen.
Maar ik weet wel beter. Klavervier betekent dat ge de vier stokken als een veilige afsluiting om u heen hebt geplaatst: Ge erkent dat een en ander is misgelopen op uw reis, dat ge weliswaar Tramlijn Begeerte zijt gevolgd, maar niet in Station Bevrediging zijt aangekomen.
Want als klaverdrie de moeilijkheden op uw reis betekende, dan betekent klavervier dat ge u bij die moeilijkheden hebt neergelegd. Het is de kaart der – zogenaamde – rust. Het is de kaart der filosofen tegen wil en dank, van deze die muren willen beuken doch bijtijds ontdekken dat ze alleen maar hun eigen kop gingen te pletter lopen.
En terwijl daar op uw bank uw boek aan uw hand ontglipt en ge rustig – neen, lusteloos – aan het indommelen zijt, komt de duivel aansluipen met zijn staart tussen de benen, en zaait hij zoals in de bijbel onkruid tussen de tarwe.
Ge kunt er niets aan verhelpen (en ook, waartoe?) dat men heiligen en helden vereert als zij in steen staan uitgebeiteld en van hun voetstuk niet meer wegkunnen, maar dat men er zich dood aan ergert als ze levend in onze nabijheid zijn.
Mijn vader liep zelfs lastig en liet de lip hangen, omdat ik in mijn jeugd de wereld wou redden en ervoor aan het kruis wou sterven. Dat was iets voor de zoon van god, maar niet voor de mijne, zei hij. En terecht, van zijn standpunt uit bekeken.
Zo zit ge daar en blijft ge dromen eenmaal iets groots te beginnen, een roman te schrijven of op Venus te landen. Zo is de zin van klavervier, zoals ik die in mijn kaartenboek heb gelezen en misschien wel misverstaan.
Klavervijf.
Niets dat vierkantiger is dan de vier: een steen waarmee men huizen bouwt, een blok arduin waarmee men monumenten opricht. En een vijfkantige steen dan? Ach nee, nog
nooit in der eeuwen heeft men zoiets wankelbaars gebruikt om wat mee op te bouwen.
Slechts twee dingen zijn vijfkantig in deze wereld, en het een hangt hoog boven de aarde, en het ander steekt men een meter diep in de aarde: een ster, en een doodkist. Een mens leeft tussen de sterren waarnaar hij reikt, en de aarde waaraan hij eenmaal wordt toevertrouwd.
En zie, ook de mens zelf is een ster! Teken een mannetje dat de beide voeten heeft uitgespreid op de aarde die hij in bezit heeft genomen, en de beide armen uitstrekt alsof hij ook al het andere nog wil omvatten, en trek dan een lijn: van het hoofd naar de handen en vandaar naar de voeten en ge hebt de vijfkantige ster die hij verlangt heeft, en de doodkist die hij krijgen zal.
Toch is de vijf geen nare kaart, maar integendeel een zinvolle en hoopgevende: een menselijke kaart. Zij spreekt van vooruitgang, van hoop op de toekomst, van streven naar steeds mooier en hoger en beter. Maar als ze averecht ligt, dan heeft ze het vanzelfsprekend over mislukken, en over een al te schone verwachting die de bodem wordt ingeslagen.
Over klavervijf las ik zelfs eens in een versleten kaartenboek, zo beduimeld als maar kon: Gij hebt een verre reis te ondernemen om een erfenis in de wacht te slepen… die u op het laatste nippertje nog uit de handen zal glippen. Ge zijt er aan gezien voor uw tijd, uw moeite en uw kosten.
En Eteilla zegt: Als deze kaart naast schoppendrie ligt, zal er een dakpan of een steen op uw hoofd terechtkomen.
Kom, laat het nu waarheid zijn dat ge een verre reis voor niemendal hebt ondernomen. Zelfs Gagarin heeft de verste reis gemaakt die men zich ooit dromen durfde, en wat heeft hij op de keper beschouwd ermee gewonnen? Hij werd tot maarschalk of korporaal of zoiets benoemd en mocht samen met Chroestjev op de eretribune staan. Maar verder? En wie weet krijgt ook hij, vandaag of morgen, geen dakpan op het hoofd.
Ten andere, mijn grootvader wien het steeds voorspoedig in zijn losbollig leven is gegaan, zei steeds met teleurstelling in de oude stem: er kon geen steen vallen of het was op mijn kop.
Klaverzes
Als ik elke kaart zal beschreven hebben gaat u zich morgen vestigen als ervaren kaartlegger, gediplomeerd door ondergetekende Boontje. Maar als alles falikant gaat uitvallen van wat u de lui uit uw buurt hebt wijsgemaakt, dan wil ik niet verantwoordelijk worden gesteld.
Want weet dat ik me soms vergis en zelfs veel, en zelfs graag. Nu wou ik zelfs opnieuw beginnen met u klavervijf te beschrijven. En misschien wel helemaal anders dan daarnet, als ik gelukkig nog bijtijds mijn vergissing inzag.
Maar zie, niets dat dubbelzinniger en op alles toepasselijk is als de kaarten: dat ik mij niet meer wegwijs voelde en een verkeerd pad wou inslaan is juist de zin van de zes! In de kabbala wordt de zes immers voorgesteld als twee driehoeken die met rug tegen elkaar geplakt en met de top elk een andere richting uitwijzen.
En in andere duistere wetenschappen wordt de zes de ‘keuze’ genoemd. Een kaartspel dat nog in de ark van Noé werd gevonden toont ons bij de zes een man, die op twee welgevormde engelen in doorschijnende sluiers staat te kijken. De ene moet de goede en de andere de boze engel zijn. En wie moet hij volgen? Want wie van deze beide mooie en verleidelijke schepsels is eigenlijk de goede of de boze?
Maar laat me gauw klaverzes beschrijven: in mijn beduimeld kaartenboek staat hier een muur als een hinderpaal, op de weg van een blinde man. Een kind dat hem leiden moet, is hem kennelijk aan het wijsmaken dat hij niet verder kan.
Bij klaverzes staat ge inderdaad als een blinde man voor een blinde muur. Elkeen, zelfs een kind, kan dat zien en het u voor de voeten gooien. Maar tot wat nut? Gij hebt uit te wijken naar links of naar rechts, en naar keuze.
Eteilla, die dat prentje eveneens heeft gezien, zegt dat deze kaart ‘wachten’ betekent. Gij wacht naar iets van niets, naar misschien een brief die door de bode verloren werd gedragen zoals ook een kip een ei verloren kan leggen.
En omgekeerd? Logisch is de uitleg: gij zijt niet logisch geweest in uw keuze en hebt zoals steeds het gladverkeerde gekozen. Voor Eteilla is de averechtse klaverzes een ‘knechtschap’. Gij komt door uw verkeerde keuze aan strikken en streken, aan ketens en kettingen gebonden te liggen.
Maar komt de kaart naast een der vier boeren of zotten te liggen, dan komt iemand u raad geven en hulp bieden. Helaas, de raad van een zot is helaas maar de raad van een zot.
Klaverzeven
Iedere keer opnieuw als ik in mijn beduimeld kaartenboek zit te kijken, vraag ik me af of men nu prentjes heeft getekend naar eeuwenoude op schrift gestelde wijsheid, dan wel of men beginnen filosoferen is en uitleg verstrekken, bij prentjes die nog ouder dan de wereld zijn.
Bij klaverzeven zitten drie vrouwen te praten, met hun naaiwerk in de schoot. Als ik me niet vergis, is het de oudste, die haar beide jongere en aanlokkelijker vriendinnen de lotgevallen harer jeugd opdist. Want als men van jaren wordt, dan kan men er alleen nog eens over praten, en stelt men zich kontent met raad te geven aan de jongeren: zo en niet anders zou ik het doen, moest ik nog in uw schoenen staan.
Moest ik nu uit dit prentje een besluit moeten trekken, dan zou ik zeggen: het is een les die men zich ter harte zou kunnen nemen. Achja, zoals mijn vader die steeds zei: het is een les!… Maar ze meteen weer vergeten was.
En toch blijkt de zin van klaverzeven niet helemaal dat, want de kaartlegster die ze trekt zal u zeggen dat ge besluiteloos zijt: ge weet niet wat u nu te doen of te laten valt.
Filosofen, neuro- en theologen, besluiten integendeel – met meer wijsbegeerte dan wijsheid zelf – dat men bij klaverzeven zo ver is gekomen op de reis die men door het leven maakt, dat men zich begint af te vragen waarom en waartoe men die reis wel maakt.
Kom nu, als men het leven verdeelt in 52 kaarten, dan is men bij klaverzeven amper een jongetje van veertien jaar. Hij weet dan reeds, het jongetje, dat Sinterklaas voor hem niet meer bestaat, dat men hem met de kinderen uit de bloemkool een kool heeft gestoofd, en dat er misschien wel nog andere adders voor hem in het gras verborgen zitten.
En het zou dus twijfel zijn, aan dit en dat en Joost mag weten aan wat nog meer. Ja, bij klaverzes stond men als een blinde voor een muur en kreeg men te kiezen tussen appelen of peren, of laat ons zeggen appelen en citroenen. En bij
zeven twijfelt men nog steeds, want men zou graag eerst het onderscheid tussen deze vruchten leren kennen. Men mag, bijgod, toch zeker nog het beste kiezen!
En als ze dan averecht ligt, de zeven? Ja, dan zijn het op het prentje geen vrouwen die even het werk laten rusten, maar wijven die kwaad aan het spreken zijn – en over wie anders dan over u? Ligt de kaart averecht naast de joker, dan zal men zelfs over u een lelijk artikel schrijven in de krant.
Maar ligt ook de joker averecht, dan is alles vanzelfsprekend averecht, en gaat ge uitgenodigd worden op het ministerie. Let dan op, dat ze u daar geen klerk willen maken, of wat nog erger is, minister.
Klaveracht
Met vier elementen heeft de grote tovenaar het univers uit zijn hoed te voorschijn gehaald, en uit vier soorten kaarten wordt uw leven samengesteld. Dit univers is slechts een droom, een zinsbegoocheling, een truk van de foor, en ook uw leven is dat.
Een dezer vier elementen, en meteen een dezer vier soorten kaarten, zijn de klavers die de aarde betekenen, het labeur en het werk. Daarop volgen de harten die het water voorstellen, het bloed, het zweet en de tranen en alles wat vloeibaar is. En dan zijn er de ruiten die de lucht voorstellen, en tevens het geld, en alles wat onmisbaar is en toch niet te vatten of vast te houden. De schoppen tenslotte zijn het vuur, en ziekten, en dood.
De acht stokken, of klaveracht, betekenen de herfst wanneer het jaar naar zijn einde loopt en wanneer tevens het land gaat bezaaid worden opdat sneeuw en hagel en dood nieuw leven zouden brengen.
Klaveracht betekent het nakend eind van uw reis, want de acht voorspelt reeds de tien: daar is uw reis afgelopen en hebt ge uw doel bereikt of voorbij geschoten: gij zijt iemand geworden, een persoonlijkheid, een boer, een dame, een koning of een lomperd.
En ook Eteilla strijkt men hieromtrent geen kak in de ogen. Hij weet dat klaveracht is wat ze is, en hij knoopt er allerlei met zijn bekende touwtjes aan vast: het is het einde van een
onderneming, zegt hij, ge trekt u terug omdat ge het spelletje beu zijt geworden.
En tevens, en aan de andere kant: de herfst, dat zijn de dagen waarin het mistig wordt en zilveren spinnekoppen in het laantje hangen, waarin de kastanjes met een plof gaan openvallen, waarin appelen en peren zwaar en wegend aan de takken hangen. Het maakt u gelukkig maar wat zwaarmoedig. Het brengt voldaanheid, stil verdriet en ook eenzaamheid mee.
Hoeveel groten der aarde zijn immers niet weggekwijnd, toen ze hun eervolle loopbaan moesten staken en op hun lauweren en hun pensioen gaan rusten?
Ik weet het, men heeft zijn leven lang naar het rijpzijn der vruchten verlangd. Men keek er elke dag met nieuw verlangen naar uit, maar als de tijd dan gekomen is, voelt men zich weemoedig worden omdat het meteen ook een afsterven blijkt, en omdat men in de spiegel van de herfst een oudwordend man aanschouwt.
Maar laat ik liever met feiten dan met bespiegelingen voor de dag komen, want dat is het toch wat ge verlangt… Klaveracht betekent een tocht naar buiten, waar ge gaat wonen of iemand ontmoeten. Naast schoppenheer echter (de koning der degens, die de keizer van Duitsland is) wordt het een noodgedwongen reis: ge wordt in krijgsgevangenschap weggevoerd.
En averechts: verdriet in de eenzaamheid en treurnis om een afsterven.
Klavernegen
Omtrent klavernegen zei madame Clement, de beroemde kaartlegster van Napoleon: een vrouw geniet van de eenzame vrede der velden, van het geluk der wilde natuur. Madame Clement zelf genoot enkel van het vreemde bewegen in de nauwe en benauwende steegjes van Parijs. En de vruchten of dieren des velds had ze nooit anders gezien dan te koop gesteld in de Hallen.
Zij kende die eenzame vrede en het geluk der wilde natuur alleen maar uit prenten van haar kaartenboek. Zo was haar kijk op die dingen ongerept gebleven, en getuigen haar woorden van een onwetendheid die bijna aandoenlijk is.
Want hij die de kaarten leggen laat, ziet niet in wat hij met die eenzame vrede der velden aanvangen moet: hoe brengt men dat te pas, of hoe verwerft men daardoor een diploma, een dekoratie en een zetel in het parlement? Misschien liggen zijn handen op het stuur van een wagen en is hij op weg naar een zakenrelatie. En men verwijlt dan niet om zomaar iets van niets, de natuur, te bekijken.
Liet madame Clement zich gaan op poëtische dwaalwegen, haar confrater Eteilla bewees eens te meer een nuchtere geest en oog voor zaken te hebben: voor hem is klavernegen, en die rust van de wilde natuur, alleen maar een vertraging en een spijtig oponthoud.
En omgekeerd zelfs meer nog: een dwarsdrijverij.
Nu, dat alles is wel heel mooi, moet hij gedacht hebben… Het lieflijk gekweel der vogeltjes en het eenzame pad waarlangs wilde konijntjes springen, maar ik zit hier toch maar. En bovendien, wie heeft me dat gelapt?
Ligt deze kaart naast de dwaas van een joker, dan zal men u vals geld in de handen stoppen, zegt hij… En ligt hij naast klavervier dan zal een gezelschap dat u steeds goed heeft onthaald voor u de deuren sluiten.
En men ziet de schurk dwars door zijn kaarten heenkijken: Nou, kampernoelis uit de weide lust ik wel, maar al die natuurbeschrijvingen klinken me als vals geld in de oren… en ik vertoef momenteel in de wilde natuur omdat men ergens elders, en spijtig genoeg, de deuren gesloten houdt.
Doch andere kaartkenners met meer wijsgerige inslag (van die kamergeleerden welke stinken als een ouwe sok) menen te hebben opgemerkt dat de kaarten een meer geestelijke weg afleggen. Ze geven dan ook in vragende vorm, en bovendien van voetnota’s voorzien, het volgende ten beste:
– Is het niet omdat de negen, ach zo dicht bij de tien, het gevoel geeft dat de reis nu afgelopen is?
En nog een andere verstrooide geleerde, die zijn meid stopt en met zijn pijp gaat slapen, zegt dat de negen bijna een verwezenlijking is, maar niet zoals men had verwacht. En die u nadenkend, misschien zelf wat verdwaasd, doet stilstaan om naar de kluts te zoeken die ge kwijt zijt.
Doch hoe ik het ook keer of draai, allen zeggen toch: het is een vertraging, een halte, een momenteel oponthoud.
Klavertien
Laat ik u allereerst het prentje beschrijven, dat in elk eeuwenoud kaartenboek bij klavertien te vinden is. De duisternis komt neerdwarrelen over een landschap, waar men in de verte een stad ziet… maar vlakbij komt uit de schaduw een verdacht individu gesprongen – verdacht vooral omdat hij in de ene hand een veelzeggende dievelantaarn houdt, en, wat bedenkelijker is, in de andere hand een dolk van een mes.
Schrik echter niet heviger dan nodig, want nooit is iets erger dan het erg is. Ten andere, als u dat verdacht individu een ogenblik vergeten kunt, lees dan even een boek van Kafka: als K. in het besneeuwde dorp aankomt, waarover de duisternis reeds valt, dan staat op de drempel van de herberg de waard, met een lantaarn in de hand, en met in de andere hand het mes waarmee hij boterhammen snijden gaat.
Vanzelfsprekend, men kan de dingen, zoals een mes dat aan twee kanten snijdt, ook aan twee kanten bekijken… Ook gij die daar in de duisternis aankomt kunt een verdacht individu zijn, en men heft dan de lantaarn om te zien wie men voorheeft, en het mes – waarmee men het brood gaat snijden – klaar ter verdediging.
Ik weet niet of u al wat van de symboliek der dingen afweet, maar telkens als gij ergens aankomt waar ge niet thuishoort moet ge over een drempel, en ondervindt ge bij het overschrijden ervan last en moeite: gij loopt, of ge hem ziet of niet, tegen de drempelwachter aan.
Ja, men verheugt zich in het begin op de verre reis, maar bij het vertrek laat men vrienden en bekenden achter, en bij de aankomst ginder botst men op vreemden die u met argwaan aankijken. En dan bekruipt u weer dat onbehaaglijk gevoel daar niet thuis te zijn, daar een eend in de vreemde bijt te zijn.
Het zou u zelfs helemaal niet verwonderen als een van die vreemden die uw taal niet spreekt, u een beentje wil lichten, er met uw koffer vandoor wil gaan, en meer zelfs, u een mes in de rug wil ploffen*).
Ook bij Eteilla is klavertien ‘tegenstand’, en averecht ‘verraad’.
Naast klaverdame is het een van die ongesteldheden der vrouw, bij de vrouw die u aan het einde van uw verre reis zou ontmoeten. En naast schoppenheer is het een stuk van een stuk schrapnel, dat de keizer van Duitsland u door een zijner soldaten aan uw been wil laten smeren.
Klaverboer
De klavers betekenen het veld en de verre reizen, en een boer betekent een boer. Zo ligt de verklaring dezer kaart duidelijk genoeg voor de hand: ‘t is een agrarier die uit zijn met mest bedekte klompen is gestapt, om zijn baanschoenen aan te rijgen. Op het erbij horend plaatje ziet ge onze man dan ook opstappen met de knapzak over de schouder, de mispelaren stok in de hand, en voor hem uit zijn vriend en beschermer de hond.
De hond, dat is de ideale reisgenoot voor de boer, die zwijgzaam zijn weg wil voortgaan. Ge kent het verhaal van de beide landmannen die samen door de velden wandelden, en waar dan zeker ogenblik de ene zegt: kijk eens wat voor mooie koeien! En dan komt de andere thuis en zegt die tot zijn vrouw: met die ga ik niet meer op stap, hij praat teveel.
Maar het is niet om mijn grapjes te aanhoren dat ge komt, doch om de kaart te leren leggen. Welnu, klaverboer dat is een vreemdeling die een verre reis achter de rug heeft, om u de groeten over te maken van iemand die ge, zoals men zegt, uit het oog verloren zijt.
Misschien wijsgerig bezien zijt gijzelf de boer, de reiziger, die zoals Kafka in het vreemde dorp is aangekomen en om nachtverblijf moet vragen. Ge hebt dat boek gelezen: als er geen vergissing in het spel is werd K. aangeworven als landmeter voor het kasteel – dat hij echter nooit betreden zal – maar blijft hij zijn levenlang in het dorp de Vreemdeling, en alleen maar aanvaard, tenslotte, omdat hij met een meisje uit het dorp trouwen zal.
Ja, zo zijn wij vreemden in deze wereld, waarin we alleen gedoogd worden omdat een hunner meisjes ons lief heeft gekregen.
Ook voor Eteilla is het een ‘vreemdeling’, en als de kaart averecht valt (maar hoe kan de boer uit het kaartspel ave-
recht vallen?) dan is het nieuws dat u wordt gebracht. En dan nog een nieuws dat u geen geluk aanbrengt, maar u toch op een of andere wijze van nut zal zijn.
Kom nu, zoals ook het nieuws, dat ge niets hebt gewonnen in de loterij, u van nut kan zijn… door bijvoorbeeld het besluit daaruit te trekken in het vervolg geen loten meer te kopen: dat geld hebt ge dan tenminste toch gewonnen.
Valt onmiddellijk naast klaverboer hartentwee, dan komt men u zeggen dat er een huwelijk in de familie op komst is.
En vallen er drie boeren naast elkaar, ja, dan zullen ze u nog naar het gekkenhuis moeten brengen.
Klaverruiter
We hadden het over klaverboer, en ge verwacht nu vanzelfsprekend klaverdame. Maar ge hebt het mis hoor, want tussen boer en dame stond in het oorspronkelijke kaartspel de ruiter opgesteld*). Waarom die ruiter er vandoor is gegaan moet niet gezegd; het antwoord ligt voor de hand: ruiters zijn er nu eenmaal om er vandoor te gaan.
De Tarot van Marseille leert ons, dat het kaartspel en het schaakspel kinderen zijn van eenzelfde moeder (maar of ook de vader dezelfde was valt te betwijfelen) en ook in het schaakspel staat naast dame en loper, of boer, een ruiter opgesteld. Nu is inderdaad in het kaartspel het standenverschil tussen beiden wat al te groot, om er ongegeneerd zij aan zij te staan.
Eteilla zegt dat deze kaart een knaap voorstelt, die met de stok in de hand te paard is geklommen en vertrekken gaat, ‘hetwelke groot verdriet veroorzaakt aan zijn familie en vrienden’. En ietwat simplistisch leidt hij het een uit het ander af: verwijdering betekent verdriet.
Maar ondertussen vraagt een andere kaartlegster zich af, of hij dan niet de hoed van klaverruiter heeft gezien, een hoed zoals ook de grote tovenaar draagt: met een rand in de vorm van een liggende acht. En als ge ook maar een beetje in de symboliek thuis zijt, dan weet ge dat deze liggende acht het teken is van alles wat geen begin of geen einde heeft.
Wordt klaverruiter voor u getrokken, dan betekent het dat ook gij iets te voorschijn hebt willen toveren. O, iets heel onbeduidends maar, een schijn en een schaduw van een niets, misschien wel een gedicht.
Achja, maar aan alles is een licht- en een schaduwzijde, ook aan het maken van verzen. Men merkt dat niet altijd op, want tussen iets en niets ligt niet zoveel verschil.
Ge hebt uw stokpaardje beklommen om de wereld te verbazen met een wind in een fles; een nieuw soort verlosijzer of een doeltreffender ploertendoder. Want dat is het betrachten van allen, die onzichtbaar het teken der liggende acht om het hoofd dragen: het Schone en Verhevene te bevorderen, zoals Dostojewski dat noemde.
Maar voor de rest gaat die reis van u, te paard op uw stokpaard, u niet veel opbrengen: een paar mislukte verzen in een tijdschrift dat morgen reeds vergeten zal zijn, en die u later wat beschaamd zullen doen staan als ge er aan herinnerd wordt.
En omgekeerd, zoals Eteilla zei, verdriet? Ja, want door het maken van die verzen hebt ge een kloof geslagen tussen u en de anderen, de serieuzen en de respectabelen.
Klaverdame
Soms is een gebaar welsprekend genoeg: niemand onzer zal zich wel vergissen tussen een bedelaar die de hand uitsteekt om ons wat te vragen, en een kassier die de hand uitstrekt om ons wat aan te bieden. Maar niet altijd is alles even duidelijk… Klaverdame bijvoorbeeld, die steeks de ene hand ten hemel op en laat de andere naar de grond hangen.
Sommigen die meer metafysisch zijn aangelegd, en hun roeping voor pastoor zijn mislopen, zien er een soort heilige dame in, een godin – en waarom zelfs niet de moedergods – die de ene hand helpend uitstrekt naar ons, stervelingen, en met de andere hand troostend naar de hemel wijst.
Anderen, wier constitutie meer aards is ingesteld (als ze naar de hemel kijken zien ze alleen de wolken en peinzen ze: ‘t zal weer gaan regenen!) die veronderstellen dat klaverdame oorspronkelijk in een appelaar zat, desnoods ook een perelaar, en dat zij met de ene hand een vrucht plukt en met de andere ons een aanreikt.
Maar kom, op de keper van de hemel en desnoods de appel of de peer beschouwd, is alles toch weer net hetzelfde. Laat het een Moedergods zijn of gewoon een vrouw in een boomgaard: klaverdame is er een die ons wat belooft, en ook wat gééft.
En vanzelfsprekend is er ook weer Eteilla in al zijn platvloersheid bij, om in deze vrouw die vruchten plukt een kasteeldame te zien. Want dat zijn de dingen waar deze gewezen haarkapper van droomde: hij die gewoon Aliette heette, keerde zijn kazak en zijn naam binnenste buiten om alle lichtgelovigen het geluk, de fortuin en een leven naast een kasteeldame te beloven en te voorspellen.
Zij is een kasteeldame die vol goede voornemens is, zegt hij. En wat ons wel wat meesmuilen doet is zijn bijkomende verklaring: die deze goede voornemens ook uitvoeren wil.
En ligt zij averecht dan is zij, volgens hem, in deze voornemens gehinderd door haar echtgenoot, de kasteelheer, of door iemand anders in haar omgeving, misschien wel de chauffeur waarmee zij zoals men zegt steeds betrekkingen heeft.
Maar wij weten weer, zoals altijd, beter. De kaarten, dat zijn wijzelf, dat is ons eigen leven. En als er sprake is van een goede vrouw die ons de appelen en de peren van de boom des levens schenkt, zoals de ene zegt, of zoals de andere zegt, een Moedergods die ons het rijk der hemelen binnenlaat… nu, dan is dat doodgewoon onze eigen moeder.
Zij immers is het, en geen andere, die ons het leven en de hemel op aarde heeft geschonken. Vergeet het niet: als Klaverdame valt, dan is er sprake van uw moeder.
Klaverheer
Oef, was me dat een lange reis om van klaveréén naar klaverheer te geraken. Het werd de hoogste tijd! Want mogen ze ons nu, waar we zijn aangekomen, als een koning en meer zelfs als een God beschouwen, in werkelijkheid weten we ons een gebroken man.
Dat is de zin en de betekenis van klaverheer, de koning die als scepter een tak met drie blaadjes in de hand houdt: het wellukken van onze tocht, de lauweren van onze bedrijvigheid.
Nu is het misschien wel waar, dat Eteilla het weer al te letterlijk heeft opgevat. Daar de klavers de aarde of het land betekenen zag hij in Klaverheer dan ook de koning van het land. En voor hem, die in Parijs werd geboren en nadien ook sterven zou, was er maar één land dat la douce France kon zijn. En zo werd Klaverheer dan ook bij hem de Koning van Frankrijk.
Het was gemakkelijk, en het was vooral prettig omdat hij dan daarna de meer boosaardige schoppenheer de Keizer van Duitsland kon noemen.
Nuja, het is wel wat kinderlijk, te denken dat er alleen maar wit-zwart is in de wit-zwartfilm. Maar in elk geval is het waarheid, dat de Klaverheer als de meester van het leven en schoppenheer als de meester van de dood wordt beschouwd.
Hij is een man van gezag, Klaverheer. Hij is iemand die u steeds trouw terzijde staat en u helpen zal zoveel als maar kan. En laten we even de dingen beschouwen zoals het een nuchter en weldenkend man past… Deze aan wie we het leven hebben te danken, die ons steeds trouw terzijde stond met goede raad en muilperen, wie kan dat anders zijn dan de man in wiens trouwboekje we als zijn spruit staan aangeschreven? Valt Klaverheer, dan is er sprake van uw vader.
En valt hij averecht, dan is het net als weleer toen we weer wat hadden uitgespookt, een kat aan de bel gebonden of een bel aan de kat, en we in de hoek hadden te staan en zonder eten naar bed werden gezonden… En dat hij aan de afgesloten deur met wroeging in het hart naar onze tranen stond te luisteren. Of erger nog, dat hij zich gekweld stond af te vragen ‘wat moet ik toch met hem beginnen’ als we ook dáár nog koppig naar de muur bleven kijken.
Maar ik verdwaal weer op de verkeerde paden der filosofie, in plaats van de kaart voor u te leggen zoals ge het wenst…
Valt Klaverheer uw vader naast ruitenaas, dan wordt u een mooie bediening beloofd waar ge maandelijks veel geld zult opstrijken. En valt daarnaast ook nog klaverdame, dan gaat ge die bediening zelfs krijgen.
Maar komt er ook nog de Joker bij te liggen, dan zal die mooie bediening en dat schone loon u naar het hoofd stijgen en u dwaasheden doen uithalen.