Kroniek van de roman
Carel Peeters
De dood op Corsica
In de mythologie van Jeroen Brouwers’ schrijverschap heeft de grootvader de rol van een verre beschermheer. Ver, omdat hij niet tot het dagelijks leven van de hoofdpersonen behoort, een beschermheer omdat hij een belangrijke rol speelt in hun schaarse gelukkige herinneringen. Emblematisch is de grootvader in Het verzonkene, op wie Brouwers zegt als twee druppels water te lijken. Voor de grootvader maakt hij een uitzondering wanneer hij schrijft dat hij er niet om staat te springen zijn familie in de oorden van de dood tegen te komen. Behalve de grootvader: ‘hem zal ik omhelzen als ik hem terugzie’.
De grootvader is dan ook verbonden met een bepaalde herinnering en emotie die regelmatig uit de coulissen van Brouwers’ schrijverschap opduikt. Die gaat over de tropenhelm van zijn grootvader. In Het verzonkene herinnert hij zich dat de grootvader hem voor het eerst het verhaal van het lelijke eendje vertelde. Hij ziet hem voor zich in Indië, gekleed in wit pak, en hij kijkt als peuter van twee jaar naar hem op: ‘Hij neemt de tropenhelm van zijn hoofd, – terwijl hij door zijn knieen zakt bewaaiert hij er zijn gezicht mee, op zijn hurken voor mij gezeten kust hij mij op mijn mond, ik ben opa’s eigen manneke, zal ik altijd flink zijn, altijd flink? Daarna mag ik zijn helmhoed op, er zakt een hittewolk over mijn hoofd.’
Die tropenhelm is veel te groot, maar juist daardoor biedt hij een enorme bescherming, het is bijna alsof hij een dak op zijn hoofd heeft gekregen waaronder hij kan schuilen, tegen alles. Het is een veilig onderkomen, ook omdat de helm geassocieerd wordt met de arm die de grootvader ‘als een vesting’ om hem heen kon slaan.
Wanneer in Brouwers’ nieuwe roman Bittere bloemen opa Oldorff ter sprake komt, de vader van de moeder van de hoofdpersoon Julius Hammer, is het duidelijk dat die ook verbonden wordt met een gelukkige, maar voorgoed voorbije tijd: de tijd dat de moeder van de eenentachtigjarige jurist, voormalig minister en schrijver Hammer nog leefde. De moeder van Hammer kwam in de oorlog om bij de inslag van een granaatbom op hun huis. Hij zag zijn moeder voor zijn ogen in
stukken vliegen. Alles verwoest, ook geen foto’s meer. Alleen zijn grootvader had in zijn album nog foto’s van zijn moeder, zij het uit de tijd dat ze nog een meisje was.
De grootvader staat voor een verloren soliditeit in de allerminst solide wereld van Brouwers’ werk. De kleine Brouwers weet zich in Het verzonkene nog goed te herinneren dat hij ‘altijd flink’ moest zijn. Maar geen van zijn hoofdpersonen (die altijd dicht bij Brouwers staan) heeft daar later ooit aan kunnen voldoen. Wat de hoofdpersoon van De zondvloed (1988) zegt is min of meer op al Brouwers’ protagonisten van toepassing: ‘Gemis, verlangen, spijt, heimwee, haat, wrok, het besef het onbereikbare nooit zelfs maar te zullen benaderen, het besef mislukt te zijn vanaf de seconde van mijn conceptie…’ Flinkheid komt er niet in voor omdat ze allemaal aangetast zijn door ‘vergeefsheid en wanhoop’.
Dat gemis, die spijt en die wrok krijgen in de Julius Hammer van Bittere bloemen een geduchte vertolker. De polemist Brouwers heeft zich aan de romanschrijver uitgeleend om Hammer aan het einde van zijn leven zijn gal te laten spuien over zijn gestorven vrouw Helga, over zijn nog levende zestigjarige bazige en bedilzuchtige dochter Eva en over alle mensen op de Carta Mundi. Dat is een cruiseschip waarop zijn dochter hem tegen zijn zin heeft gestald om hem te laten bekomen van de nasleep van een herseninfarct. Voor hem betekent de boottocht dat hij een ontluisterende balans opmaakt van zijn leven en werk, beheerst door vergeefsheid en ‘snijdend verdriet’.
De polemist Brouwers heeft zich aan de romanschrijver uitgeleend
De fysieke toestand van Hammer is belabberd. Het cruiseschip legt aan op een smoorheet Corsica, waar Hammer in doodsnood voordurend naar lucht hapt, ‘als een karper in een schepnet’. Zijn dochter, die in Chantilly een antiekzaak heeft, wil dat haar vader zijn grote huis verlaat nu hij er zo slecht aan toe is. Geleidelijk aan onttakelt ze het huis onder zijn ogen. Hij kan haar niet luchten of zien omdat ze hem aan zijn gehate vrouw doet denken. Ze lijkt zo sprekend op haar dat hij haar soms Helga noemt.
Brouwers laat de fragiele lichamelijke toestand van Hammer spiegelen in zijn mentale staat. Op dezelfde manier geeft de vorm van Bittere bloemen de algehele toestand van Hammers neergang weer: Hammer bevindt zich bijna voortdurend in een ‘buitenbewustzijns bewustzijn’, waardoor hij in elk hoofdstuk voor de helft in zijn pijnlijke verleden verkeert. Hij is ten prooi aan traumatische herinneringen. Terwijl hij worstelt om adem te krijgen wordt hij door die herinneringen besprongen. Ze doen hem nog steeds opschrikken. Zoals de herinnering
aan de granaatinslag waarbij hij zijn moeder voor zijn ogen in stukken ziet vliegen. Deze herinnering heeft voor een ‘worgend gemis’ gezorgd en zijn verhouding met alle vrouwen in zijn leven bedorven: ‘Kervend besef van dood en voorbij, dat niet luwt. Na zijn moeder nooit meer een vrouw voor wie hij nog affectie heeft gevoeld.’
Deze brakke lichamelijke en geestelijke toestand zorgt ervoor dat Hammer als een ‘zwetend karkas’ op zijn laatste benen loopt. Hoewel hij een succesvol jurist was, twee kabinetsperioden minister was en schrijver van een groot oeuvre, beschouwt hij zijn leven als een mislukking. Dat leven is als de vieze smaak van gal die hij in zijn mond heeft: die gal staat voor ‘de wrangheid van een heel leven dat uiteindelijk is tegengevallen, eigenlijk, de stinkende smaak van verdorring. Als van verwaarloosde orchideeën. Als van bittere bloemen.’
Hammers neergang wordt door Brouwers erg zwaar aangezet. Hij presenteert hem als voortdurend kletsnat van het zweet, snakkend naar adem en maar half bij bewustzijn. Hij moet steeds door anderen op de been gehouden worden, reden waarom hij aan de lopende band, als een mantra, ‘dank u, dank u’ moet zeggen.
Maar er is een lichtpuntje. De afwezige moeder heeft in de mythologie van Brouwers’ schrijverschap gezorgd voor het ‘gedroomde meisje’. Dat komt vanaf Zonder trommels en trompetten (1973) in bijna elke roman voor, tot en met Bittere bloemen. Het gedroomde, maar nu echt bestaande meisje vormt in Bittere bloemen een fel contrast met Hammers desillusionerende gedachten en gevoelens. In de zwaarmoedige sfeer van deze roman is zij een oplichtende verschijning, wellicht het levendigste en origineelste vrouwelijke personage in Brouwers’ werk.
De afwezige moeder heeft in de mythologie van Brouwers’ schrijverschap gezorgd voor het ‘gedroomde meisje’
Deze Pearlene, door Hammer consequent tegen haar zin Leentje genoemd, is een ongeveer vijfentwintigjarig meisje dat Hammer een jaar of tien eerder in een schrijfklasje had gehad. Nadat hij haar gedichten belabberd had genoemd, werd hij hevig verliefd op haar. Dat zegt hij haar niet (het leeftijdsverschil is al te groot), maar hij bezoekt haar wel geregeld in een winkeltje waar ze werkt als een leerling clairvoyante die met bol, pendel, tarot en handlijnen iets over de toekomst van mensen zegt. Nadat hij haar daarna jaren uit het oog is verloren (een ander pijnlijk gemis) loopt hij haar op het cruiseschip letterlijk tegen het lijf. Zij is niets veranderd, nog net zo springerig, ontspannen en daadkrachtig. Ze werkt in het variété van het schip en leest de handlijnen van de passagiers. Terwijl Pearlene niets van zijn hevige verliefdheid weet kan de geplaagde Hammer zijn geheim geluk niet op. Hij noemt haar zijn ‘late, laatste troost’ en ‘deze
laatste flonker van zijn hart’. Zij is levendig, vrolijk en ondernemend en ‘zo ongedroomd dat hij van haar droomt’.
De rol van Pearlene, die met een hevig naar adem happende Hammer achterop haar Vespa aan de wal door de stad en de Corsicaanse velden rijdt, wordt door Brouwers niet beperkt tot haar jeugdige uitstraling. Ze krijgt als het gedroomde meisje de noodzakelijke mythische proporties, waarbij Hammer een van de Orpheusen in Brouwers’ werk wordt. Zijn moeder wordt door hem in de gedaante van Pearlene, die sprekend op haar lijkt op de foto die Hammer van zijn grootvader kreeg, uit het dodenrijk bevrijd. Pearlene wordt de reïncarnatie van zijn moeder. Toen Pearlene er nog niet was werd die rol vervuld door een schilderijtje van een meisjesgezicht door Lucas Cranach. Dat had Hammer met ‘een dreun van ontroering’ gezien in een kasteelmuseum in Gotha.
Brouwers schrikt er niet voor terug om de eenentachtigjarige voormalige jurist, excellentie en schrijver Hammer terug te brengen tot iemand die alleen nog bestaat in zoverre hij naar de jonge Pearlene mag kijken en in haar buurt mag zijn. Door haar korte rokje kan hij ook regelmatig naar haar kruis kijken, waarbij hij zijn hoofd niet afwendt. Gecombineerd met ‘zijn kleffe zweet en oudemannenadem’ wordt Hammer wel tot heel weinig teruggebracht. Ecce homo, zie de resten van de mens Hammer. Bittere bloemen is Brouwers’ Dood in Venetië.
Met Hammers tragi-komische en pathetische liefde voor Pearlene bevindt Brouwers zich op de rand van kitsch, goed geschreven kitsch. Maar soms gaat hij te ver, en moet hij zelf ingrijpen door het ‘een armetierig geëxalteerd zelfzielig betoog’ te noemen dat Hammer weer eens ter ere van Pearlene afsteekt.
Brouwers portretteert Hammer als iemand die uit de tijd is gevallen
Brouwers portretteert Hammer als iemand die uit de tijd is gevallen, niet alleen vanwege zijn leeftijd of omdat zijn werk vergeten is (‘alles thans in de vergeetput’), maar als iets dat inherent is aan zijn leven. Het leven wordt voorgesteld als een onvermijdelijke neergang. Daar stuurt Brouwers ook op aan door de mist in Hammers hoofd steeds dikker te maken, tot hij verongelukt/verdrinkt in het zwembad van het cruiseschip. Maar er blijft één lichtpunt: dat Hammer ondanks alles in staat is om een Goetheaanse ‘hoogromantische liefdesvertedering’ te voelen voor Pearlene. Daarmee redt hij voor even de schoonheid en de illusie, ook al wordt ook die hem ontnomen wanneer Pearlene van vrouwen blijkt te houden. ‘Zoals bederf deel uitmaakt van alles, is er het besef van de vergeefsheid en de wanhoop die zich over zijn tedere gevoelens heen werpt.’ Flink zijn, het is ook voor Julius Hammer niet weggelegd. Geen beschermende tropenhelm te bekennen.