Kroniek
Welke recensie past bij wolf?
A.
Wat een prachtig boek is dat toch. Wolf van Gerard Reve. Het is nog beter dan het onlangs met een Zilveren Griffel bekroonde Ronja de roversdochter van de Zweedse schrijfster Astrid Lindgren. Als de regels van de logica worden gehanteerd betekent dat voor 1984 een Gouden Griffel voor Gerard Reve. Hij, als Nederlands schrijver, heeft wat dat betreft een streepje voor op buitenlandse.
Beide boeken zijn even romantisch. De hoofdpersonen trekken beiden weg uit hun vertrouwde omgeving. Zij hebben genoeg van hun verwanten die hen niet vrij laten en trekken de vrijheid tegemoet. Ronja in gezelschap van haar vriendje Birk, die zij als haar broertje beschouwt en Wolf op zoek naar een broertje. Tenslotte lukt het hem er één te vinden die hij fijn onder de douche van top tot teen kan afsponsen en waarmee hij alles kan doen ‘wat echte broertjes met elkaar doen’.
De reden dat Wolf wegtrekt is dat de mensen om hem heen zijn kunstmatig talent voor dansen en zingen niet op juiste waarde kunnen schatten. Zij zijn te zeer bezig met hun werk of ze doen niets. ‘Op Zondag deden ze in het geheel niets, omdat het de dag van God was, waarop niemand iets mocht doen.’ Die omgeving is heel bekrompen. Dansen vinden ze iets onzedelijks en voorjongens gewoon gek. Geen wonder dat Wolf de eerste gelegenheid de beste aangrijpt om er vandoor te gaan.
Met Ronja is dat eigenlijk hetzelfde. Ook haar omgeving is bekrompen. Haar vader is roverhoofdman en kan haar niet vertellen waarom dat een
eerzaam beroep is. Als Ronja dan ook nog graag wil spelen met Birk, de zoon van een rivaliserende roverhoofdman, wordt haar bijna geen andere keus gelaten dan met Birk te vluchten. Ze genieten van hun vrijheid, van de natuur en ook een beetje van elkaar. Na een heerlijke zomer in het bos besluiten ze voor de winter maar weer naar huis te gaan. Tot de volgende zomer.
Het boek van Gerard Reve is nog ontroerender. De vlucht uit de maatschappij is minder impulsief; komt meer van binnenuit. De wederwaardigheden van Wolf zijn niet louter gelukkig, zoals die van Ronja in de vrije natuur wel zijn. Wolf moet meer teleurstellingen verwerken en komt daar gelouterd uit tevoorschijn. Zijn eerste broertje blijft dat niet; hij moet verwerken dat het ene broertje liever met een zusje speelt en het andere liever met broertjes die half zo oud zijn als hijzelf. Dat is allemaal niet leuk voor Wolf.
En ook de jonge lezer zal zich dat bijzonder kunnen aantrekken. Doordat alle gebeurtenissen worden voorzien van het commentaar van Wolf wordt de jonge lezer dicht bij zijn problemen betrokken. Die betrokkenheid wordt nog vergroot doordat alles zich weliswaar afspeelt in een sprookjessfeer, maar toch een herkenbare. Er rijden auto’s en Wolf trekt met een soort caravan door de wereld.
Dat is bij dat boek van Astrid Lindgren veel minder het geval. Haar verhaal speelt in een vaag en ver verleden. In een bos vol vogelheksen, aardmannen en moenen. Haar boek wordt daardoor tot een herkenbaar probleem in een onherkenbaar jasje en door de gelukzaligheid van de hoofdpersonen tot een wat al te idealistisch verhaal. Wolf is echter herkenbaarder en vooral gevoeliger geschreven. De wat verouderde taal die de auteur daarbij gebruikt doet niets af aan de betrokkenheid. Het vergroot eerder de authenticiteit. Het speelde vroeger, toen een auto nog een automobiel heette en een caravan nog woonwagen. Vroeger, dat wel, maar niet zo ver weg als de gebeurtenissen rond Ronja.
Het is met Reve als met Marnix Gijsen. Toen deze bejaarde zijn eerste toneelstuk schreef verzuchtte een recensent: was hij daar maar eerder mee begonnen, hij was beter geworden dan Shaw. Was Reve maar eerder met jeugdboeken begonnen. Hij was een superieure Jan Terlouw geworden.
B.
Allen die de jeugdliteratuur een goed hart toedragen mogen Gerard Reve dankbaar zijn. In een brief aan de Kinderboekwinkel in Amsterdam zette hij alle literatuurcritici en bloc voor aap. Zij hadden Reve’s nieuwe boek Wolf vrijwel zonder uitzondering als jeugdboek gekwalificeerd. En zij bedoelden dat in negatieve zin.
In die brief zegt hij onder andere het volgende: ‘Wolf is geschreven voor een algemeen publiek dat het, wat de verkoop betreft, zeer geestdriftig heeft ontvangen. Het is echter ook, en zelfs bij uitstek, een boek voor opgroeiende jongeren van tussen de 12 en 16 jaar.’
Nu zijn er boeken die oorspronkelijk voor volwassenen zijn geschreven en naderhand toch meer kinderboeken bleken te zijn. Er zijn ook boeken waar het omgekeerde mee gebeurt of gebeurd is. Denk maar eens aan het fenomeen van Die unendliche Geschichte van Michael Ende. Er zijn ook weleens boeken die door de uitgever van een verkeerd isbn-nummer worden voorzien en door cijfertjes interpreterende en met lezende boekverkopers in de verkeerde kast worden gezet. Verkeerd in de ogen van de auteur dan. Het overkwam nog onlangs Monique Thijssen. Tenslotte zijn er boeken die door alle leeftijden gelezen kunnen worden. Ieder op zijn eigen niveau. Al naar gelang de lees- en leefervaring van de lezer. De vaak op de rug vermelde leeftijdsaanduiding wordt dan tot een minimumleeftijd. Daaronder zijn het pareltjes voor zwijntjes. En dat zijn andere dan Hellema bedoelde, want zij maken er zeker geen literatuur van.
Het boek van Reve lijkt op zo’n boek met een minimumleeftijd. Alleen heeft niemand daar rekening mee gehouden. Reve wordt te gemakkelijk in de literaire kast gestopt. Het tweede en derde exemplaar horen in een andere.
Wolf is een heel goed boek. Voor volwassenen. Met het uiterlijk van een jongensboek beschrijft het de lotgevallen van een jongetje op zoek naar het geluk. Door dat uiterlijk van de vorm, het archaïserende van de taal, de naïviteit van de hoofdpersoon en de verbinding met wat de volwassen lezer uit eigen ervaring of door de lectuur van veel boeken wijzer geworden daaraan toevoegt is het een romantisch boek dat velen herkenning biedt.
De aanduiding ‘jongensboek’ in de meeste recensies zegt dan ook meer over de recensent dan over het boek. De bespreker die de ironie van de vorm niet herkent is per definitie een incapabele.
Wolf is ook een heel goed boek voor jongeren. Op een ander niveau, meer afgaande op wat er staat en minder aanvullend wat er niet staat, maar wel wordt bedoeld, is het heel wensdroomvervullend. Die Wolf krijgt dan toch maar de kans de wijde wereld in te trekken. Zonder last van zijn ouders. Het bekende Enid Blyton-patent. Het is een triviaal gegeven, maar ook het triviale kan door toevoeging van iets extra’s charme verkrijgen. De moeizame verwerking van allerlei tegenslagen kan de meer ervaren en door te veel boeken lichtelijk verpeste volwassene wat steken; voor de minder door de wol geverfde jongere is dat vaak nieuw en vraagt daarom meer ruimte.
Wolf is ook een voorleesboek. Veel volwassen kenners van het oeuvre van Reve beginnen dan te gniffelen. Ja zeker, zijn Sinterklaasverhalen waren dat ook. Natuurlijk, maar daarbij was de dubbele bodem bewust ingebouwd. Wat er niet stond was daarin belangrijker dan wat geschreven was.
Nee, Wolf is een sprookje met alle bekende sprookjeselementen erin. Er komt een toverhoed in voor, een waarzeggende heks, het goede overwint het kwade, de hulp van de heer Stafman komt wat al te goed van pas, de erfenis van de automobiel en de woonwagen is wat erg gemakkelijk voor de schrijver en een rijbewijs behaalt Wolf in een vooroorlogse snelheid. En sprookjes zijn bedoeld om voor te lezen, maar ze spreken ook volwassenen aan.
Daarom is Wolf geen boek voor wolwassenen alleen, noch louter een jongensboek, of een voorleesboek. Het is een passe-partout. Eén met de duidelijke, mooie kenmerken van de maker.
Wie zo’n boek in een bepaalde kast móet indelen doet er misschien het best aan het te zetten tussen de jeugdboeken. Het is een hele mooie, met een vage ondergrens van twaalf en een minstens even vage bovengrens van zestien jaar. En deze kwalificatie is niet negatief bedoeld.
C.
Met Reve weet je nooit, waar je aan toe bent. Uit een proces wegens blasfemie slaat hij zoveel munt dat hij een buitenhuisje kan kopen. Walgelijke uitspraken blijken later niet zo bedoeld te zijn geweest en nu verschijnt hij opeens weer op de markt met een idioot jongensboek.
Er zijn wel meer schrijvers die plotseling een jongensboek gaan schrijven. Onlangs deed J.B. Charles dat nog. Hij was uitgepraat en boorde met dezelfde verwerkte ideeën op die manier een nieuw publiek aan. En die had dan nog een bepaald idee over een abstract begrip als vrijheid. Maar wat heeft Reve de jonge lezer te vertellen?
Gerard Reve weet totaal niets af van de ontwikkelingen in het jeugdboek van de laatste veertig jaar. Hij denkt kennelijk nog dat hij kan komen aanzetten met een flauw sprookje, met een fantasieverhaal dat zich gedeeltelijk afspeelt in een land dat Pauvranië heet. En dan moet de lezer zeker nog verbaasd zijn als hij later merkt dat de mensen daar arm zijn. Ja, vroeger kenden de kinderen misschien weinig Frans. Nu is dat wel anders.
En dan die grenzeloze naïviteit van die oude Reve. Wat denkt die man eigenlijk? Een boek, waarin maar één leuke sex-scène voorkomt. Hooguit vijf regels op een omvang van 214 bladzijden. Dat is toch veel te weinig om een boek aantrekkelijk te maken?
Ook die taal van hem is om op te schieten. Zo plechtig en zo ouderwets. Daar krijg je gewoon slaap van. Zou hij nu echt niet weten dat in jeugdboeken bijna spreektaal wordt gebruikt, en de verleden tijd van ‘willen’ gewoon ‘wou’ en ‘wouden’ is. En dan komt hij aanzetten met zinnen als ‘de zon zoude nedergaan’. Het is net middelnederlands.
Het lijkt wel of de schrijver bang is. Of hij de jeugd wil beschermen. Die jeugd, die volgens hem kennelijk nog steeds in een soort jeugdland verkeert. Het is natuurlijk niet voor niets dat de twee vriendjes die Wolf en Vos in het land Pauvranië ontmoeten Remi en Bambi heten. Twee namen, ontleend aan klassieke jeugdboeken. Maar dan echt klassieke. Wat zeg ik: antieke. Zulke verwijzingen zeggen een kind van 1983 toch niets meer?
Nee, de jeugdliteratuur, die juist zo aardig op weg was de jonge mensen
van nu wat meer inzicht te geven in wat het leven zoal te bieden heeft, is niet gebaat met dergelijke activiteiten van bejaarden.
Meer aandacht voor zoiets antieks is veel te veel reclame.
D.
Een recensent staat soms voor een moeilijke keus. Een boek dat hij verderfelijk vindt, krijgt juist door een bespreking die aandacht die hij het niet geven wil. Doodzwijgen is dan soms het beste, maar niet altijd.
Een enkele schrijver gaat soms zover dat je het als recensent tot je taak rekent de ouders tegen zoveel vuilspuiterij te waarschuwen. Het is dan maar het beste over de hoofden van de kinderen heen met hun verzorgers en beschermers te praten. Zo’n geval doet zich nu voor met een boek van de schrijver die zich nu Gerard Reve noemt. Het boek heet Wolf en ware het niet dat er zulke vreselijke dingen in staan, ik zou er het liefst het zwijgen toe doen.
Neem om te beginnen de opdracht. Daar staat: ‘Aan Maria, Moeder van de Schepper’. Wat moeten onze kinderen daarvan denken? Nu op de scholen voor voortgezet onderwijs de behandeling van onze oudste letterkunde vrijwel is afgeschaft en niet voorzichtig de dwaling van de Middeleeuwse mens wordt uitgelegd. De mens die in een soort van Tweeëenheid Vader en Zoon vaak verwarde. Nu dat dus op de scholen niet meer onderwezen wordt, kan dat tot allerlei verwarring aanleiding geven. Gelukkig is het bekend dat onze jonge lezers vaak met het verhaal beginnen en alle poespas overslaan.
Wie die matroos is aan wie het boek ook is opgedragen, weet ik niet. Als het dezelfde is als die matroos Vos, die ook in het verhaal optreedt, begrijp ik daar niets van. Voor deze matroos vat de hoofdpersoon Wolf in het verhaal liefde op. Ja, twee jongens en dat in een jeugdboek. Waarom is er in ons land geen censor? Deze Vos laat zijn vriend plots in de steek, omdat hij valt ‘op jongens die half zo oud zijn als hijzelf’. Hij laat zijn vriend gewoon stikken. Vergeef me het woord.
Juist in een boek dat zo ongebreideld over homoseksualiteit gaat, wordt met name het weinig duurzame van zulke relaties benadrukt. Ja zelfs, aan
hem die kiest voor die walgelijke pedofilie wordt het boek opgedragen.
Het is heel doortrapt wat de schrijver in dit boek doet. In de stijl van die mooie jongensboeken van vroeger wordt het meest verderfelijke van onze zogenaamd moderne tijd verheerlijkt. Dat begint meteen al op de eerste bladzijde. Daar krijgt het gezin, de hoeksteen van onze maatschappij, een flinke veeg uit de pan: ‘Nu waren die ouders wel wat stijf en ouderwets.’ En waarom waren ze dan zo stijf en ouderwets? Omdat zij op Zondag niets deden. ‘Op Zondag deden ze in het geheel niets, omdat het de dag van God was, waarop niemand iets mocht doen.’ Dat en niets meer dan dat vindt de schrijver een rechtvaardiging voor het verlangen van de hoofdpersoon huis en hof te verlaten. Ja, meer dan dat.
Gelukkig zullen onze kinderen wel gauw doorhebben dat het boek allerminst een ouderwets jongensboek is. Dat het veeleer een sprookjesboek is, vol van onverwachte en ook onlogische dingen, meereizen in een rijdende caravan bijvoorbeeld. En wat het belangrijkste is: zij zullen spoedig merken dat Wolf veel ellende op zijn reis ontmoet. Opmerkelijk is dat hij daarbij ook weleens geholpen wordt door een soort literaire Christusfiguur, door ene mijnheer Stafman. Over het algemeen is het echter rampspoed wat Wolf op zijn tocht ontmoet. Op het eind is het eigenlijk ook nog wel zielig, dat hij, weer terug in zijn dorp, verneemt dat zijn beide ouders overleden zijn. Hoewel mijn eerste opwelling was, dat is zijn eigen schuld, betrapte ik mezelf toch op iets van meegevoel. En dat juist is het gemene van dit boek. Onze kinderen staan over het algemeen nog niet zo sterk in hun schoenen als wij, volwassenen.
Het is onze taak onze jeugd te beschermen tegen dit soort verderfelijke boeken. Het is de hoogste tijd dat er een lijst komt van goede, aanbevelenswaardige boeken. Boeken die wij onze kinderen met een gerust hart ter lezing kunnen aanbieden.
E.
Of is het misschien toch maar beter gewoon het verhaal na te vertellen en hier en daar een kanttekening te plaatsen?
Herman Tromp