Langzaam sterft het verleden
Langzaam sterft het verleden: gezichten worden
doodse ovalen
in de herinnering, lichamen hebben geen warmte
meer,
in de zon brandende steden worden vreemde stapels
steen,
landschappen tonen zich hard en onwerkelijk:
brekende verf.
Zo raakt men alles kwijt en wordt men er toe
gedwongen
tenslotte die zwervende tent te bewonen: het
ogenblik –
en niet te zien naar verleden of toekomst als
heiligen proberen,
alleen is men geen heilige maar een vragend wezen,
een mens,
een bekommerde nomade die van hard licht wel iets
afweet,
maar het niet steeds kan velen aan zijn weggedoken
ogen,
verborgen ook voor de anderen met hun vlaggen en
hun wimpels
en hun krioelende wereld eenzamer nog dan de
zijne.
hans andreus