[p. 290]
[Tirade juli & augustus 1991]
Leo Vroman
De godganselijke nacht
De Godganselijke nacht
smalle vaasjes op de hoogste plank
geen half doorgebroken tegelstank
de reuzen voor het laatst op wacht
Zwaar aan zijn buis hangt ons fornuis
Klaar zijn de naden van ons huis
en ginds de naden van de vastelanden
Onder de aardkorst wijzen de vulkanen
elkaar de breuken in het kooldak aan en
reiken elkaar de geelgevorkte handen
Nog eens diep ademen en dan
gaat China verticaal en zinkt Japan
Ach nee aarde ik ben het alleen
die mijn einde tot het jouwe heb vergroot
ik die mij als een ziener laat verblinden
om van je lieve grondlucht zometeen
onder de bijverschijnselen van de dood
toch nog sporen in mij terug te vinden
Als ik aan de afgrond van mijn leven
de meeuwen in de stormnacht maar herken
Als ik de grond zal voelen beven
weer zien dat ik het zelf ben.