[p. 115]
Leo Vroman
Gedichten
Anders
Was ik een ander werveldier:
een egel of een everzwijn,
een ravijn of een rivier,
zou dit heelal dan anders zijn?
Valt er een onweer dat verstomt
of een ontzetting van de tijd
wanneer mijn eind mij overkomt
als lijfelijke afwezigheid?
Ik zal de woorden niet herlezen
waardoor ik nu al raak vergeeld
in het zomerlicht van deze
wereld die ik mij verbeeld.
Hoe lang bleef de schaduw leven
die ik wierp terwijl ik vluchtte
in het straatlicht van weleer?
Waar zal mijn lijf zich heen begeven
als uitgedrukte leeg gezuchte
schaduw van verleppend leer?
Fort Worth, 28 februari 2007
[p. 116]
Kleine rijmpjes
Hoe tragisch die paren
vervreemd van elkaar en
goddank, goddank
dat wij niet zo waren
als twee van die rare
cementen pilaren
van een bank
zonder plank.
*
Ik zie de wereld met mijn
eigen Hee zag je dat
daar bewoog wat
eigen ogen naar ik meen
en concludeer
kijk daar weer een
of was dat
*
In het jaar twee duizend zeven
a) verloor Vroman het leven
b) leefde Vroman nog even
maar ondanks dat
a) schreef hij nog wat
b) was hij het zat
[p. 117]
en in twee duizend acht
a) toch nog onverwacht
b) kwam de grote nacht
*
Wat is het toch heerlijk werk,
dat diep en oprecht beminnen
zolang ik het van binnen
ook nog merk.
*
Een groot verschil zie ik niet
tussen een roofdier en een parasiet.
Het roofdier is wat vinniger,
de parasiet wat inniger,
maar zonder plantensap of bloed
kunnen geen van tweeën goed.
En lezer, waarbij
horen wij?
*
Hoeveel duidelijker verloren
wij kostbare ogenblikken
toen we de klokken nog konden horen
tikken, tikken
*
Op hoeveel manieren
heb ik mensen en dieren
zo lief als ik mag?
Zelfs overdag
nog tamelijk
lichamelijk
[p. 118]
*
Vannacht waarschijnlijk heel zwaar weer en ik geniet er nu al van,
niet om de Macht van een Lieve Heer maar omdat ik het zelf niet
helpen kan.
De horizon is al verwaasd
en de lucht vetvol grijsgroen.
Kijk! Daar bliksemt het al haast.
Toe maar, ik kan er niets aan doen.