[p. 228]
Leo Vroman
Schreef ik maar oude verzen
Schreef ik maar oude verzen die beginnen
met ‘Vlam’, ‘Ik ween’, ‘Oorlof’, ‘Wij schuilden’
gevolgd door moeilijk onvergeten zinnen
waarom ik vroeger bloosde en heerlijk huilde.
Zoveel vergeelde dorre en vervuilde
ja vergulde boeken schieten mij tebinnen
waar gekruld geklede etsen van heldinnen
met oogwit uit mijn bijgedachten puilden.
Hun duister ligt mij des te meer te na
tegen het licht gelegen waar ik sta.
Ten aambeeld van hun schamelingse lijnen
was mijn in kaarsrecht flakkerend verbond
neergevleid waarbij de morgen stond
als een verboden vorm van verdwijnen
waarin die etsverloren ogen schijnen
na te glanzen in de kindermond
welke hun slapen en heropen vond
gesloten achter eerloze gordijnen.
Daar waar het licht valt en ik ga
ontluisterd en ontdaan tot algebra.
Hangt niet voor menig ongebade
het touw in de genadekast
ten bate van de blinde made
voorbarig met mijn traan belast
en bindend voor mijn geest al vast
zwaar van inwendige gewaden
hoog boven tragischer ontladen
kruis of onbehaarde mast?
Laat dan de nacht ontgaan zodra
te laat ik al dan niet besta!
of zo iets.