- [Tirade maart & april 1994]
- [Tekening]
- Leonard Nolens
- Charlotte Mutsaers Ik sprak met dennenaalden, pijnappels en vissen
- Gerrit Krol
- Robert Anker Afwezig J. Anker 1908-1992
- Vonne van der Meer Weiger nooit een dans
- Marieke Jonkman
- K. Michel Wintervlinders
- Anton Gerits Gedichten
- Jaap Goedegebuure Hello, How are you? Oek de Jongs De inktvis en de kritiek
- Guus Middag Rectificatie
- Herlezen Geur der droefenis van Alfred Kossmann
[p. 99]
‘t Was tijdens de bloesems, mijn slaperigheid van april,
‘t Was tijdens dat langzame schreeuwen van kleuren,
Dat komen en gaan van de weeën en wakende zussen,
‘t Was toen dat mijn dag in je nacht is gescheurd
En mijn plaats werd verdaan.
Nu ben ik de enige die in de wieg is gelegd om dood te gaan.
Toch tel ik voor twee om te leven sinds ik alleen ben,
Voor drie als het licht mij moet slikken, mijn dag is beslecht.
Je staat in mijn zon.
Ik ben graag in je schaduw gebleven.
[p. 100]
1
Was je die metselaar, daar, ja,
Dan kon je weer klagen vanavond.
Mijn rug is gekrenkt door de ladder,
Door klimmen, door tillen aan kimmen.
Mijn benen staan jaren perplex
Van de passer die danst in mijn kop.
Mijn handen verdwijnen in baksteen,
In stapelen leegte op leegte.
Mijn hartstreek, mijn hele bestaan
Doet pijn van te leven vandaag
En ook als ik slaap is mijn bed
In de wolken van langzaam beton.
Maar jij bent zijn baas, en de metselaar
Dient je tot bron van vermaak.
[p. 101]
2
Was je dood als een geboren psychiater,
Dan kon je vanavond je bloedeigen ziel laten vlinderen diep
In het binnenste van je patiënten.
Je vliesdunne vleugels van handen
Pelden het dikke verdriet dat daar klem zit
In bloesems van vlees.
Je tong zong de zenuwen los
Van hun liefde die echt is als haat
En die echt is want zeer doet.
Maar jij ligt afwezig
Te zijn op die biechtbank en braakt wat je kwalen verzinnen,
Verlangt ook niet langer geboorte.
[p. 102]
3
En was je ten slotte een dichter,
Dan kwam hier plotsklaps en ineens
En in al zijn verbanden gebonden
De dikke Van Dale te voorschijn
En had je aan één woord genoeg.
Dan kwam hier de godganse poespas
Van heel dit heelal overeind
En zette dit boek in de fik.
Dan verliet je verpletterd
Door eigen talenten dit huis
Pardoes door de schoorsteen.
Dan zat je niet diep in gedachten
Verzonken aan ijzeren tafels
En sloeg je niet hier
Met je tikkende vingers veel niets
In zijn voegen vandaag.
[p. 103]
Op straat, in bed, op reis, alleen
En binnensmonds loop ik te bidden,
En lig ik en sta ik te bidden, en steeds
Geknield, en steeds achter potdichte lippen
Geknield in een tongwerk van oude gewoonten.
De naamloze heer is mijn tweede natuur.
Zo leg ik mijn goddeloos leven voorover
Gebogen hier neer, en het wit wordt me zwart
Voor de ogen, zwart hart als ik doodga en slaap
In de langzame straat en het bed en de reis
Van je handen, en slaap met mijn vuisten gebald
In de buik van mijn slapende moeder.
[p. 104]
Leven is tijdverlies,
Zei David, hij was twaalf,
Tegen de beroepsdromer die ik ben.
David is mijn zoon
Van eenentwintig vandaag.
Eenentwintig jaar verloren met geboren worden,
Met rechtop zitten, scheve
Stappen zetten, schreeuwen
En tegen mijn schenen schoppen,
Met zoenen en afstand scheppen
En naar school vertrekken
En leren articuleren:
Leven is tijdverlies.
Drie tijd verliezende woorden.
Vier tijd verliezende woorden.
Ze schrijven zich koning.
Ze wrijven de honing en as
Van ons verbond in mijn gezicht.
In pak-weg honderd tijd
Verliezende woorden tijd
Gespaard voor ons leven, David,
Ons tijdverlies.
[p. 105]
1
Nog even, nog heel even, en het lukt me
Om onder de mensen te komen.
Ook ik ben op reis
In de kamer, verdwaald
In de trein, overmeesterd
Door het spitsuur, met de rug
Naar mijn bestemming achterom
Kijkend naar wat komen gaat.
[p. 106]
2
Er is vergeefs, vergeefser en vergeefst.
Ik blijf nog wat om ‘s ochtends mijn gezicht te wassen
En onder de mensen te komen.
Een stille wanhoop zegt je goedemorgen
En glimlacht, ik ben zo opgevoed.
Het zijn de lieve doden die mijn hand uitsteken
En je naam uitspreken met mijn mond van morgen.
Vandaag heb ik hun kleren aangedaan
Om straks door jou gezien te worden,
Om vanavond aan tafel te gaan met goede manieren.
Die werden mij gisteren doorgegeven
Als de zangerigheden van lekker eten, de roem
Van omgangsvormen die een oud verdriet stileren.
Ik laat mijn pijn niet aan je tafel dronken worden.
[p. 107]
3
Nog even, nog heel even, en het lukt me
In het nieuws te komen
Met de dagelijkse kost van mijn geboorte.
Nog even, nog heel even, en het lukt me
Hier in deze boshut onder de mensen te komen
En me terug te trekken in het hart van vreemden.
Laat, laat in mijn leven heb ik de kunst begrepen
Mijn leven tot onderwerp te maken van je leven.
Nog even, nog heel even, en je lukt me.
Nog even, nog heel even, en het lukt me
Met de krantefoto van mijn dood te adverteren
Voor ons.
[p. 108]
Ik leef hier klein, gedoken, in een houten huis
En woon over de hele breedte van het bos
Tot bij een pijn waar mijn verstand niet verder kan.
Ook speel ik onder de bomen met mijn afwezigen,
Verbrand er in vrede mijn langzaam bloed tussen de bloemen
En verberg mijn bovarysme in oktober.
Ik leef hier klein op het niveau van mijn gedichten
En op het ritme van een liefde die bestaat
Omdat zij Leen is en van mij en niet privé.
Ik heb dat goud van haar afwezigheid hier nodig
En stort het straks over ons uit, wij zijn niet arm.
Uit goede bron heb ik ons beiden hier vernomen.
Lees de Tirade Blog
De onwaarachtigheid van bont
Larousse 9 ‘Fur coats are worn by beautiful animals and ugly people’ luidt de oude protestslogan tegen de bontindustrie. Toen ik vorige week door een zeer kerstachtig London slenterde, kon ik het eerste deel van de stelling niet bevestigd krijgen – ik heb tegen mijn verwachting en gewoonte in geen vos gezien in de stad,...
Lees verderBestormen
In Geerten Meijsings recente en smakelijke Brieven aan mijn uitgever herneemt hij wat al eens beschreven werd in De grachtengordel: ‘In het najaar van 1970 besloten wij – de harde kern van het schrijvers- en filmcollectief Joyce & Co. – met een militaire operatie in Amsterdam een uitgever te vinden. […] Op een plattegrond van...
Lees verderKamervrees
Utrecht, 16 december 2024 Beste Izaak en Ties, Na jullie aandoenlijke bekentenissen over ernstig drugsgebruik betreur ik het eerlijk gezegd niet dat ik jullie nooit tijdens een ongedwongen duinwandeling tegen het lijf ben gelopen. Ja, gelukkig troffen we mekaar pas binnenboezemlijk in een later, meer gerijpter stadium, als ik dat zo mag zeggen? Die gloeiende...
Lees verder
Blog archief