Lieneke Frerichs
Nescio’s natuurdagboek 1951
Tien jaar lang, van februari 1946 tot eind december 1955, heeft Grönloh aantekening gehouden van de tochten die hij maakte. Aanvankelijk gebeurt dat zakelijk en summier (routes, plaatsnamen), allengs worden de notities uitvoeriger en lyrischer. Het gehele ‘tochtendagboek’ of ‘natuurdagboek’ (Grönloh zelfheeft er geen naam aan gegeven) is geschreven op losse, gelinieerde blocnote-vellen, en beslaat in totaal 472 bladzijden. Het om zijn centrale plaats gekozen jaar 1951 hoort tot de productieve jaren 1950 t/m 1953, met respectievelijk 50, 80, 72 en 82 bladzijden; daarna neemt de omvang af. In januari 1956 maakt een beroerte een abrupt einde aan de tochten.
Enkele bewaard gebleven notitieblaadjes maken het waarschijnlijk, dat Grönloh eerst met potlood klad-aantekeningen schreef op toevallig voorhanden papier (oude zakboekjes, gebruikte enveloppen). De oogst van enkele weken schreef hij dan met inkt op de blocnote-vellen bij, met aanvullingen uit het geheugen.
Het is in de eerste plaats een ‘journal intime’, bedoeld om in telegramstijl het geziene vast te leggen. Maar hij putte er ook wel eens materiaal uit. Dat blijkt uit de stukjes ‘Feeën’ en ‘Zomer 1947’, die door de tekstverzorgers aan de bundel Boven het dal zijn toegevoegd. Beide stukjes zijn namelijk uitwerkingen van notities uit het ‘Tochtendagboek’ van 1947. Datzelfde geldt voor de nogal fragmentarische ‘Brief’ uit Heimwee (ook uit 1947). En het is aardig om de brieven aan Anje Dik (Engelbewaarder kwartaalschrift ‘Nescio’, p. 29-34 en 37-40) te vergelijken met de zelfde passages in het ‘tochtendagboek’ van 1951. Toch had Grönloh waarschijnlijk niet de vooropgezette bedoeling, om materiaal te verzamelen voor dergelijke schetsjes. En als hij al zulke bedoelingen had, dan toch uitsluitend voor eìgen
genoegen. Noch deze stukjes, noch het ‘Tochtendagboek’ zijn door Grönloh zèlf voor publikatie bestemd; ze kunnen dus niet beschouwd worden als volwaardig literair werk van Nescio.
Voor het ‘tochtendagboek’ geldt, wat Nescio over zijn gehele oeuvre zegt: het ‘vervalt in herhalingen’. De formuleringen zijn nog al eens hetzelfde, en ook de tochtjes gaan dikwijls over dezelfde wegen, en naar hetzelfde doel: Muiden, Muiderberg, Kortenhoef, Loenersloot, de dochters in Groningen en Eindhoven. Van een intensieve bewerking en bekorting is echter welbewust afgezien. Juist de ongepolijste vorm, mèt z’n herhalingen, maakt voelbaar, waar het Grönloh/Nescio om gaat, in zijn werk, en op zijn tochten. Ieder mag dat voor zichzelf formuleren; de sleutelwoorden zijn gegeven: stilte, rust, opstanding, ‘la création du monde’, verheffing, verwachting, vervulling. En ook: opeten, indrinken. En: romantisch, onaardsch, immaterieel, onvergankelijk, eeuwig, tijd-, plaats- en naamloos. Nescio: ‘ik was weg’ – ‘geheel opgenomen in God’ – ‘Even viel alles van me af’.
Een toelichting bij de topografische gegevens ontbreekt ook welbewust: dat wordt aan de zelfwerkzaamheid van de lezer overgelaten. Een kaart van voòr 1950 is echter wel noodzakelijk, want er is veel veranderd. De lezer hoeft maar in Muiderberg en omgeving rond te kijken, om ‘de verwoesting van Nederland door de verbetering der wegen’ in zijn volle omvang te beseffen, nog vele malen erger dan Nescio in 1935 kon voorzien (Boven het dal, p. 37). Het dagboek spreekt op elke bladzij de glorie uit van het Nederlandse landschap, met zijn vele torens als bakens op de horizon. Het is ook een pleidooi voor landschapsbescherming.
Lijst van personen
Os(si) | echtgenote van Grönloh |
Nel(ly) en Jan (Tenger) | dochter en schoonzoon |
Bob (of Bop) en Jan Zeven | idem |
Miep en Louis Boas | idem |
de Miepen (of Miepjes) | dochter Miep en haar gezin |
Koosje, Marius(sie), Pip | kleinzoons |
Zus (of Bob) Tenger | kleindochter |
Nelletje | idem |
Titi, Boni (of Boon) | kleindochters |
Saar | zuster van Grönloh |
Albert | Albert Rossi, vriend |
Kees en Willy | Kees en Willy Zwolsman, bevriend echtpaar |
Diederik | vriend |
Anje | Anje Dik, bevriend schoolmeisje (na pleuritis kurend te Nunspeet) |
In de augustusmaand van 1951 houden alle Grönloh’s en hun gezinnen vakantie in Groet, maar in aparte behuizingen. ‘Ons plekje’ was het huisje van Miep en haar gezin.
Wijze van uitgave
Aangezien het hier een niet geautoriseerde, en niet in de eerste plaats literaire tekst betreft, heeft de leesbaarheid als editie-principe voorop gestaan.
– | interpunctie is, zo spaarzaam mogelijk, stilzwijgend toegevoegd |
– | doorhalingen zijn niet opgenomen; van correcties alleen de laatste versie |
– | latere toevoegingen zijn direkt mee in de tekst opgenomen. Van toevoegingen zonder plaatsbepaling werd de plaats zo goed mogelijk bepaald |
– | snelheidsafkortingen (‘v/d’, ‘M’berg’) zijn opgelost, met uitzondering van cs, mp etc. |
– | datum- en dagaanduiding werden geüniformeerd |
– | twijfel over hoofdletter/kleine letter, of over al- of niet-aaneengeschreven woorden werd niet verantwoord |
– | evidente verschrijvingen (‘koopje koffie gedronken’) zijn stilzwijgend verbeterd |
– | woordverdubbelingen (‘met met’) werden gecorrigeerd |
– | vergeten letters en woorden zijn tussen vierkante haken toegevoegd als [+ ] |
Stijlfouten en niet goed lopende zinnen werden niet gecorrigeerd.
De alinea-indeling werd gehandhaafd.
Op verzoek van de erven Grönloh werd tweemaal een naam door een initiaal vervangen, en éénmaal een naam geschrapt. Dit werd met het teken […] aangegeven.