Literatuur van het jaar Nul
Interview met Hans Werner Richter door H. Mulder
Dit interview vond plaats op 28 december 1959 ten huize van Hans Werner Richter in München.
H.W. Richter werd in 1908 geboren. Sinds 1927 was hij boekhandelaar in Berlijn. Hij werd werkeloos, hield redevoeringen tegen het Nationaal Socialisme en ging in 1933 naar Parijs.
Honger en wanhoop dreven hem naar Duitsland terug. In 1940 werd hij soldaat en in 1943 door de Amerikanen krijgsgevangen gemaakt.
Na de oorlog publiceerde hij achtereenvolgens: ‘Die Geschlagenen’, ‘Sie fielen aus Gottes Hand’, ‘Du sollst nicht töten’, ‘Spuren im Sand’, en tenslotte een persiflage op het duitse Wirtschaftswunder ‘Linus Fleck’.
Richter is voorzitter van de ‘Gruppe 47’, waarvan hij de ontstaansgeschiedenis en de werkzaamheden in dit interview uiteenzet.
De ‘Gruppe 47’ is een literair forum dat eens per jaar vergadert. Het nodigt dan veelbelovende jonge schrijvers uit hun werk te komen voorlezen voor een kritisch luisterend publiek van vooraanstaande critici, schrijvers, sociologen, journalisten, uitgevers en professoren. Soms wordt zo’n jonge schrijver dan door een prijs aangemoedigd, maar vaak ook niet. Want de kritiek is deskundig en meedogenloos.
I. Wanneer bent U met schrijven begonnen?
R. Toen ik krijgsgevangene was in Amerika. Ik ben toen als journalist begonnen. Schreef ook wel gedichten. In het Derde Rijk was ik uitgesloten, omdat ik uit een socialistische familie kom.
I. Voor welk blad schreef U dan? De oorlog was toch nog niet afgelopen?
R. In het krijgsgevangenenkamp had ik een krant voor krijgsgevangenen. Die krant had een oplage van 380.000 exemparen. Ik was redacteur samen met Walter Manzen, Alfred Andersch en Walter Kolbenhoff. En in april 1946 gingen we met de hele redactie naar Duitsland. Toen hebben Andersch en ik samen het literaire tijdschrift ‘Der Ruf’ uitgegeven. Zonder Amerikaanse hulp wel te verstaan. En dat blad is eigenlijk het begin geweest van de moderne duitse literatuur. Maar het werd in 1947 door de Amerikanen verboden. In april ’47.
I. Wat was precies de reden van dat verbod?
R. Och, dat is niet zo eenvoudig. Er zijn aan beide kanten fouten gemaakt. Maar de Amerikanen zijn toch wel erg voorzichtig geweest in het begin. Wij waren extreem, dat is begrijpelijk. Wij voelden, dachten en handelden extreem. Wij waren, althans wij voelden ons oer-democratisch. Eindelijk konden we dan toch alles eens zeggen. En dat deden wij ook. We wilden op dat punt niet toegeven. Dat gaf voortdurend conflicten totdat de bom barstte en ons blad verboden werd. Erich Kuby heeft het blad nog voortgezet maar na een half jaar was het verdwenen.
I. Was het een succes, toen het nog bestond, of was het toch als zoveel tijdschriften binnen afzienbare tijd een natuurlijke dood gestorven?
R. Het succes was enorm. Voor een tijdschrift onvoorstelbaar. We hadden een oplage van 120.000 nummers. Toen ‘Der Ruf’ verboden was, werd er bij ons van alle kanten op aangedrongen, vooral door de jongeren, om een ‘Ruf’-partij te stichten. Aan ‘Der Ruf’ werkten veel jongeren mee, die voordien nooit geschreven hadden zoals bijv. Schnurre, Andersch, Bechler en ikzelf. Toen ‘Der Ruf’ verboden was hadden we geen orgaan meer voor onze ideeën en lit. overtuigingen. Geen publicatiemogelijkheid. Als U de moderne duitse literatuur wilt begrijpen, dan moet U van deze situatie uitgaan en dan moet U het jaar 1947 beschouwen als het jaar nul in de moderne duitse literatuur.
I. Maar U berustte niet in dat verbod?
R. Natuurlijk niet. Ik gaf het niet op. Ik wilde een nieuw tijdschrift. En dat kwam er ook. Hoe heette het ook alweer? Ja, ‘Der Skorpion’. Maar dat blad is nooit verder gekomen dan het eerste nummer. Dat nummer was gedrukt maar we
mochten niet verschijnen. De Amerikanen weigerden weer hun toestemming. En de reden? Nihilisme!
En waaruit bestond dat nihilisme? Uit een minder vleiend artikel over Stalin, geschreven door Koestler. De Russen waren er natuurlijk direct bij. Verboden. Ja, zo was dat nog in die tijd. Ik had al een redactievergadering belegd ter bespreking van het zojuist gedrukte nummer en van het volgende. Ik had jonge schrijvers uit heel Duitsland uitgenodigd om met hun manuscripten op die vergadering te komen. Ondertussen kwam dat verbod om te verschijnen af. Wat nu? Uit deze situatie is eigenlijk de ‘Gruppe 47’ ontstaan. Door toedoen van Schnurre uit Berlijn. Die had nl. al een verhaal klaar en hij zei op de vergadering dat hij dat verhaal in ieder geval kwijt wilde, gedrukt of niet. Dan maar voorlezen. Het gevolg was, dat iedereen met zijn manuscript te voorschijn kwam en dat voor begon te lezen. Dat is het ontstaan van de ‘Gruppe 47’. Toen waren het er zeventien, nu 120. Een leest voor uit eigen werk en als hij klaar is begint de critiek, een niets ontziende, ongezouten maar zeer deskundige critiek, ook wat puur taalkundige kant betreft, zinsbouw, taalgebruik etc.
I. Uit Uw aanduiding het jaar nul, maak ik op dat U elke continuïteit tussen de literatuur vòòr 1933 en de naoorlogse literatuur afwijst?
R. Het jaar 1947 was het jaar nul van de moderne literatuur. Het buitenland is daarvan niet zo goed op de hoogte. Kijkt U eens, in 1933 houdt de literatuur in Duitsland op en daarmee staat de literaire ontwikkeling stil. Het Expressionisme was de laatste duidelijke literaire stroming.
I. Maar zijn de emigranten dan niet in zekere zin de schakel tussen 1933 en 1945?
R. Laat ik U dit zeggen. Men behandelt de emigranten met veel piëteit. Maar ze vertegenwoordigen niets. Veel emigranten keerden niet terug en de mensen, die gebleven zijn waren gebroken. De emigranten waren begaafde schrijvers, die de literatuur uit de twintiger jaren geconserveerd hebben, maar de ontwikkeling ging door. De schrijvers van het Derde Rijk waren sowieso bij de ontwikkeling ten achter en waren literair van geen enkel belang. Er was dus een vacuum. En in dit vacuum kwamen de jonge mensen terecht met hun vreselijke ervaringen uit de oorlog, mensen, die nog nooit hadden geschreven. Ze wilden wel schrijven maar waar moesten ze hun voorbeelden zoeken? Duitse voorbeelden waren er niet. Nee, van continuïteit kan geen sprake zijn.[Vervolg of p. 54]