Lloyd Haft
Gelegenheidsverzen van de academische functionaris bij zijn ambtsnederlegging
(deel 3)
In juli 2004 trad ik uit dienst bij de Leidse universiteit waar ik sinds vele jaren docent Chinese literatuur was geweest. Evenals mijn Oud-Chinese voorgangers vond ik in deze levensverandering aanleiding om een aantal gevoelens in versvorm tot uitdrukking te brengen.
1. Op een donkere dag bedenk ik hoe een ikoonschilderes mij vertelde dat zij van haar winterdepressie af kwam door het zorgvuldig aanbrengen van gouden stralenkransen om de hoofden van de Zoon en de Moeder Gods
2. Terwijl ik mij afvraag of ik mijn Duits weer zal ophalen ‘nu ik tijd heb’, denk ik aan mijn allang overleden duitstalige grootmoeder
Een Engels kinderrijmpje uit Mother Goose, dat ik van mijn grootmoeder leerde en vele jaren later weleens opzei als een van mijn studenten te laat op college kwam, luidt:
3. Bij het reinigen van de dakgoot zie ik hoe een jonge boom daarin wortel heeft geschoten
4. Als ik midden in de nacht geplast heb, het bed weer in klim en het lampje uitdoe, is het even alsof het aderennet van mijn ogen in zacht rose op de muur verschijnt
5. Na mijn pensionering koop ik weer antiquarisch leerboeken Chinees voor beginners uit de tijd dat ik aan mijn studie begon
(Het woord in het Mandarijn dat ‘er zijn’ betekent, wordt in de nu gangbare transcriptie ‘you’ geschreven. In leerboeken van vroeger kon de spelling heel verschillend zijn: in Mandarin Primer van Yuen Ren Chao uit 1947 ‘yeou’, in Spoken Chinese van Charles F. Hockett en Chaoying Fang uit 1944 ‘yew’, etc.)