Lodewijk Pessers
Ruzie op rijm
De tenzone tussen Dante Alighieri en Forese Donati
Uit omstreeks 1295 stamt een bijzondere poëtische correspondentie tussen de schrijver van de Goddelijke Komedie, Dante Alighieri, en zijn jeugdvriend Forese Donati. Het relatief onbekende werk geeft in de eerste plaats een interessant beeld van Dante’s vroege literaire ontwikkeling, waarin hij zich van een onverwacht scabreuze kant laat zien (iets wat hem bij het schrijven van de Hel nog van pas zal komen). Daarnaast is de dichtreeks ook om geheel eigen redenen lezenswaardig.
Eerst iets over het genre. De poëtische correspondentie wordt in het Italiaans aangeduid met ‘tenzone’, iets wat in het Nederlands dispuut- of strijdgedicht genoemd zou kunnen worden. Het is afkomstig uit de Provençaalse troubadourspoëzie en had oorspronkelijk hoofse kwesties als onderwerp, waarover in dichtvorm de strijd werd aangegaan (het Latijnse tendere en het Provençaalse tensar betekenen o.a. strijden en betwisten). De thematiek breidde zich echter snel uit. Het is nauw verwant aan andere genres die bekend staan als vituperatio iocosa, poesia derisoria, controversia fittizia en in mindere mate de polemiek. Het verschil met de polemiek ligt niet alleen daarin dat de tenzone gekenmerkt wordt door een dichtvorm; ook de intenties zijn anders. De tenzone heeft over het algemeen een schertsend, komisch karakter en is daarmee minder bitter dan de polemiek. Algemene uitspraken over de achterliggende bedoelingen zijn echter altijd problematisch. Toch hebben we in het geval van Dante en Forese wel een aanwijzing. In de Goddelijke Komedie die ongeveer vijftien jaar later (tussen 1308 en 1321) werd geschreven, vindt in het tweede canticum, de Louteringsberg, een ontmoeting tussen beiden plaats. Daarbij is geen spoor van rancune te bespeuren. Wel blijken Dante en Forese zich te schamen voor een bepaalde periode in het verleden. Vermoedelijk wordt verwezen naar een losbandige tijd en naar de poëtische neerslag daarvan: de voorliggende tenzone. Uit deze passage zou men kunnen opmaken dat van werkelijke onmin geen sprake was. Toch is dat niet helemaal zeker. Vooral
de zwaarte van sommige verwijten doet vermoeden dat er wel degelijk een zeker venijn in de strijdgedichten sloop.
Andere commentatoren houden zich weer bezig met een geheel andere vraag: is de tenzone überhaupt wel van Dante’s en Forese’s hand? Er wordt beweerd dat het zou gaan om een werk van veel later datum en de verzen zouden gesteld zijn in een homoseksuele codetaal.1 Tegenwoordig is de heersende opvatting echter dat de tenzone wel degelijk authentiek is.2
En dan nu naar de inhoud. Hoewel ik geprobeerd heb om die zo goed mogelijk weer te geven, kunnen de sonnetten niet geheel zonder aanvullend commentaar. Dit is deels te wijten aan vertaalproblematiek, maar ook aan raadselachtigheden in de tekst. Ook de Italiaanse lezer kan de gedichten, zelfs met annotaties, nooit helemaal ontsleutelen. Gezien de vermoedelijke datering, de jaren negentig van de dertiende eeuw, mag dat niet verbazen: de ouderdom van de tekst levert vanzelfsprekend taalkundige onduidelijkheden op. Toch zijn dat er relatief weinig.
Een ander aspect is namelijk nog veel belangrijker. De tenzone tussen Dante en Forese is zeer sterk gebonden aan een historische en persoonlijke context. De wederzijdse beledigingen en verdachtmakingen hebben een sterke couleur locale: ze verwijzen naar familieleden, plaatselijke armenhuizen, beruchte misdadigers, familiereputaties enzovoort. Men zou zich daarom kunnen afvragen of een vertaling dan wel mogelijk of zinnig is. Toch blijkt het specifieke referentiekader eerder charmant dan hinderlijk. Het geeft een mooi in kijkje in de Florentijnse achterklap rond het jaar 1300. Bepaalde verhalen, bijvoorbeeld over fraude of overspel, zouden ook vandaag de dag in roddelcircuits kunnen circuleren. Van andere thema’s, zoals vraatzucht of eerwraak, is dat misschien minder goed voorstelbaar. Overigens is diepgaande kennis van de genoemde instituten, familieleden en gebeurtenissen waaraan gerefereerd wordt, vaak niet nodig om de essentie te begrijpen. Net zoals gedichten van François Villon niet alleen voor mediëvisten zijn weggelegd, kan ook deze tenzone worden gelezen zonder historische plattegronden of Florentijnse stadskronieken. Een korte inleiding is vaak al voldoende.
Verzen zouden gesteld zijn in een homoseksuele codetaal
Nog enkele woorden over de structuur. De tenzone bestaat uit zes sonnetten met onregelmatigheden in het metrum en, belangrijker nog, in het rijmsche-
ma. Dat laatste gebeurde bewust. Antwoorden in hetzelfde rijmschema was namelijk een teken van respect; in de tenzone was daar uiteraard geen plaats voor.
Deze oorspronkelijke vorm komt terug in het Nederlands. Hoewel vertalen op rijm de ‘bewegingsvrijheid’ beperkt, staat daar tegenover dat de ritmische eigenheid (enigszins) behouden blijft.
Tot slot: de gedichten zijn om beurten geschreven en moeten steeds gezien worden als een reactie op de ander. Dit geldt alleen niet voor het eerste gedicht, dat als een ‘startschot’ geldt. Dante bijt het spits af.
Dante aan Forese (1)
In het eerste gedicht kiest Dante de aanval door zich te richten op de vrouw van Forese (laatstgenoemde wordt hier overigens aangeduid met zijn bijnaam ‘Bicci’). Daarbij koppelt hij haar chronische verkoudheid aan het seksuele onvermogen van haar echtgenoot. In het Italiaans wordt vermeld dat haar deken ‘cortonese’ is, dat wil zeggen: afkomstig uit de Toscaanse stad Cortona. Duidelijk is echter de toespeling op het woord ‘corto’, dat ‘kort’ betekent en ook hier dus in seksuele zin geduid moet worden.
Liever had ze haar dochter voor wat droge vijgen uitgehuwelijkt aan een graaf
Ook de schoonmoeder van Forese zou zich om veel beklagen: liever had ze haar dochter voor wat droge vijgen uitgehuwelijkt aan een graaf. De afkomst van Forese, zo suggereert Dante, zou dus te gering zijn, terwijl de familie Donati toch zeer aanzienlijk genoemd kon worden. Verder kan ook nog een sneer worden vermoed in de droge vijgen; het Italiaanse woord voor vijg ligt namelijk dicht tegen de vulgaire benaming van het vrouwelijk geslachtsdeel aan.
Forese aan Dante (2)
Nu is het aan Forese om op de beschuldigingen te reageren. Daarbij lijkt hij opzettelijk de seksuele lading te negeren. In plaats daarvan neemt hij de woorden letterlijk en doet alsof Dante slechts zijn armoe en eenvoud op de hak nam (huiselijke kou, de korte dekens, slechte huwelijkskandidaat). Hij opent daarom met de bekentenis dat hij, na een koude nacht, op het dievenpad is. In plaats van kostbaarheden treft hij slechts het lichaam van Dante’s vader, Alaghier(o), aan. Hiermee lijkt het verbale steekspel in een grovere fase te zijn beland. Wat volgt is waarschijnlijk een belediging aan diens adres en daarmee ook aan dat van Dante. Het stoffelijk overschot is gekneveld in een Salomonsknoop, wat erop kan duiden dat de man zich bij leven bezighield met dubieuze praktijken. Het gebaar dat Forese vervolgens maakt, diende destijds om onheil af te wenden en zou daarmee passen in de interpretatie.
Dante aan Forese (3)
In zijn antwoord komt Dante direct terug op de Salomonsknoop, die hij voor de gelegenheid spelt als Salamonsknoop, hiermee verwijzend naar het woord salame dat ‘worst’ betekent. Forese wordt hier namelijk afgeschilderd als een
veelvraat die bovendien zijn rekeningen niet betaalt. In dat licht moet ook de raadselachtige voorspelling worden uitgelegd dat het verorberde lam ‘zijn vlees komt wreken met zijn huid.’ Nadat Forese genoten heeft van het vlees, arriveert vervolgens de gevreesde rekening, die destijds op gedroogde lamshuid (lees: perkament) geschreven werd. Als hij niet in de beruchte gevangenis van San Simone wil eindigen, kan hij dus maar beter vluchten. Tenzij Forese weer een oud (en waarschijnlijk niet legaal) trucje van stal haalt om geld te vergaren en zodoende zijn schulden te delgen. Ten slotte iets over ‘Stagno’s zoon’ die aan het eind als schrikbeeld wordt opgevoerd: waarschijnlijk was dit een gehangen dief.
Forese aan Dante (4)
Forese begint zich nu te keren tegen Dante’s kritiek dat hij een armoedzaaier en wanbetaler zou zijn. Sterker nog: Dante heeft zélf geen cent en komt zelfs bij de familie Donati bedelen. Verder doet hij ‘s winters een beroep op de armenvoorzieningen van het ziekenhuis San Gallo en is hij bovendien aangewezen op de kosteloze voedselverstrekking van Altrafonte, een burcht aan de noordkant van de Ponte Vecchio, ongeveer waar zich nu het Uffizi-museum bevindt. Als hij snel gaat werken, hoeft hij misschien niet aan te kloppen bij zijn eigen familie (Tana en Francesco) en blijft het hem bespaard te eindigen als zijn oom Belluzzo. Meest pijnlijk is misschien wel de voorspelling dat Dante zijn oude dag zal moeten slijten in Pinti, een huis voor behoeftige bejaarden en geschonken aan de stad Florence door de familie Donati.
Dante aan Forese (5)
Ondanks de tegenaanval blijft Dante volhouden dat Forese een notoire dief is. Verder is door de losse seksuele moraal van zijn moeder, vrouw Tessa, onbekend wie hem eigenlijk verwekt heeft. Wel is duidelijk dat zijn vermeende vader (‘hij die tot hem staat als Jozef tot Christus’) elke nacht weer bang is dat Forese gepakt wordt. Tot besluit meldt de oorspronkelijke tekst nog dat Forese en zijn broers wel erg goede zwagers voor elkaars vrouwen zijn. Hoewel de interpretaties uiteenlopen, vermoed ik dat het wederom een seksuele toespeling is. Dit zou namelijk ook kunnen verklaren waarom Forese zijn eigen vrouw verwaarloost.
Forese aan Dante (6)
Forese heeft nu het laatste woord. Hij begint met de stelling dat er geen twijfel over bestaat wie Dante heeft verwekt: de zoon is namelijk net zo laf als de vader. Dat wordt meteen gestaafd met een voorbeeld. Toen de oude Alaghiero een groot onrecht werd aangedaan, was het de taak van Dante om revanche te nemen op de dader. Dit onrecht wordt in de oorspronkelijke tekst overigens niet eenduidig beschreven en de gissingen lopen daardoor uiteen van belediging tot diefstal. Hoe dan ook, Forese meent dat Dante’s wraak genadeloos dient te zijn: vierendeling bijvoorbeeld. En als hij de dader op die manier heeft omgebracht, hoeft hij met ‘vrede geen haast te hebben.’ Met andere woorden: het onrecht is zó groot dat zelfs na een gruwelijke vergelding hij niet meteen de gebruikelijke verzoeningspoging met de nabestaanden hoeft te ondernemen.
Forese meent dat Dante’s wraak genadeloos dient te zijn: vierendeling bijvoorbeeld
Na de sarcastische opmerking dat Dante zich met verve heeft gekweten van deze taak, probeert Forese de lafheid van zijn opponent in woorden te vatten; woorden die wederom de nodige hoofdbrekens opleveren. Letterlijk staat er: ‘jij hebt je bonetta er zo van vol dat geen twee ezels het kunnen dragen.’ Er bestaat geen consensus over de betekenis van bonetta in dit verband. Normaal gesproken zou het een hoofddeksel of capuchon betekenen, maar ook draagzak wordt gesuggereerd. En waarmee is deze dan gevuld? Angstzweet, geld? Gezien de context lijkt zweet meer voor de hand te liggen dan geld.
Meer duidelijkheid bestaat er ten aanzien van de gierstkorrels aan het slot. Forese wil dat deze op tafel worden gelegd om te berekenen welke bedragen ze elkaar nog verschuldigd zijn. Indertijd was het gebruikelijk om bij dergelijke calculaties korrels te gebruiken.
Bibliografie
M. Barbi, La tenzone di Dante con Forese, Studi Danteschi, vol. 9, 1924 |
D. Alighieri, Le opere minori, bezorgd door Enrico Bianchi, Florence, Ariano Salani Editore, 1930 |
D. Alighieri, Rime, bezorgd door Gianfranco Contini, Turijn, Giulio Einaudi Editore, 1946 |
E. Bartlett, Dante’s ‘Tenzone’, Italica, vol. 44, afl. 3, 1967 |
U. Bosco, Enciclopedia Dantesca, Roma, Istituto della enciclopedia italiana, 1978 |
F. Chiappelli, Il legame musaico, Roma, Storia e Letteratura, 1984 |
A.M. Chiavacci Leonardi, La Divina Commedia, Purgatorio, Milaan, Mondadori, 1994 |
M. Cursietti, La falsa tenzone di Dante con Forese Donati, Roma, De Rubeis, 1995 |
R. Lewis, Dante, New York, Viking Penguin, 2001 |
G. Ledda, Dante, Bologna, Il Mulino, 2008 |