Lucas Hüsgen
De wetenschap der vragen
Hoe spoelen gesteenten aan, betrapt verlangen naar onraad de lucht? Welk voortbrengsel van architectuur is het bezoek van kunsthistorisch georiënteerde reisgezelschappen niet langer waardig? Heeft de machteloze constructeur vooraf het antwoord bedacht op de volgende vragen die hem elke middag worden gesteld? Laten verdwaalden die in hun kelder hun tukje doen het ruisen van de verwarmingsbuizen toe? Staan pariteiten elkaar niet dagelijks naar het leven, in de weg?
Hoeveel paden leiden, wit zand, naar hoeven, en hoeveel hoeven worden door weiden met boterbloemen omgeven, of – minder prettig geval – door wijken met witte muren, dakdekkingen die klieven? Is wie, die uit het veen werd opgeduikeld, het waard mee te worden opgenomen in de koelcel, tijdens transport opgevangen door een file? Heeft de moeder van de man die zijn moeder bezoekt de bezoeker erop geattendeerd dat de batterij van de mobiele telefoon door de vrouw met ravenzwarte haren werd voortgeslingerd?
Waarom volgen voeten een slingerend pad? Hoeveel breuklijnen lopen door het groene dal? Wat doen geserreerde radiomedewerkers met de bekleding van stoelen die zij van grootouders erven? Wie legt de route naar de toegangspoorten van het berggebied uit aan infiltranten, getraind in de gebruiken van voorspoedige broeders? Bestaan er mogelijkheden tot succesvolle weerspannigheid? Bestaat er een gedegen kans op een algeheel verbod dat commercialiteit doelmatig treft, weerzin die bij gebruikers der reclameboodschappen ten aanzien van de werkelijkheid gevoelen opheft? Vraagt de slinkse partijfunctionaris de weg aan geselecteerde voorbijgangers? Willen heren neuken, verkiezen zij daartoe bij voorkeur jonge meisjes die ravenzwarte haren onttrekken aan de blik?
Blijft tederheid van afsterven niet beter van de voetpedalen af? Verwerft de account manager toegang tot de burcht? Bezoekt de account manager de burcht voorbeeldig in nederige buiging van het hoofd en prevelementen van zijn liefdeslied? Kan zij die hij betastte diezelfde dag vanaf de burcht besneeuwde heuvelen bewonderen? Waarom zegt de oudere, welgestelde heer dat hij het jonge meisje niet wil ontmoeten, wat er ook gebeurt? Hoe zit dat met de waardigheid der schepselen, wat dragen de duwboten in de rivier beneden daaraan bij?
Heeft de krasse druktemaker die het hoofd liet kaal scheren zich voldoende gedachten gemaakt over schuimingen aan de voet van een waterval? Wachten ons de knekels van verstekelingen, als we de ene brug (wankel over de rivier met kiezeltjes) benutten en doorzeuren over de onverantwoordelijkheid van onze passies, wat we daarvoor aanzien? Wat is een woord als ‘hartstocht’ waard, als je er een boterbloem niet mooi mee maakt?
Wie wist dat een zevenjarige in het blad voor de katholieke schoolgaande jeugd een loflied op datzelfde blad liet zingen door een mus? Hoe was het het geval dat de kokkels bedorven? Wie van de verdachten houdt nog niet van ansjovispasta? Wordt het niet tijd dat onderwerpen – zelfs de minst controversiële – een jaar lang taboe worden verklaard zodat de mogelijkheid ontstaat te kijken naar een flesje melk bij het ontbijt, ook als je aan melk een bloedhekel hebt? Wordt het niet tijd dat wij verboden uitspreken over de talrijke vormen der menselijke begerenswaardigheid – en omdat wij graag een goed voorbeeld geven, ieder voordeel van de dichtkunst voorop?
Is niezen te tolereren voor wie zich in de wachtkamer ophoudt? Kan lachen accepteren wie behept is met eigenschappen die in wachtkamers ongewenst zijn? Heet sterven ten onrechte een koud kunstje voor wie voorafgaand aan het ongeval brandslangen bedienen? Moet de consument het voorgaande opvatten als een moment van meligheid of als intelligente verwijzing naar een ernstig historisch feit? Lopen de consumenten voorop bij de parade? Laten de consumenten zich afleiden door hun menselijk ruisen naast het gras? Laten wij ons door de glans van carrosserieën bij de keuze van hun nieuwe auto bewonderen of etaleren?
Heeft de voetballer eerder wel dan niet lak aan haarspray? Heeft hij aandacht op kunnen brengen voor darmproblemen bij de voorzitter van de
omroepvereniging, om welke reden mag hij dan wel niet zijn weggelopen bij zijn vrouw? Wordt het niet tijd voor een landschap, dat nu eens wel op het Zinnebeeld der Mogelijkheden lijkt? Revolteert u tegen de machteloosheid die mensen aan de dag leggen, zodra het op een veijaardagsgeschenk aankomt? Beschikt u over alternatieven voor de vermoeidheid der menselijke ledematen? Wilt u zich te koop aanbieden, zoals dat wordt vereist? Heeft u zich zorgen gemaakt omtrent de vormeloosheid van de zomernamiddag toen u stapte in de rode boot, de honden flaneerden met bazen langs hoge krullerige gevels? Heeft u enig idee waar het aan ligt dat het meeste al meteen voorbij ging?
Waarom hebben glazeniers nooit vragen gesteld, vragen die erop aan komen, zij die zoveel doorzichtigheden aanschouwen, waarom weten zelfs handelaars in visgerei niet wie glazeniers mogen zijn? Hoe is het mogelijk dat ik mij de wandeling herinner naar een tramremise achter het brokkelig muurtje, ‘s avonds gelig aangelicht, terwijl het half blauwe voertuig de voorhof op knerst en droevig stemt in herinneringen aan languineuze lichamen? Hoe loom heet een lichaam, als het heeft geslenterd door wouden, aankwam bij een spade, verborgen onder rododendron, zich diep geconcentreerd uitkleedt en in mechanische bewegingen het eigen graf delft, bij voltooid karwei afdaalt en wacht op de liefdevolle die de afspraak nakomt, zich zuchtend de weg baant tussen struiken, terwijl eksters zichzelf bewonderen, takken de overige vogels hun gang laten gaan?
Hoe teder heet een lichaam dat uit zwarte aktentas, ooit van een belastingambtenaar, een rol staaldraad tevoorschijn haalt om het lome lichaam te omwikkelen, alvorens het te stoten in de kuil, en zand te spitten? Hoe liefdevol heet een blik die strijkt over het gelaat van de gekuilde, in de aktentas grijpt naar de make-up set, aan te wenden voor het verfraaien van het gelaat? Wie vergeeft het als gedachten bewegen in dergelijk verlangen? Is wie vergeven kan nog van alle anderen onderscheiden, zo ja, in welke woonst heeft hij onderkomen, om te versterven is beweeglijkheid voorwaarde nummer 1; dwalen wie zich het vermogen tot wetenschap aanmeten waarbij zich de vraag uitstrekt tot voorbij de grenzen van een antwoord? Hoe is het mogelijk dat haar mond beweegt, alle woorden zich voortzetten in de ruimte, ieder die haar aanziet, gelooft dat zij spreekt van al wat zij voortdurend verborgen gehouden hebben, en: hoe is het mogelijk dat zij zich daar nog niet in het minst van bewust is, dat we ons drie dagen later de vraag weer stellen,
afgedaald naar de rivier, keitjes vinden die we net als vroeger over de rivier slingeren, hedentendage, zo spreekt men je angstvallig toe, kan zoiets niet, vraag ik hen, verlegen doch sarcastisch, vraag… waarom vergeet ik mijn vraag, stotter ik, meende ik dat ik sarcastisch moest zijn, als een menselijkheid; geen andere uitweg dan haar sarcasme?
Wat moge de oorzaak zijn dat een menselijkheid, reiziger, basketballer met paraplu, havenarbeider met gsm, dat een menselijkheid, meisje met krullen, tekening van havik, menselijkheid, slikker van koolhydraten en vetten, menselijkheid, tekenaar van haviken, vrouw die de tekeningen van haviken in laat lijsten, menselijkheid zonder morren of weifelen besluit de vlucht naar Rome over te boeken in een vlucht naar Sydney, drie weken later, misschien (als het mee zit) een andere vliegtuigmaatschappij; sorry zeggen? Hoe is het menselijkerwijs mogelijk dat een geliefde in spe voorbijloopt aan de wagenwijd geopende deur, menselijkerwijs mogelijk dat een geliefde menigmaal iets op zijn conto durft te brengen, waarom denkt zo’n geliefde aan ondergrondse galerijen, half verlicht, roodbruin betegeld, permanente verkoopexpositie van boompjes, zwart gesteente?
Hoe is het menselijkerwijs mogelijk dat een wandelaar moeite doet om de ene voet te zetten voor de andere, terwijl de zwaarte in iedere stad te bespeuren valt, als een dame met zwarte krullen bij de bakkerszaak naar buiten staart, de verongelijkte mondhoek duidelijk maakt dat zijn gepriem niet op prijs kan worden gesteld, waarop ze in wijnrode regenjas de winkel verlaat?
Waarom, zo moge de vraag luiden, wordt edelmoedigheid zelden door de hele mensheid tegelijk aangehoord? Tot hoeveel onthutsende vragen geeft de voorgaande vraag aanleiding? Mogen we ons niet afvragen wat het algemeen belang van edelmoedigheid mag zijn, waarom zou de mensheid van edelmoedigheid überhaupt doordrongen moeten willen raken? Of is verslapping van menselijke aandacht in het spel die zich te zeer vastpint op nooddruft? Of is menselijke onafhankelijkheid waarborg voor de menselijke edelmoedigheid die in ieders gebaar drang tot tederheid opmerkt, zoals onder frietzakjes, voorzover voorhanden? Is het niemand opgevallen dat het schetteren van Hubbard verzachtender werkt op het gemoed dan het planken aansnijden van dhr. Davis? Of wraakt u de alhier gebruikte terminologie, en dient de tweestrijd te gaan tussen Berne en Potter (nu goed dan, voor een keertje Harry ook)?
Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat bouwvakkers, met name verwanten van een vooraanstaande politicus uit de duistere jaren, zich beroepen op sopranistiek van koperwerk, terwijl zij zelf geluidswallen aanbrengen die het begrip van sopranistiek belemmeren? Heeft het majesteitelijke meervoud toekomst? Wordt het niet tijd dat omwille van de nieuwe maatschappelijke behoeften gebieden met landschappelijk schoon raken omgetoverd tot wandelgebieden in welke geen ander zich vertone dan de volleerden in pluralis majestatis? Dan hebben de bomen tenminste wat te doen. Kan iemand me vertellen of ze een rood met geel bloesje draagt, als zij onder palmen wandelt met uitzicht op een wolkenkrabber? Kan iemand me vertellen welk plezier haar afgelopen donderdag is toegevallen? Kan iemand me vertellen of ze schilderijen exposeert, met enig succes? Wie is dat meisje dat iedere gedachte laat druppen uit de mond? Waarom ontbreekt het de zijdeur aan de achteruitgang, wie weet wat wij met het woordje hadden willen zeggen, indertijd, toen we alles hadden gezegd?