[p. 156]
Lucebert
Op het gors
terwijl water zijn gonjezak
laat slobberen
slempen ook de kinderen
van het licht-milieu
de zon is mosterd
op de maalstroom de stratus
vastkakig de vele goden
nat van het ei
er is zoveel in de lucht dat men niet weet
tegen heug en meug mengt men zich
met de bliksem de slippedrager van het heelal
en op het strand aan zee
bij deze lijken die waarlijk leven
in het geheim van stil en naakt zijn
weet men van weten nog minder
in het middenwit van wat men gewaar wordt
staat uitgeschreven dat wat men verhaspelt
en alleen de vileine vilder deert het verbeesten
[p. 157]
Lucebert
Wedergeboorte
nest waarin je wreed kunt zijn
en het spel met het duister ei speelt
het hangt verloren in de lucht
want het antwoord van de wolken
rijmt op verbranding er is een vuur
dat je niet kent maar je behandelt
feniks die bedorven vuur vreest
steeds verlaat je het donker verbond der bomen
en steeds keer je weer naar het groene rythme van weleer