[p. 551]
Margreet Buwalda
Gedichten
Leven
In kleine jaarboeken ligt
heel gecomprimeerd mijn leven.
Wie kwam, en waar ik ging.
De letters die de feiten
vatten in taal staan als wachters
voor alles er achter.
Zwijgen op papier dat geen
ruimte laat voor leegte. Zodat
dit leven voller lijkt
dan het, dunkt mij, was.
[p. 552]
Onzichtbaar
De foto laat een jongen zien
van een jaar of tien. Er kwam een
telelens aan te pas – omdat
de jongen hoog, en ver, in een
boom geklommen was. Zijn gezicht
in ‘t groen lijkt dichterbij gehaald.
Zacht streelt de zon zijn roodbruin haar.
Een zoon die naar een vader lacht –
beneden, op het pad. Vader,
geen lens brengt hem nabij. Op hem,
onzichtbaar, valt een ander licht:
een stille liefde straalt hem toe.
[p. 553]
Badweg
De badweg:
zonder einde of begin in
blond, zilt land.
Een vergeten uitgangspunt, lang
geleden,
dat vacantie heette. Vanwaar
zonder paard
of wagen en geen mens die mij
wou dragen,
ik liep: onbegrepen dagen.
Klein tussen
grote benen over klinker-
stenen naar
het vermeende paradijs waar
harde wind
scherp zand in bange ogen blies.