Margriet de Moor
Rusland wees niet boos
Rusland! wees niet boos. Er bestaan op de wereld verhalen die ooit een keer zijn begonnen en sindsdien niet meer van ophouden hebben geweten. Ze gaan door. Beginnen opnieuw. Houden zich vaak een heel tijdje koest en grijpen dan ineens de eerste de beste handreiking aan om een nieuwe ronde te doen. Vol animo verschijnen ze op een andere plek, in een andere eeuw, en – zonder probleem – in een andere taal. Soms zijn ze totaal van gedaante veranderd, soms alleen maar een beetje en soms, nee eigenlijk meestal, zijn ze in dat ondergrondse gebied waar alle verhaalpersonages, alle karakters, locaties en intriges met elkaar verkeren door zoveel moois aangeklampt dat ze, als ze weer opduiken, enkel nog een paar kleine, maar wel heel frappante dingen van hun vroegere ik met zich meedragen. Rusland, wees niet boos. Er is, in Russische vertaling, een Nederlandse Kreutzersonate verschenen.
Zeer oude verhalen, oerverhalen. We kennen ze allemaal. Dat van Orfeus, van Medea, van Odysseus. Verhalen gaan door op verhalen. Maar zoals niemand voor de tweede keer afdaalt in dezelfde rivier, zo vertelt ook niemand tweemaal hetzelfde verhaal. Oidipous is bij Sophocles déze persoon, bij de zeventiende-eeuwer Corneille is hij weer heel iemand anders.
Griekse, Alexandrijnse figuren, maar ook in Europa cirkelen onweerstaanbare types rond. Denken we aan Faust, die oeroude Duitser, die typische Europeaan die koste wat kost wil bereiken wat een mens, op zijn allerhoogst en dan natuurlijk nog een beetje meer, ook vermàg te bereiken. Faust heb je in talloze gedaanten, vanaf een oud Volksbuch tot aan Goethe, Lessing en de poppenkastvertoningen in het Lübeck en Rostock van vandaag. Wie heeft Doctor Faustus van Thomas Mann nu niet gelezen? Faust héét bij Thomas Mann Adrian Leverkühn, maar hij ís Doctor Faustus, en wel met inbegrip van twee echte, uit de werkelijkheid geplukte figuren, Luther en Nietzsche.
Zulke dingen gebeuren onder het werk. Laten wij ook vooral Don Juan niet vergeten, van wiens vele gedaanten ik nu alleen de Don Giovanni
noem, het grootse kunstwerk dat ervoor heeft gezorgd dat het verhaal van Don Juan nooit meer losgemaakt zal kunnen worden uit de demonisch-hemelse muziek van Mozart.
Kunstwerken gaan door op kunstwerken. Romans, verhalen, schilderijen en opera’s flirten met het idee dat ze afstammen van de echte wereld. In werkelijkheid stammen ze af van elkaar. Wie denkt dat de literatuur een afspiegeling is van de wereld van alledag, of een commentaar erop, of een variatie ervan, laat zich beetnemen door het raffinement van de woorden, die graag doen alsof.
Maar nu Kreutzersonate. Geen terugkerend personage, maar leuker en abstracter: een terugkerend motief. Een motief dat vergeleken met al die andere nog piepjong is en toch al een duidelijke spiraalbeweging heeft ingezet. Elk verhaal is ooit voor het eerst door iemand tot kunstwerk gemaakt. Iemand moet de reeks beginnen, Homerus, Tolstoj, het geeft niet wie. Het lijkt me niet onverstandig nu eerst wat verwarring te zaaien met een vraag.
Is Kreutzersonate een muziekstuk of een verhaal? Wie is begonnen, Beethoven of Tolstoj oftewel: de muziek of de literatuur?
Ik hou eraan vast dat de start van Kreutzersonate een muzikale start is geweest. En dat dit consequenties heeft, móet hebben, voor het literaire verhaal. Vervolgens spreekt het vanzelf dat de aard van die consequenties gezocht moet worden in de aard van de muziek die, radicaler dan welk van de andere kunsten ook ‘jenseits von Gut und Böse’ is.
Kreutzersonate, de mijne, beschouw ik als nummer vier. Er bestaan twee negentiende-eeuwse Kreutzersonates. De eerste is van Beethoven, ja het was Beethoven die begon, door in 1803 met dat gewaagde, avantgardistische stuk aan te komen zetten, de sonate in A dur opus 47 voor piano en viool, dat de bijnaam Kreutzersonate kreeg. Dít is het werk waaruit Tolstoj, later in de negentiende eeuw, zijn inspiratie heeft geput voor die zwartgallige novelle van hem. Dan, in het eerste kwart van de twintigste eeuw, komt de Tsjechische componist Janáček met het motief voor de dag, waarmee Kreutzersonate dus weer muziek is geworden. Janáček maakt er een strijkkwartet van. En ja, helemaal aan het begin van de eenentwintigste eeuw, in 2001, heb je dus mijn kleine roman.
Kreutzersonate is een reeks, een spiraal die zich afwisselend van muziek naar literatuur beweegt en het motief is wel zo levenskrachtig dat ik zeker verwacht dat er, mikken we op halverwege deze eeuw, wel weer een nieuw exemplaar zal verschijnen. De beurt is dan aan de muziek, een kleine opera
stel ik me voor, een kameropera, want Kreutzersonate zoekt de intieme vorm, geen symfonie of dikke roman.
Hoe kóm je als schrijver op zo’n idee?
De aanleiding was voor mij als zo vaak iets toevalligs. Toen het Concertgebouw in Amsterdam mij vroeg een kamermuziekprogramma samen te stellen, koos ik als motto ‘De verliefde Meester’. Ik wilde het publiek stukken laten horen die geschreven waren in een stemming van grote verliefdheid. Eén van die stukken was het tweede strijkkwartet – Intieme Brieven – van Janáček, een componist die ik diep bewonder. Toen, pas toen, kwam ik erachter dat er ook een eerste strijkkwartet van hem bestaat en dat dat, naar de ondertitel van het werk, ook wel Kreutzersonate wordt genoemd.
Ik beken dat ik deze muziek toen nog niet kende. Ik had er nog nooit een noot van gehoord, maar ik was meteen betoverd: op het moment dat ik hoorde dat er een strijkkwartet bestaat dat Kreutzersonate heet, kreeg ik onbedwingbaar veel zin om – quasi argeloos, quasi alsof er geen zekere Tolstoj was geweest die een zekere beroemde novelle had geschreven – een liefdesgeschiedenis te schrijven waarin een muziekstuk, namelijk Janáčeks strijkkwartet, een hoofdrol zou spelen.
Als een vlinder uit de lucht geplukt. Of ik meteen wist wat me in de onderneming zo aantrok is de vraag, maar eenmaal aan het werk wist ik het wel. Kreutzersonate is een motief dat er onverbloemd voor uitkomt niet uit de echte wereld te stammen, maar uit de esthetische. Daarbij deinst het er niet voor terug om ook nog eens te beweren dat kunst niet door het leven wordt gevoed, maar dat het andersom is: boeken, beelden en vooral de onbevattelijke muziek manipuleren de mensen zonder dat ze het weten, ze wijzigen hun bewustzijn en sturen ze letterlijk of figuurlijk een zijpad op. Hun overtuigende argument daarbij, hun enige: schoonheid, verleidelijke.
Zoiets is toch eerste klas suspense voor een boosaardig verhaal! Jawel, mijn verhaal is allesbehalve lieflijk. En is dat van Tolstoj dat soms? Boosaardigheid zou weleens een blijvend karakteristiek van het kreutzersonatemotief kunnen zijn. Hoe het ook zij, ik had het plan voor mijn liefdesgeschiedenis nog niet opgevat, of daar waren de drie hoofdpersonen al, daar doken ze al op compleet met hun humeuren, hun uiterlijk, en vooral: hun noodlot.
Nederlandse novelle met een Tsjechische noot, zo werd mijn boek in de Tsjechische pers besproken en ik was daar blij om. Precies, zo is het. Dit
is precies goed getypeerd zonder dat aan de gelaagdheid van het verhaal, de voorgeschiedenis die er onlosmakelijk aan vastzit, ook maar iets wordt af gedaan. Want achter die Tsjechische noot, Janáčeks strijkkwartet, schuilt Tolstojs verhaal en achter Tolstojs verhaal steekt Beethoven. Maar waar het mij om gaat, het plezier van het hele avontuur, is dat míjn aanleiding Janáčeks Kreutzersonate was, niets anders, en dat het alleen via dit stuk was dat ik literair opnieuw weer in aanraking kwam met Tolstoj. En er toen niet omheen kon, en dat ook niet wilde, de reusachtige Tolstoj, de Russische Homerus die hoe dan ook toch een voorvader van mij is, een vrijmoedige knipoog te geven.
Namelijk, dat het genre van Kreutzersonate sinds hem, Tolstoj, een reisverhaal is. Dat de literaire Kreutzersonate een reisverhaal moet zijn en ook, in de traditie van dit soort verhalen, door een verteller moet worden verteld, heb ik mijzelf – vanwege Tolstoj – opgedragen. Jawel! Maar terwijl de Russen in de negentiende eeuw lange, vaak dagenlange treinreizen maakten en dan natuurlijk onwillekeurig aan het levensverhalenvertellen sloegen, reizen wij in onze zoveel ongeduldiger eeuw per vliegtuig.
Dat vraagt van een schrijver bepaalde manipulaties. Want vliegen gaat, als het op het vertellen van levensverhalen aankomt, veel te vlug. Om nu de feiten van dit boek de nodige tijd te geven, was het een gewone, praktische ingreep-aan-de-schrijftafel om van alle vluchten vertraagde vluchten te maken. Zodat de personages nogal eens vast komen te zitten op de luchthavens – we kennen het allemaal, veel hoef je daaraan niet te verzinnen – en noodgedwongen met elkaar aan de praat raken. Dat die annuleringen en vertragingen stuk voor stuk te maken hebben met ongeluk en gevaar, spreekt vervolgens voor zich. Zo komt het dat het gevaar van de vliegtuigen in het verhaal van deze nieuwe Kreutzersonate als een dreiging over de feiten is komen te hangen, dat het er de toonsoort van is geworden. (Deze kleine roman verscheen in dezelfde week als wat nu bekend staat als ‘de elfde september’. Kreutzersonate. Je denkt dat je je hebt gewijd aan een klassiek, puur esthetisch motief. Dat een boek de actualiteit zo naar zich toe kan halen: je verzint het niet!)
Kom ik even terug op de verteller, een sujet dat in de literatuur vaak de neiging heeft zich als een nobody te gedragen, een voetveeg, enkel goed voor het doorgeven van de feiten. In deze nieuwste Kreutzersonate is de verteller inderdaad weer eens een bleek ventje, een jonge musicoloog zonder uiterlijk en zonder biografie. Maar hij neemt wel aan de handeling deel en niet zo’n beetje ook. Want hij is het die de jonge violiste, Susanna Flier,
aan zijn blinde reisgenoot voorstelt en haar vervolgens wel zo beeldend, zo suggestief aan hem beschrijft dat deze haar als een schilderij zo mooi en esthetisch voor zich ziet en haar al spoedig, zoals je dat ook bij een schilderij kan hebben, daar is niets mis mee, wil bezitten.
Toch – en hier gaat het om in dit verhaal – begint de koorts van de blinde criticus pas echt wanneer hij het meisje de eerste vioolpartij hoort spelen in Janáčeks strijkkwartet nummer één. Het gepassioneerde, bezeten muziekstuk dat Kreutzersonate heet.
Wat is er toch met dat Duitse, Russische, Tsjechische, Nederlandse, kortom Europese motief Kreutzersonate?
Laat ik ze voor de gelegenheid allevier eens met een thema betitelen, snel, gewoon even voor de vuist weg. Het thema van Beethoven moet dan toch wel, denk ik, erotiek zijn. Want dat leert ons Tolstoj, in wiens verhaal twee mensen die samen Beethovens Kreutzersonate spelen, verliefd worden op elkaar. Kijken we dan naar het Tolstojverhaal zelf. Het doorslaggevende thema daarvan is ongetwijfeld jaloezie: razende man vermoordt echtgenote. Komen we bij Janáček en zijn strijkkwartet. Janáček had grote bezwaren tegen Tolstoj’s verhaal, en ik geef hem gelijk. Zo zwart, zo negatief over vrouwen, huwelijk, seksualiteit! Janáček was bijna zeventig jaar toen hij dit stuk schreef. Helemaal in de ban van een mooie jonge vrouw, Kamila Stösslova, stond hij allesbehalve negatief tegenover liefde en erotiek. Zich afzettend tegen de akelige Tolstojgeschiedenis (die hem niettemin al heel lang geweldig fascineerde) wilde hij het opnemen voor de arme, geslagen, gekwelde vrouw waarover Tolstoj schreef, zoals Janáček het zelf in een brief aan zijn beminde Kamila uitdrukte. Dus geef ik zijn Kreutzersonate het thema deernis mee, één van de sympathiekste emoties die wij hebben…
Sympathiek ja, maar krachtig genoeg? Ik zou u willen vragen of het u ook zo is vergaan als mij indertijd. Toen ik het stuk voor het eerst beluisterde, kon ik daar zeker de deernis van de componist in horen, dat wel. Maar wat ik vooral hoorde was iets dat heel wat sterker is dan dat lieve gevoel, namelijk jaloezie. Razende jaloezie, die als het ware op eigen kracht, opgeweld uit de bron van Tolstojs novelle, in het muziekstuk terecht was gekomen.
Maar dat is je reinste suspense! Die dus zijn plaats heeft gezocht en gevonden in mijn Kreutzersonate, waarvan het thema, denk ik, gevaar is. Gevaar dat samenhangt met al die vertraagde en verongelukkende vliegtuigen, maar dat toch vooral afkomstig is van de muziek. De blinde criticus wordt pas verliefd wanneer hij het meisje hoort spelen. Ik zei het al: ook
mijn Kreutzersonate is geen lieftallig verhaal. Want uitgerekend zij is het, de violiste, die zonder dat ze het weet, puur door haar spel, het oor van haar aanbidder prikkelt en verleidt, maar daarbij ook, tersluiks, iets uit die muziek aan hem doorgeeft dat voor hun liefde, hun ware, op een huwelijk uitlopende liefde, dodelijk gevaarlijk zal blijken te zijn.
Rusland wees niet boos, is wat ik vorig jaar bij de presentatie van mijn boek in de Majakovski-Bibliotheek in Sint Petersburg heb gevraagd. Mijn kleine roman bestaat nu in alle vier talen die er toe doen, dus teruggaand vanuit het Nederlands in het Tsjechisch, het Russisch en het Duits. Wat een avontuur! In Tsjechië werd mijn boek gekenschetst als een soort handkus ten teken van sympathie tussen twee kleine volken. Ik hoop dat de Russen het ook in deze geest willen opvatten, aangepast natuurlijk, als de verre groet van een Hollandse avonturierster, onbezonnen maar niet zonder respect, aan een ontzaglijke Rus.