[p. 36]
Marja Pruis
De aaibaarheidsfactor, de eerste drie minuten
‘Borduren is slavenwerk. Maar als je ziet hoeveel vrouwen vrijwillig naar de borduurnaald hebben gegrepen, moet je constateren dat niet elke vrouw een hekel heeft aan slavernij.’ – Charlotte Mutsaers, ‘Muizenhart’ (in: Pedante pendules en andere wekkers)
Cast
Sherif |
Jandino Asporaat |
Doritha |
Maria Kraakman |
Rees |
Karina Smulders |
Loesje |
Saskia Temmink |
Jongen met joint |
Johnny de Mol (met gewoon haar, geen hanenkam) |
Meisje met hond |
Nicolette Kluiver |
Chauffeur |
Fedja van Huêt |
Vrouw in lobby |
Ariane Schluter |
Man in pak |
Dennis Storm |
Smid |
Martin van Waardenberg |
Vrouw in ijzerwarenzaak |
Carine Crutzen |
Henk Schiffmacher |
Henk Schiffmacher |
Scène 1
(Een straat in Amsterdam-West, brede stoep, bomen, ochtendlicht, vogelgeluiden, tramgeklingel en verkeersgeraas op de achtergrond. De meeste parkeerplaatsen in de straat zijn leeg. Op de hoek is een bakker, af en toe gaat er iemand naar binnen en buiten. Een gemeentekarretje zoemt door de straat, de afvoer-
[p. 37]
putjes worden schoon gespoten. Halverwege de straat is een perkje, met een bankje en een wipkip. Op het bankje zit een jongen een joint te draaien. Een postbode komt aangefietst, met brede oranje tassen achterop. Hij zet zijn fiets halverwege tegen de huizenrij, en pakt van bovenuit een van de tassen een bundel dikkere enveloppen en pakketjes. Zo gauw hij die pakketjes in handen heeft, begint de muziek, zachtjes, de woordloze klanken in ‘Gabriel’ van Lamb. Er rijdt een lange zwarte auto door de straat, langzaam, alsof hij zoekende is. Achter een van de ramen van een benedenwoning wordt een lamelle opzij geschoven, het enige wat je ziet is een hand met gifgroen gelakte nagels. Telkens als er een envelop in een brievenbus verdwijnt, krijgt het daglicht een intensere tint, gaat er een rolluik dicht of juist open, bollen de gordijnen op, wordt een raam dichtgeschoven. De auto heeft kennelijk een rondje gemaakt, want rijdt opnieuw langzaam door de straat. Op het moment dat de postbode met het laatste pakketje in zijn hand aanbelt bij een benedenwoning, is het daglicht op zijn scherpst. De roffelende beat van Lamb zwelt aan. De sierlijk geschilderde letters op de voordeur worden zichtbaar: D. Slothouwer, procureur-generaal. De postbode is een zwarte man van midden dertig, gekleed in het ptt-uniform. Op zijn borst wordt het naambordje zichtbaar: Sherif. Hij belt nog een keer. Het duurt even voordat de brede deur opengaat. De vrouw die in de deuropening verschijnt is in de 40, heeft blond haar, gedraaid in een slordige knot. Ze ziet eruit alsof ze net uit bed komt, ze is de ceintuur van haar witte katoenen peignoir nog
aan het dichtstrikken.)
(lacht breed) Hallo. Goeiemorgen.
Goeiemórgen. Pakketje voor u.
Even tekenen alstublieft.
(Sherif overhandigt het pakket, en tegelijkertijd een formulier en een pen. Als Doritha het aanpakt, en haar handtekening op het formulier zet, valt haar peignoir open. De zwarte auto rijdt net stapvoets voorbij, er wordt een raam open gezoemd, de contouren van een man achter het stuur zijn vaag zichtbaar. Doritha zet gehaast een krabbel en klemt vervolgens het pakket als een schild tegen haar blote buik.)
Dank je wel. (maakt aanstalten de deur te sluiten)
(blijft op de drempel staan) Tot morgen. Misschien.
Misschien. (sluit de deur langzaam)
[p. 38]
(Het licht in de straat is bijna paars geworden. De zwarte auto parkeert schuin aan de overkant, niemand stapt uit. Het raampje achter de bestuurder wordt opengeschoven, een hand met een sigaret wordt zichtbaar, behaarde pols, wit manchet, er kringelt rook op. De muziek van Lamb roffelt voort.)
Scène 2
(Rommelige woonkeuken. Op het aanrecht vuile borden, een halfvolle kan met jus d’orange. Op de grote houten tafel in het midden nog meer resten van een ontbijt, open pot pindakaas, drie pakken met verschillende soorten hagelslag. Kinderbordje met papresten. Doritha maakt een deel van de tafel leeg, legt het pakket erop, schuift een bestekla open, vindt niet wat ze zoekt. Ze draait het pakket om en om, het heeft een neutraal pakpapier. Met een van de messen die nog op tafel liggen, begint ze ongeduldig aan het plakband te wrikken. In een van de zakken in haar peignoir begint een telefoon te rinkelen).
(Terwijl ze luistert, blijft ze met haar andere hand wrikken om het pakket te openen.)
(Ze stoot een beschuitbus van tafel. Legt het mes neer, loopt naar het raam en schuift een van de lamellen opzij, loopt dan weer snel terug, kijkt nog een keer in de la en pakt een schaar.)
Ja maar dat slaat ook nergens op. Dat had je toch vantev…
(Na een knip kan ze het pakpapier wegtrekken. Er komt een doos tevoorschijn, vrij groot, egaal zwart met een goudkleurig logo.)
(Het lukt haar niet de doos met één hand open te krijgen. Zichtbaar geïrriteerd blijft ze wrikken. Loopt opnieuw ongedurig naar het raam. Werpt weer een blik naar buiten.)
(met stemverheffing, schudt haar peignoir uit, loopt in bh en string ongedurig door de keuken) Ik ga (…) Nee nieuw proj (…) Ja is goed hadj (…) Ja daaaag.
(In haar haast het deksel van de doos te wrikken, laat ze de doos op de grond vallen. Binnensmonds gevloek, eenmaal terug op de tafel heeft ze ‘m eindelijk open. De binnenkant van de doos is bedekt met zwart fluweel, bovenop ligt een wit gewatteerd dekentje. Ze licht dat op.)
[p. 39]
O! (zenuwachtige lach) Nee! O!
(‘Gabriel’ van Lamb zwelt weer aan, nu met de stem van de zangeres erbij:
I can fly
But I want his wings
I can shine even in the darkness
But I crave the light that he brings
Revel in the songs that he sings
My angel Gabriel.)
Scène 3
(Slaapkamer. Op het brede bed, met half teruggeslagen dekbed ligt een cyperse poes te slapen, met een rood riempje om zijn hals. De doos ligt open op het bed. Doritha zit achter de toilettafel op een poef, in bh en string, ze is haar benen aan het insmeren met lotion. Uit een van de kasten achter haar trekt ze laden met schoenen tevoorschijn. Ze kiest een paar pumps met hoge hakken, uit een andere la pakt ze dunne huidkleurige kousen. Met de grootste zorg trekt ze de kousen aan, langzaam, vervolgens de pumps. Ze bekijkt zichzelf voor de lange spiegel aan de binnenkant van de kastdeur, draait zich om en om, spant haar bh-bandjes iets strakker aan. Haar telefoon, die op de toilettafel ligt, piept, ze leest het bericht dat ze ontvangen heeft, het bericht komt groot in beeld. ‘Ik houd je warm en geef je water en alle juiste soorten verrukkelijk, gevaarlijk voedsel.’ Ze gaat weer voor de spiegel staan en laat haar vingers in haar slipje verdwijnen. Haar telefoon piept opnieuw. ‘Bewaar wat voor mij.’ staat er op de display. Snel loopt ze naar het raam, kijkt naar buiten, en vervolgens op de wekker die op een van de nachtkastjes staat. Uit de kledingkast pakt ze een zijden overslagjurk, trekt die vliegensvlug aan. Dan haalt ze uit de doos op het bed een zilverkleurige halsband waaraan een klein sleuteltje hangt.)
(Lamb zingt:
Bless the day he came to be
Angel’s wings carried him to me
Heavenly
I can fly
But I want his wings
I can shine even in the darkness
[p. 40]
But I crave the light that he brings
Revel in the songs that he sings
My angel Gabriel
My angel Gabriel
My angel Gabriel)
Scène 4
(De straat. Op het bankje, naast de wipkip, zit een meisje met een aangelijnde hond. Voor haar staat de jongen met de joint, die haar telkens trekjes voert. Beiden blazen langzaam en genotzuchtig rook uit. De deur van D. Slothouwer zwaait open, Doritha komt naar buiten, een handtas in haar hand, ze heeft een regenjas aan die hoog tot onder haar kin is dichtgeknoopt. Trefzeker loopt ze op haar hoge hakken naar de parkeerplaats, naar de zwarte auto, waarvan het portier aan de rechterachterkant van binnenuit voor haar wordt geopend. De auto trekt langzaam op. Tegen de tijd dat hij de straat uit is, is het tromgeroffel van Lamb verstomd en het verkeergeraas weer hoorbaar, het getingel van een tram. Het meisje met de hond zit wijdbeens op het bankje, haar rok opgeschort, haar slipje hangt om de nek van de wipkip. De jongen zit voor haar neergeknield, de wonderen der Cunninglinguïstiek vierend.)
Meisje met hond: Ooooh! Aaaaah!