Michiel Heijungs
Geintje
Laten we hem Herman noemen, rockmuzikant van beroep en als je hem zelf mag geloven, aankomend superster. Hoe hij ooit de tijd vindt om op te treden is onduidelijk want dag en nacht zwerft hij door de stad, van teennagels tot haren doordrenkt met alcohol en farmaceutica. De Wandelende Junk, op een eeuwigdurende tocht langs kroegen, hotels, opvangcentra, gebruikersruimtes en bordelen.
Er lopen in het centrum wel vreemdere figuren rond en achter de toonbank van de seksshop waar ik twee avonden per week werk, ligt altijd een ijzeren staaf binnen handbereik. Niet voor Herman, want hoewel we later serieus overwegen zijn kop er af te trekken, beschouwen we die voorlopig als grotendeels onschadelijk. Bovendien komt hij regelmatig met de meest krankzinnige verhalen aanzetten, afleiding die we bijzonder kunnen waarderen omdat we ons verder wezenloos vervelen tussen de genitaliën. Soms neem ik zelfs studieboeken mee. Voor het eigen liefdesleven is de overdaad aan geslachtsdelen funest. Twee avonden in de week gaat nog net, maar mijn collega Gustavo werkt voltijd en klaagt dat hij zich onderhand voelt als een liefhebber van lekkere biefstuk na een uitgebreide rondleiding door het abattoir. In praktijk is hij vrijwel vegetariër geworden.
Die bewuste avond komt Herman tegen achten binnen waaien met een papieren zak in zijn hand. Gustavo staat op het punt naar huis te gaan en ik heb me net achter de toonbank verschanst. We kijken elkaar licht verontrust aan. Onschadelijk of niet, met Herman weet je het nooit, er kan evengoed een hondendrol als een komkommersandwich in die zak zitten.
‘Hasjkoekjes jongens,’ roept Herman, ‘jullie hebben mazzel, de hasjkoekjes van mijn moeder zijn wereldberoemd en ik heb er nog precies twee.’
Ik heb nog een lange saaie avond voor de boeg en Gustavo heeft weinig anders te doen dan straks thuis op de bank een videootje bekijken. Een excuus om high te worden is nooit moeilijk te vinden.
‘Zeg Herman, het is toch wel gewoon hasj, geen amfetamine of zoiets?’
‘Dacht jij dat ik mijn goede Speed aan jullie zou geven, nee hoor onschuldige hasjkoekjes, maar wel hele goede, mijn moeder…’
We stoppen hem voordat hij echt over zijn moeder kan beginnen en nemen ieder een koekje. Heerlijke koekjes inderdaad. Herman blijft nog een kwartiertje hangen en stelt zich op de hoogte van wat er zoal nieuw binnen is gekomen op het gebied van sadomasochisme, bondage en kinderporno. Vervolgens vertrekt hij naar het volgende station op zijn kruisweg.
Meestal duurt het wel even voordat hasjkoekjes gaan werken, twee uur is geen uitzondering. Dit keer komen de eerste effecten al na een half uur op, een eerste teken dat er iets fout zit. Bovendien voelt het niet als hasj. De roes wordt in een razend tempo sterker. Beslist geen hasj.
‘Die vuile klootzak heeft ons acid gegeven,’ vat Gustavo de situatie samen.
Dat is mij intussen ook duidelijk, lichte misselijkheid, zwetende vingertoppen, pulserende kleuren, snel voortschrijdende chaos: lsd, en een behoorlijke dosis ook zo te voelen. Dit is pas het begin.
De winkel bestaat uit een rechthoekige ruimte met een toonbank naast de uitgang. Langs drie wanden en in het midden zijn artikelen uitgestald. Geslachtsdelen in alle soorten en maten staren ons aan. Dildo’s, tepelklemmen, kettingen, handboeien en opblaaspoppen bungelen heen en weer. Schaduwen kruipen uit de hoeken via het plafond in onze richting. Een reusachtige fel roze dildo werpt zich op als leider van de onderworpen massa’s. Penissen en vagina’s bevrijden zich van hun ketenen en vormen een oproerige menigte. Ze vliegen door de winkel en scheren agressief langs mijn hoofd.
Gemompel en gevloek van Gustavo in drie talen door elkaar brengt me even terug bij de relatieve werkelijkheid. ‘Dit is niet de time or the place voor acid puta mag ik dat even zelf bepalen that guy is loco hoe kom ik naar huis fuck je kent die straat toch die ik moet oversteken zoiets doe je toch niet merda ken je dat met al die trams en auto’s en fietsers peligrosa man en dan die trappen licht ook nog kapot que pena en die sleutel krijg ik nooit erin asshole…’
Gustavo bevindt zich duidelijk in een heel ander universum dan ik.
Lyserginezuurdiëtylamide, ofwel lsd, is een substantie die met gepast respect behandeld dient te worden. De effecten zijn onvoorspelbaar en de dosis luistert bijzonder nauw. Een paar microgram te veel en de vertrouwde werkelijkheid lost op als een suikerklontje in hete thee. Een ongewenste trip, met een onbekende dosis, in een overvolle seksshop, is vragen om moeilijkheden.
De aanval is in volle gang: borsten, billen, spleten en fallussen maken zich los van de wanden en trekken ten strijde, tegen mij, tegen elkaar, tegen het menselijke ras, tegen alles op hun weg. Kettingen en handboeien rinkelen driftig maar kiezen voorlopig geen partij. De winkelbel. Een klant. Oh shit.
De man mompelt een groet, loopt rechtstreeks naar de afdeling Dieren en gaat daar staan grasduinen. Als hij echt iets koopt, moet ik straks misschien een video voorspelen. Paarden, ezels, honden, draken, hydra’s en griffioenen zullen de ruimte bevolken. Dat kunnen we er nu niet bij hebben. Bovendien zal ik moeten afrekenen en de kassa bedienen. Geen schijn van kans. Aan Gustavo heb ik niets, die houdt zijn mond stijf dicht en staart voor zich uit. Ik moet ingrijpen voor het te laat is: ‘Hallo, winkel dicht, wilde net afsluiten.’
Tot mijn verbazing kan ik normale zinnen vormen. Mijn stem klinkt gewoon, alleen de woorden blijven wat langer hangen dan normaal.
De klant kijkt schichtig op: ‘maar het is pas half negen…’
‘Ja, sorry hoor, noodgeval, vreselijke rampen, familieomstandigheden, medische urgentie. Aanwezigheid elders dringend vereist, in het ergste geval kan mijn afwezigheid elders en dat is hetzelfde als mijn aanwezigheid hier, ja, in het ergste geval kan die afwezigheid daar mensenlevens kosten doordat ik hier niet afwezig, maar aanwezig ben snap je…’
De klant heeft het volste recht op een verklaring en ik ben bereid aan die verplichting te voldoen, maar hij kijkt me onrustig aan en vertrekt haastig zonder verder commentaar. Ik loop achter hem aan om de winkeldeur op slot te doen, maar bedenk me als ik vanuit mijn ooghoeken twee pelotons glazen dildo’s een omtrekkende beweging zie maken. Met dat pornoleger op de hielen is het onverstandig de enige vluchtweg af te sluiten. Uit alle macht negeer ik draaikolken, lichtexplosies, vlammen en golvende muren en baan me een weg terug naar de toonbank.
‘Gustavo,’ fluister ik, ‘als de sodemieter hier vandaan. Geen aandacht trekken, straks wordt het allemaal nog veel erger.’
‘Taxi,’ antwoordt hij, ‘taxi, weg, huis, weg, huis, taxi.’
Het lukt ons het pand ongedeerd te verlaten. We doen zelfs het licht uit en sluiten de deur af. De rebelse geslachtsdelen zitten veilig achter slot en grendel. Nu nog een taxi vinden of eigenlijk twee taxi’s. Gustavo wil naar huis en ik wil naar het strand, naar het zand, naar de ruimte, naar de rand, naar eindeloze vergezichten… het mag ook een bos of een bankje in het park zijn.
Op straat proberen twee blonde agentes tevergeefs een groep luidruchtige jongeren tot de orde te roepen. Geduw, getrek, geschreeuw, een langstaart makaak slingert zich via de lantaarnpaal naar beneden. De dames voelen zich bedreigd en de gummiknuppel komt eraan te pas. Politieagenten springen uit alle portieken en mengen zich onder de feestvierende menigte. Instinctief maken Gustavo en ik rechtsomkeert. Via de rode buurt lopen we in de richting van de taxistandplaats.
Een dichte menigte toeristen, hoerenlopers en junks dringt zich door nauwe straten. Een olifant ijlt voorbij, de slurf geheven, guerrilla meeuwen krijsen boven de daken. Voorzichtig schuifelen we langs de ramen. Schaars geklede negerinnen op leeftijd met het postuur van zwaargewicht worstelaars lonken en lokken. Pas op, kom niet te dichtbij. Laat af van alle hoop gij die hier binnentreedt want wie in hun klauwen valt wordt genadeloos opgeslokt. Geef die overmaatse hoeren een baan bij de politie en laat de blonde agentes voor hoer spelen en iedereen gaat erop vooruit.
Aan de overkant zwemt de gracht, neonlicht weerspiegelt in het water, zeemonsters krioelen net onder de oppervlakte. Ook daar moet ik uit de buurt blijven. Al mijn concentratie is vereist voor het smalle pad tussen Scylla en Charybdis en ik verlies Gustavo uit het oog. Geen reden voor ongerustheid, hij spreekt zeven talen en heeft ooit nog diergeneeskunde gestudeerd in Moskou. Die redt zich wel.
Om de standplaats te bereiken moet ik de beschutting van de bebouwing verlaten. Wind fluit woest door kale bomen, verpakkingsmateriaal jaagt dwarrelend over de keien. Alle tekenen wijzen erop dat de bevolking hier spoedig geëvacueerd zal worden. Ik adem diep in, adem langzaam uit, tel tot tien en houd een taxi aan.
De chauffeur vertrekt geen spier als ik hem vraag mij naar de dichtstbijzijnde grote open ruimte te brengen.
‘Park of industrieterrein, wat heb je liever?’
‘Park.’
‘Tientje.’
We zijn er al voor ik me herinner dat het vlak om de hoek is.
Onder de bomen heerst rust. Schimmen wandelen beschaafd converserend langs grasvelden en heesters. Een watergeest leest het avondblad bij de booglichten van de fontein. Op een bank bij de vijver zit ik de rit uit. Schoonheid en gruwelen spelen haasje over op het gazon, monsters en goden fluisteren in mijn neus en oren, maar het pornoleger laat zich niet meer zien.
Na uren verdrijft de ochtendmist de laatste spookbeelden en hallucinaties. Het is koud, ik verrek van de honger en straks mag ik mijn werkgever gaan uitleggen waarom ik zonder enig overleg de tent heb dichtgegooid. Die Herman met zijn rotgeintjes kan me voorlopig beter niet onder ogen komen. Hij moet hoe dan ook uitkijken, één dezer dagen komt hij de verkeerde tegen, of anders wel zichzelf. Met die jongen loopt het gegarandeerd slecht af, daar heeft hij mijn hulp niet bij nodig.