Michiel Heijungs
Incident
Er bestaan bepaalde regels die niet te vinden zijn in wetboeken, verdragsteksten of jurisprudentie. Ongeschreven regels, maar wie er een beetje toe doet, kent die regels en houdt zich er aan: je rommelt niet met de vriendinnetjes van je gabbers, gokt niet met geleend geld, praat niet met de politie, schrijft niet in bibliotheekboeken en weigert niet een vriend bij te staan die in het holst van de nacht bij je aanklopt met het verzoek hem even te helpen bij het verbergen van de lijken.
Diezelfde regels verbieden verder nadrukkelijk het lastigvallen van anderen met jouw problemen, maar dat heeft Edje er niet van weerhouden mij uit bed te bellen. Klappertandend sta ik in de gang terwijl hij druk gebarend een ingewikkeld verhaal afsteekt. Om te beginnen hoef ik mij nergens zorgen over te maken, beweert hij. Dat is prettig om te weten want de tekenen zijn verder niet gunstig. Hij springt van het ene been op het andere, zijn pupillen nemen bijna zijn hele ogen in beslag en de dranklucht is te ruiken tot bij de buren. In zijn broekband steekt zijn favoriete 9 mm semi-automatische pistool. Zo’n type uit Oost-Europa met een magazijn voor 12 patronen, maar zonder veiligheidspal. Wie een dergelijk wapen op die manier bij zich draagt, heeft om te beginnen al een probleem. Met het oog op zowel mijn eigen als het algemene welzijn kan ik hem moeilijk eenzaam en alleen de koude, donkere nacht weer insturen. Ik probeer me te concentreren.
‘Sorry Ed, dat kon ik even niet volgen, vertel het nou nog eens rustig, ik sta nog half te slapen.’
‘Je moet ook opletten man, ik zeg je dat ik de auto twee straten verderop heb neergezet. Ze hebben me niet gezien en de nummerplaten zijn eraf dus daar hoeven we ons geen zorgen om te maken. Nu moeten we dus de jouwe nemen.’
‘De mijne?’
‘Ja, jouw auto. Waar heb je hem staan?’
‘Ik heb alleen een fiets, Ed. Probeer hier in de binnenstad maar eens een parkeerplaats te vinden.’
‘Dan huur je er toch een.’
‘Een auto?’
‘Nee, een parkeerplaats natuurlijk. Nu hebben we een probleem.’
Daar was ik al bang voor, Edje zou in quarantaine moeten liggen. Hij draagt steevast een gevarieerd assortiment problemen met zich mee, de meeste daarvan besmettelijk.
‘Wat is er nu eigenlijk aan de hand Ed, ik begrijp er nog steeds niets van.’
‘De lijken man, je moet me helpen die lijken te verbergen en hoe wou je dat doen zonder auto.’
‘Welke lijken?’ vraag ik en probeer de toon zo luchtig mogelijk te houden.
‘Van die Surinamers natuurlijk. Je weet wat ze zeggen: geen lijk, geen moord. Die gasten moeten daar weg.’
Ik begin me wat ongerust te maken. Kletspraatjes van bezopen of stonede mafketels hoor ik vaker dan me lief is. Meestal is er weinig reden tot bezorgdheid, maar Edje heeft een reputatie. Ik besluit meteen door te dringen tot de kern van de zaak: ‘Wat voor Surinamers, waar heb je het in godsnaam over?’
‘Bij de Grote Markt. Dat zeg ik toch net. Ik had ze eerst niet in de gaten, maar ik hoorde ze praten. Duidelijk Surinamers.’
‘En die heb jij neergeschoten?’
‘Natuurlijk, het waren er zes en ze kwamen van alle kanten tegelijk. Dacht je dat ik ze een tik op hun neus ging geven.’
Nee, dat zit er niet in, Edje is geen vechtersbaas, ook al heeft hij een paar keer gezeten wegens geweldsdelicten. Het is maar een klein kereltje en zijn veroordelingen betreffen vooral overtredingen van de vuurwapenwet. Hij slaat niet, hij schiet. Nauwelijks een geruststellende gedachte in dit verband. Als zijn verhaal ook maar voor één zesde klopt, zitten we allebei flink in de nesten: Edje, omdat je geen Surinamers mag neerschieten en ik, omdat je geen voortvluchtige moordenaars mag verstoppen. Straks staat hier zowel een arrestatieteam als de anti-terreur brigade op de stoep. Met een tank waarschijnlijk. Vragen gaan die jongens echt niet stellen. Sinds de keer dat Edje een ongewapende verkeersagent neerschoot omdat die liep te zeuren over een kapot achterlicht, is hij niet populair bij de handhavende instanties.
Intussen kan die gek geen moment stilstaan en stuitert als een pingpongbal door de gang. Ik krijg schele koppijn van zijn geratel. De marmeren vloer is ijskoud. Tijd om de vergadering te verplaatsen. Met zachte hand leid ik hem
naar de zitkamer. Glaasje water, sigaret, even diep ademhalen, koffie zetten en de zaak nog eens rustig evalueren.
‘Wat was eigenlijk de aanleiding, Ed?’
‘Aanleiding?’
‘Ja, wat gebeurde er? Was het een overval? Kregen jullie ruzie?’
‘Ruzie?’
‘Ruzie, onenigheid, bonje, conflict, knokpartij, problemen, overval, ripdeal, weet ik veel. Er moet toch iets gebeurd zijn?’
Dat is nog maar de vraag. Als het Edje eindelijk lukt verslag te doen, blijkt dat het eerder om een preventieve actie ging: hij zat in zijn auto bij de Grote Markt. Rustig geparkeerd. Tijd voor een snuifje, misschien met een slokje erbij voor het evenwicht. Terwijl hij klungelde met een opengevouwen pakje en een bankbiljet, nam hij vanuit zijn ooghoek een steelse beweging waar. Gealarmeerd keek hij om zich heen en merkte dat een stuk of wat donkere gedaanten in zijn richting slopen. Enkele ogenblikken later zag hij zichzelf omsingeld door Surinamers. Zijn enige kans was om er zo veel mogelijk neer te schieten en er als de gesmeerde bliksem vandoor te gaan.
‘Weet je zeker dat je ze hebt geraakt?’ vraag ik voor de zekerheid.
Edje reageert verontwaardigd: ‘Ik had twee magazijnen, allebei leeg. Heb je mij wel eens zien schieten?’
Een retorische vraag. Zeker heb ik hem wel eens zien schieten. Bij wijze van spreken dan, want het schieten zelf zag ik niet. Wel de directe gevolgen.
We hadden afgesproken op een parkeerterrein buiten de stad. Juist om veiligheidsredenen. Tegenwoordig is Edje misschien een doorgesnoven psychopaat, maar in die periode genoot hij nog een uitstekende reputatie als zelfstandig privé-koerier. Snel, discreet, redelijk geprijsd en uiterst betrouwbaar. Als kleine ondernemer maakte ik regelmatig van zijn diensten gebruik en kende zijn reputatie van horen zeggen. Echt in actie zag ik hem pas de avond op dat parkeerterrein. Daar overhandigde hij me volgens afspraak een belangrijk pakket. We wisselden een paar woorden en hij liep terug naar zijn auto. Zijn werk was gedaan. Op het moment dat ik zelf ook weer wilde instappen, doken twee kerels voor mijn neus op. De één zette een pistool tegen mijn slaap. De ander graaide naar het pakket in mijn hand. Nog voor hij dat te pakken had, hoorde ik twee knallen en zakten beide mannen vredig aan mijn voeten ineen. Edje had het tot zijn taak gerekend om even in de buurt te blijven totdat ik veilig was weggereden. Daarmee
redde hij waarschijnlijk mijn leven. Die gasten hadden me zo kunnen afschieten en dat pakje was ik in ieder geval kwijt geweest, wat vrijwel op hetzelfde neerkwam. Ik was Edje nog iets schuldig.
Terwijl hij zich op mijn bankstel installeert, probeer ik hem verdere details te ontfutselen:
‘Heb je echt allebei je clips leeggeschoten Ed?’
Als antwoord haalt hij een magazijn uit zijn zak en een ander uit zijn wapen. Allebei leeg, geen kogel over.
‘Hebben die Surinamers zelf geschoten? Waren ze eigenlijk wel bewapend?’
‘Ze hadden knuppels en messen en ik heb ook een Uzi gezien, maar die liep meteen vast. Nog mazzel, anders had ik hier nu niet gezeten.’
‘Dus ze hebben niet geschoten?’
‘Kregen ze geen tijd voor, daar ga ik echt niet op zitten wachten.’
‘En ze zijn allemaal dood?’
‘Hoe moet ik dat weten? Ben ik een dokter, had ik soms een verbandje moeten aanleggen?’
Edje is van mening dat de Surinamers er zelf om hebben gevraagd. Het enige wat nu nog moet gebeuren is het verwijderen van de lijken.
Makkelijker gezegd dan gedaan. Ik kan moeilijk op de fiets springen en bij de Grote Markt gaan kijken of daar misschien een paar dode Surinamers liggen te wachten op transport. Hier en daar in de buurt aanbellen en vragen of iemand een schietpartij heeft opgemerkt lijkt me ook geen goed idee. In plaats daarvan probeer ik telefonisch informatie in te winnen bij enkele personen uit mijn kennissenkring waarvan het niet aannemelijk is dat ze op dit tijdstip liggen slapen. Vooralsnog heeft niemand iets gehoord over een incident op de Grote Markt, maar men is bereid eens wat rond te vragen en later terug te bellen.
Edje hangt nu onderuitgezakt op de bank. Hij heeft de tv aangezet, bekijkt de erotiekreclames zonder geluid en rookt een van zijn voorgedraaide jointjes. Ik neem voorzichtig de afstandsbediening uit zijn hand en schakel naar het lokale nieuwsoverzicht op teletekst:
– | Slaande ruzie op stadhuis |
– | Toch sloopvergunning monumentale panden |
– | Bejaarde vrouw verjaagt Marokkaanse jongeren |
– | Doden en gewonden bij schietpartij |
Verdomd, dat moet hem zijn. Helaas blijkt het te gaan om een uit de hand gelopen misverstand tussen een groep Turken en een clubje Antillianen over de leveringsvoorwaarden van bepaalde artikelen, in een heel ander deel van de stad. Alle betrokkenen zijn inmiddels veilig in cel, ziekenhuis of koelhuis beland en met het verhaal van Edje heeft het allemaal niets te maken.
Ik ga door met de ondervraging, maar hij is ondertussen half in slaap gevallen en de zaak lijkt hem nauwelijks meer te interesseren. Zijn pistool ligt op tafel. Ik pak het wapen en trek de slede naar achter. Niets. Ik ruik aan de loop. Mooi gebaar, maar met mijn gebrek aan reukzin volkomen zinloos. Ik vraag nog half voor de grap of hij soms een geluidsdemper heeft gebruikt en hij wordt zowaar even wakker:
‘Doe ik nooit,’ zegt hij en trekt een vies gezicht, ‘aan die dingen heb je helemaal niks.’ Ontploffen in je hand als je niet uitkijkt.’
In het daaropvolgende uur bellen de lieden die ik om informatie heb gevraagd één voor één terug. Hun verklaringen zijn eensluidend: niets bekend over een schietpartij bij de Grote Markt. Geen schoten, geen lijken, geen ambulances, geen kogels in muren, geen hulzen, geen verontruste burgers, niets. Ze hebben allemaal wel de Turken en Antillianen in de aanbieding, maar daar zitten we niet op te wachten. Het is half vijf, Edje ligt in coma op de bank en ik kan niemand meer bedenken om te bellen. Tijd om mijn bed weer op te zoeken.
De volgende ochtend vind ik Edje in precies dezelfde houding op de bank. Een moment denk ik nu zelf met een lijk in huis te zitten, maar het valt mee. Of tegen, het is maar hoe je het bekijkt. Edje is nog steeds onder de levenden en ik zit nog steeds met hem opgescheept. Na enkele koppen koffie probeer ik alsnog een samenhangend verslag van de gebeurtenissen van de vorige dag uit hem los te krijgen, maar zijn geheugen laat hem in de steek. De Surinamers kan hij zich levendig voor de geest halen, het vuurgevecht alleen vaag. Hij kan zich moeilijk voorstellen dat hij van plan was samen met mij op pad te gaan om de lijken te gaan verbergen. Het is nooit verstandig terug te gaan naar de plaats van de misdaad, zoveel weet hij nog wel. Andere feiten kan hij zich niet herinneren.
Ik vraag hem of zijn wapen voor honderd procent zeker geladen was.
‘Natuurlijk man, altijd. Als je met een ongeladen wapen gaat rondlopen, kan je het beter thuislaten.’
Klinkt heel redelijk zo vroeg op de dag, maar behalve dat hij absoluut
zeker weet dat hij gisteravond nog twee volle clips had, kan hij er niets aan toevoegen. Het ochtendjournaal levert ook al geen vuurgevecht op, behalve opnieuw die Turken en Antillianen. We praten nog wat heen en weer, maar komen er niet uit. Met een smoes werk ik Edje de deur uit. We zullen allebei de eventuele ontwikkelingen nauwlettend in de gaten houden en contact opnemen als dat nodig is. Ik barricadeer de voordeur en neem me voor om eerst maar eens een week te gaan slapen.
In de dagen daarop vraag ik zelf nog hier en daar wat rond en volg het lokale nieuws aandachtig, maar nieuwe feiten komen niet boven tafel. Edje komt een paar keer langs, maar weet ook niet wat hij ervan moet denken. Het geval brengt hem in verlegenheid. Een paar keer vraagt hij me om er met niemand over te spreken of anders in ieder geval zijn naam niet te noemen.
Maar wat valt er nog te vertellen? Je weet het natuurlijk nooit, maar alles in aanmerking genomen lijkt het me onwaarschijnlijk dat Edje dit keer werkelijk iemand heeft omgelegd. Mijn doorgaans goed geïnformeerde contacten weten van niets. De media en de politie weten van niets. Geen schietpartij gemeld. Geen doden of gewonden aangetroffen. Wat blijft er dan over? Aan de lege clips te oordelen, heeft hij wel degelijk geschoten, maar waar, wanneer en op wie, is een raadsel. Bovendien, waarom heeft niemand die schoten gemeld? Waakzame burgers bellen normaal gesproken bij iedere knallende uitlaat onmiddellijk de politie.
Een verhaal met losse eindjes, maar voor Edje komt er mogelijk iets moois uit voort. Hij wil weer aan het werk en is heilig van plan om nu echt te kappen met al dat snuiven en zuipen. Een kwestie van eergevoel. Het is tot daar aan toe dat hij met een dronken kop op een stel Surinamers stond te schieten. Die dingen gebeuren. Hij kan ook prima leven met de gedachte dat sommige van die lui misschien denkbeeldig waren. Je hebt van die dagen. Maar dat hij met 24 kogels blijkbaar niemand heeft geraakt, dat gaat zelfs hem te ver.