Murat Kiliçarslan
Trucs
‘Yavuz! Hé! Yavuz!’
Hoewel het ook tussen de spijlen door kan staat Duygu op zijn tenen om over het hek heen te roepen.
‘Yavuz!’
Aan de andere kant van de straat kijkt Yavuz op. Hij ziet Duygu en lacht. Hij steekt zijn duim op.
Duygu zwaait enthousiast terug.
Yavuz loopt een paar passen verder, maar stopt dan. Hij steekt de straat over en loopt naar Duygu toe.
‘Kom je mee voetballen?’ vraagt Duygu.
‘Ik kan niet, kleine spruit, ik ben op weg naar je zus.’
‘O,’ zegt Duygu teleurgesteld.
Yavuz knikt naar de rest van de jongens op het schoolplein.
‘Als jullie aan het voetballen zijn, hoor jij dan niet mee te doen?’
‘Samir en Delano zijn de teams aan het verdelen. Ik doe niet mee. Omdat ik de jongste ben word ik toch altijd als laatste gekozen. En moet ik keepen.’
‘Zo erg is dat toch niet? Sommige van de beste keepers ter wereld zijn begonnen net als jij. Als kind waren ze de jongste en moesten ze altijd keepen.’
‘Maar ik wil helemaal geen keeper worden.’
‘Wat dan wel?’
‘Jij?’
‘Linkshalf.’
‘Ik ook,’ zegt Duygu snel.
Yavuz lacht.
‘Kom je mee voetballen?’
‘Had je me dat net niet al gevraagd?’ zegt Yavuz, nog steeds lachend.
‘O ja.’
‘Weet je wat? Onderweg naar huis kom ik nog wel even langs. Dan laat ik je wat
trucjes zien.’ Hij buigt zich over Duygu heen en knipoogt. ‘Als de anderen die zien zul je vast nooit meer het doel in hoeven.’
Een ongelooflijke opwinding maakt zich van Duygu meester. Het liefst zou hij nu naar de anderen willen rennen om de trucjes te laten zien, maar o ja, hij kent ze nog niet. Zo meteen. Hij wil nog iets zeggen tegen Yavuz, wat dan ook. Maar hij kan niets verzinnen en zwijgt.
Gelukkig lijkt Yavuz geen aanstalten te maken te vertrekken. Hij blijft staan, over het hek leunend. Maar hij kijkt niet meer naar Duygu. Hij zegt ook niets meer. Zou hij denken aan welke trucjes hij Duygu wil leren?
‘Komen er wel ‘s andere jongens bij jullie op bezoek?’ vraagt Yavuz plotseling.
‘Wat?’
‘Dat is toch een normale vraag of niet? Komen er wel ‘s andere jongens bij jullie op bezoek voor je zus?’
‘Nee, ik geloof het niet.’
‘Maar als ze wel zouden komen,’ Yavuz buigt weer over Duygu heen, deze neemt snel een stap naar achter, ‘dan zou je het mij vertellen, hè? Als mannen onder elkaar. Zij…’
Yavuz schudt zijn hoofd.
‘Soms snap ik haar echt niet. Ik wil er dan over met haar praten maar ik durf het niet. Begrijp je wat ik bedoel? Ik ben bang dat haar beeld van mij verandert. Ik weet niet eens wat voor beeld dat is. Ze laat me continu in het onzekere en dat geeft me stress. Je kent mij, ik ben een ontspannen jongen, ik heb nooit gedacht dat ik me zo zou voelen. Maar dit kan ik natuurlijk nooit tegen haar zeggen. Zie je het voor je? Ze zou me alleen maar uitlachen.’
Hij kijkt Duygu strak aan.
‘Maar toch blijf ik Mehtap leuk vinden. Wat vindt ze van mij?’
Duygu haalt zijn schouders op.
‘Ja, gewoon.’
‘“Gewoon”? Wat “gewoon”? Wat is “gewoon”?’
Yavuz kijkt hem onderzoekend aan en Duygu begint zich ongemakkelijk te voelen. Hij zou het nu niet meer erg vinden als Yavuz weg zou gaan. Dan begint Yavuz plotseling weer te lachen. Hij gaat rechtop staan.
‘Volgens mij zijn de jongens klaar met partijen kiezen. En ik kan ook maar beter gaan. We willen Mehtap natuurlijk niet boos maken, of wel, kleine spruit? Ik zie je nog wel.’
Yavuz zwaait even en loopt weer weg.
‘Tot vanmiddag!’ roept Duygu hem na.
Hij kijkt Yavuz na terwijl die wegloopt. Hij kijkt hem na tot hij om de hoek
is verdwenen. Hij zou hem verder hebben nagekeken als hij op dat moment niet onder zijn oksels werd opgetild. Samir zit met Duygu opgescheept en hij draagt Duygu naar hun doel. Samir zet hem neer en vertelt dat hij daar de rest van de dag moet blijven staan.
De deur van een van de klaslokalen staat nog open. Erdoorheen kan Duygu de klok zien die in de klas hangt. Hij heeft er waarschijnlijk al honderdduizend keer naar gekeken. Waar blijft Yavuz toch? Hij ziet Mehtap al zo vaak. Hoe kan het nou zo lang duren?
De laatste tijd komt Yavuz niet meer op het schoolpleintje om te voetballen met de rest van de jongens. Maar hij is nog steeds legendarisch. En hij heeft in niemand een grotere fan dan in Duygu. Stel je voor, Yavuz zou trouwen met Mehtap. Dan zouden ze broers worden! Deze afgelopen maanden waarin Yavuz bij hen thuis op bezoek komt zijn de mooiste van Duygu’s leven geweest. En hij laat niet na aan de jongens te vertellen dat Yavuz bij hem thuis komt. Eenmaal zei Can, die er niet meer tegen kon: ‘Maar hij komt niet voor jou. De enige reden dat hij bij jullie komt is je zus.’
De andere jongens moesten Duygu toen tegenhouden. Anders was hij Can aangevlogen.
De andere jongens begrijpen het niet. Ze zijn jaloers. Ze pesten hem. Ook vandaag zijn ze weer boos. Nu weer omdat hij al een paar ballen heeft doorgelaten. Duygu kan het helemaal niets schelen.
Wat voor trucs zal Yavuz hem zo meteen laten zien? Misschien is het wel rond de wereld! Meer jongens kunnen het: de bal hooghouden en dan met de voet om de bal heen. Maar wat Yavuz kan heeft hij bij niemand anders gezien: Yavuz houdt de bal stil op zijn voet. Dan gaat hij rond de wereld om vervolgens de bal weer stil op zijn voet te houden. Zal Yavuz het hem zometeen leren?
Duygu begint plotseling rondjes om zijn doel heen te rennen. Hij heeft zoveel energie in zich dat hij niet weet wat hij ermee moet doen. Hij springt op en grijpt de lat van het doel vast. Hij probeert zich op te trekken zoals hij de grotere jongens heeft zien doen. Maar zijn dunne armpjes laten hem in de steek en nog voor hij zich ook maar een keer heeft kunnen optrekken laat hij zich weer vallen.
Weer kijkt hij op de klok. Vier minuten zijn voorbij gegaan. Duygu valt achterover neer op de grond.
Snel krabbelt hij weer op. Een jongen van de tegenpartij komt met de bal naar hem toe gerend. Hij schiet. Maar Duygu ziet het al: Quincy heeft zijn bovenlichaam te ver naar achteren geheld. De bal gaat meters over het doel heen. Duygu en Quincy staren elkaar aan.
‘Ga halen dan!’ schreeuwt Quincy.
Duygu rent de straat op. Als hij terug is wacht Turan hem al op. Duygu begint te lachen. Hij houdt de bal nog steeds in zijn handen.
‘Sorry,’ zegt Duygu, ‘sorry hoor. Ik moest even denken aan iets dat Yavuz gisteravond tegen mij zei. Hij is zo grappig.’ Hij lacht weer hard. ‘Ik wil het je best vertellen, maar het is iets tussen Yavuz en mij.’
‘Mag ik de bal?’
Duygu houdt op met lachen. Met tegenzin geeft hij de bal en meteen is Turan verdwenen. Duygu is weer alleen. Hij kijkt weer op de klok.
Hij zucht.
‘Yavuz! Yavuz!’
Het is maar goed dat Duygu net op dat moment opkeek, anders zou hij Yavuz hebben gemist. Die loopt met grote passen aan de overkant van de weg zonder op te kijken.
‘Yavuz!’
Met zijn handen op het hek steunend hangt Duygu in de lucht. Hij roept en hij roept maar Yavuz blijft doorlopen.
‘Yavuz!’ schreeuwt hij op zijn allerhardst.
Yavuz draait zich om. Hij kijkt boos.
‘Wat?’ schreeuwt hij terug.
Van schrik laat Duygu het hek los. Hij aarzelt.
‘Je zou me nog een voetbaltruc laten zien, toch?’
Yavuz staat plotseling stil.
‘Een truc,’ herhaalt hij, alsof hij geen idee heeft waar Duygu het over heeft. En dan nog een keer: ‘Een truc? Ja? Je wilt een truc zien?’
Met een snelheid die Duygu niet heeft verwacht steekt Yavuz de weg over en springt over het hek. Duygu springt op tijd weg en wordt net niet geraakt.
‘Een truc,’ blijft Yavuz herhalen.
Hij loopt het pleintje op. De jongens zijn opgehouden met voetballen en kijken verbaasd naar Yavuz. Hij gebaart naar degene met de bal. Als de bal zijn kant is opgerold pakt hij hem op.
‘Je wilde een truc zien?’ zegt Yavuz tegen Duygu. Hij houdt de bal vlak voor Duygu en raakt net niet zijn gezicht ermee. ‘Let op.’
Yavuz draait zich om. Hij helt zijn been naar achter. Vervolgens geeft hij de bal een ongelooflijke trap. Duygu weet niet wat er aan de hand is maar hij kan het niet nalaten vol bewondering te kijken naar de bal. Hij heeft de bal nog nooit zo hoog zien komen. Op zijn hoogste punt maakt de bal een zwierende beweging en komt uiteindelijk op het dak van de school terecht.
Yavuz draait zich weer om naar Duygu en buigt voorover tot hun gezichten vlak tegenover elkaar staan.
‘Mooie truc, hè? En laat me nu met rust, Duygu.’
Yavuz geeft Duygu een duw.
Duygu valt achterover. Hij snapt niet wat er gebeurt. Wel beseft hij dat er iets onherroepelijks is gebeurd. Hij hoopt dat Yavuz weg is maar hij durft niet op te kijken.
Even later komt de rest van de jongens om hem heen staan.
‘Gaat het?’ zegt Turan. ‘Wat rot van hem, hè?’
Hij krijgt bijval van de rest. Ze proberen hem zo goed en kwaad als ze kunnen te troosten en Duygu kan het niet nalaten zich toch wat beter te voelen. Deze jongens die normaal zo onaardig doen. Toch blijven de tranen komen.
Duygu weet niet waarom Yavuz zo tegen hem deed. Hij vraagt zich af of ze nog vrienden zijn en of ze dat ooit waren. Want vrienden doen niet zo tegen elkaar of wel? Het enige wat hij weet is dat hij geen linkshalf meer wil worden.