[p. 269]
Nachoem M. Wijnberg
De afgoden
De bedelaars hielden
de stad in hun macht
zij zaten
op de kathedraaltrap
niemand kon bidden
zonder al zijn geld te verliezen
zij dwongen de beeldhouwers
hun lichamen te gebruiken
als modellen
voor nieuwe lichamen van de Christus
en die aan de kruizen te bevestigen
de bedelaars zaten
wijdbeens op de kathedraaltrap
terwijl zij zich lieten schetsen
‘s nachts sliepen zij daar
tussen brandende kaarsen
gerold in tapijten
zodat niemand in het geheim kon bidden.
[p. 270]
Zondagmiddag in de voorstad
Een goede blonde
een oudere man en huidige minnaar
een jongere man en vroegere minnaar
(allen gekomen in de auto van de huidige minnaar)
een slechte blonde
een vriend en zijn vrouw
een gastheer die vlees braadt op een open vuur
een tweeling met snorren langs de rand van het zwembad
de slechte blonde spreekt zacht met de gastheer
de vriend spreekt zacht met zijn vrouw
de minnaar schenkt de minnaar een glas wijn in
en schenkt zichzelf een glas wijn in
de goede blonde ligt in de zon
op haar buik
de oudere man en de blonde kleden zich om
de jongere man wacht in de woonkamer
de slechte blonde stelt drie vragen aan de jongere man
de slechte blonde probeert te telefoneren
de slechte blonde valt over een stoel
de vriend duikt in het zwembad
de goede blonde loopt door de woonkamer
zij geeft een spiegel terug aan de jongere man
zij zegt:
‘hij is ontevreden met mij
en ik ben niet zeker waarom
en hij legt het ook niet uit’.