[p. 186]
Ouderhuis
Van de taal werd een spaarzaam gebruik gemaakt.
Liefkozingen moesten worden ontvreemd.
Als mijn moeder mij streelde schaamde zij zich
en ik schaamde mij: onze schaamte was nog gescheiden.
Ik hield van de schaar waarmee zij knipte,
haar vingerhoed, de draad die zij bevochtigde,
het gesnor van de naaimachine
en de stilte wanneer de machine zweeg.
Zij sliep in een weergaloos bed
en als mijn vader opstond voor zijn werk
nam ik zijn plaats in in haar warmte.
Ik raakte haar aan zoals een ander kind
de muur aanraakt waartegen het slaapt
met levensgrote vingertoppen
en zonder dat de muur het merkt.
adriaan morriën