Over Belle van Zuylen
Manon Uphoff
Otok Hvar, 15 juli 2003
Mijn beste Belle van Z.,
Hoe vaak gebeurt het dat een vrouw over de kloof van de tijd heen, een achting en vriendschap voelt voor een vrouw die zij nooit gezien, nooit ontmoet heeft, en die zij eigenlijk ook niet kent?
Als het waar is wat door sommigen wordt gezegd: dat iedereen die was, is en zal zijn, elkaar ooit, op een punt in de geschiedenis zal treffen – in dat grote, door tijdloze sterren verlichte portaal – om daar als zielen te wachten en met elkaar het glas te heffen en te spreken over wat er in het leven (allereerst in het eigen leven) is voorgevallen, en hoe verleden eruitzag, en hoe toekomst zich ontwikkeld heeft, dan zou het me plezier doen u ergens aan te treffen en te zeggen: mijn beste Belle, ik ben wel honderden jaren na u geboren. Om precies te zijn was het op een ijskoude winterdag: het vroor dat het kraakte. Lang was sneeuw niet zo hoog opgestoven. In lieslaarzen ploegde mijn vader de straat door en verkeersongelukken deden zich haast niet meer voor, maar toen de dooi eindelijk inzette, verdronken er des te meer in de wakken van het onbetrouwbare ijs. Hoe dan ook, ik ben geboren na u, in een gezin dat niet voornaam was, en het nu ook wel niet meer zal worden. Toch groeide ik op met een grote liefde voor het woord, en zo kwam er er een dag in mijn bestaan (ik was toen nog maar net volwassen) dat ik ineens in uw schrijverskamertje stond en uitkeek door het raam over hetzelfde landschap waarover u ooit uitgekeken heeft, dat ik uw kaptafeltje zag (een lief kaptafeltje), en het tafeltje waaraan u ooit uw brieven schreef.
Wat een mooi schrijftafeltje, dacht ik. Zo’n schrijftafeltje en zo’n uitzicht, dat is toch maar prachtig… Maar uw leven leek mij toen niet iets echts en werkelijks. Eerlijk gezegd zag ik het als een ornamentje. Een schelpje of steentje dat je vindt op het strand, en dat je toevoegt aan je verzameling, om het later weer te vergeten. Ook dacht ik niet dat ik zelf in de tijd zou kunnen
verzinken, want daar waren mijn eigen gedachten en gevoelens me toch te levendig en te werkelijk, te echt voor. Hoe sterk ik verlangde naar zo’n uitzicht bijvoorbeeld, of naar iemand om, net als u, brieven aan te kunnen schrijven. Of naar zo’n tafeltje!
Menselijk verlangen richt zich op van alles en nog wat. En al te vaak kunnen we niet kiezen. Nog gisteren hoorde ik in de bergen van Herzegovina het verhaal van een kleuter die al op vijfjarige leeftijd begon met roken, en tot zijn zevende werd gezoogd aan de borst, maar tussen deze twee heerlijkheden bleef het moeilijk kiezen, want toen hij op een ochtend in het gras een sjekkie draaide, spuugde hij het na twee trekjes toch weer uit en riep: ‘Nee, nee… moeder, geef me de tiet!’
Er zijn mensen die alles over hebben voor een gebraden kippenpoot. Napoleon werd gek van zucht naar Josephine, en sommigen zetten alle have en goed in om eindelijk eens zes te kunnen gooien, of uit beduimelde kaarten de aas te trekken. Later, lieve Belle, enige ervaring en inzicht rijker, heb ik aan zo’n schrijftafeltje kunnen komen, met dezelfde ijle gebogen pootjes, en met een laatje dat je af kunt sluiten, en een afdeling om geheime brieven in te bewaren – in de stille hoop dat er ooit mensen zullen komen met schroevendraaiers en andere instrumenten om juist die brief die ze daar vermoedden, te ontfutselen aan de eeuwigheid. En dat het dan een brief is waarvan de mensen denken: die hadden wij niet willen missen. Wat daar in beschreven staat! Het zou zonde zijn als nu net deze brief verloren was gegaan. En je verwacht misschien grootste inzichten, een geweldige openbaring, maar het zijn gek genoeg de kleine dingen die een wak maken in het ijs van de eeuwen: hoe je een goede kaas maakt, bijvoorbeeld, of welke middeltjes helpen tegen een puistje op de bovenlip, of dat er een eiland is waar alle katten lijden aan een dezelfde ziekte, en zij hebben daar zelf geen last van, maar de mensen die ze aanraken, verliezen al hun haar, of dat er een vrouw leeft in een door oorlog verteerde stad, maar zij heeft niets gemerkt, omdat ze ruzie is blijven maken met iedereen die ze tegenkwam, en op een dag, terwijl soldaten haar eigen huis vernielden, en boter smeerden op haar muren, en hun behoefte deden op haar kleed, zat ze dwars door een kogelregen haar buurvrouw achterna en sloeg haar stok op haar rug kapot, die horen bij de mededelingen die je niet had willen missen.
Zo is het ook met uw brieven.
Hoe dan ook, lieve Belle, ik stond daar uw tafeltje, misschien wel hetzelfde tafeltje waaraan u uw brieven naar Constant d’Hermenches hebt geschreven,
vol van de liefde, de beste menselijke eigenschappen, de vorming van het karakter en de vriendschap tussen man en vrouw. En ik voelde me, zelfs nog voor ik die brieven ooit gelezen had, gesterkt, en werd er krachtiger, op die plek, omdat me duidelijk werd dat je als mens op heel verschillende manieren, en in heel verschillende tijdsgewrichten kan bestaan. Dat van je samenleving, aan welke regels, wetten, verplichtingen en conventies we ons nu eenmaal maar al te vaak te onderwerpen hebben, en waarin altijd, alsof de duivel ermee speelt, dezelfde hoeveelheid domheid en ongevoeligheid aanwezig is (in het universum gaat niets verloren, het licht beschijnt alles overal tegelijk. Nog geen waterdruppel verdwijnt), en je steeds opnieuw kwaadsprekers, onbenulligen, kortzichtigen en afgunstigen aantreft (onze huidige eerste man, bijvoorbeeld, dat is zo’n kleine, domme man, een hond zou hem nog afwijzen als het zijn eigen keutel was, maar dit terzijde), en dat van de geest, die vrij is zijn beweging en zich op veel manieren uit kan drukken, ongehinderd door lichaam, leeftijd of geslacht.
En een daarvan, en niet de minste, is het schrift.
Het is waar, Belle, dat mijn beste vrienden, degenen die ik later in het portaal graag zou willen tegenkomen en de hand zou willen schudden, dwarrelen door de eeuwen. Hoewel ik ze niet aan kan raken, staan ze me heel na.
U schreef met bloedende vingers lijkt het, en een zelfbeheersing die past bij een pianist of violist, over de waarde van de vriendschap en de aard van de geduldige, lankmoedige, bescheiden liefde, in de schaduw van andermans bestaan.
Zo verborg Cyrano zijn liefde voor Roxanne, terwijl hij diezelfde liefde openbaarde, en leefde in haar schaduw, terwijl zij gevoed werd door een dubbele liefde, en klaagde niet. Zo werd een zeemeermin wit schuim op de golven, en leverde ze zonder een klacht haar beide benen in.
Het is veel wat u verlangt. Maar door veel te vragen, en te denken dat het mogelijk is, verheft u de persoon aan wie u schrijft. Ik weet wel zeker dat dat iets is waar we in onze dagen bang voor zijn, en dat we, liever dan te verheffen, dieper en donkerder kruipen.
U schrijft in verborgen woorden: wat wij hebben gaat verder. Ik besta meer op papier dan in werkelijkheid. Ik overhandig u mijn papieren hart, maar luister: het klopt sterker. Het is veel roder. Het springt op van de bladzijde!
En inderdaad, Belle, het is nu 2003, en de harteklop is nog te horen als je je oor even tegen het papier drukt.
Ooit (of alleen voor de meest kinderlijken en naïeven onder ons) zullen we roepen: Kijk nou toch eens, ben ik een zieltje geworden… maar wat was het geweldig dat ik ooit een menselijk lichaam had, dat gehoorzaamde aan de wetten van het menselijk bestaan, en een begin kende en een einde, een eigen eb en vloed (zoals ook een brief die heeft, bij aanhef is alles fris, je begroet, en alles lijkt in het teken te staan van de ander. Voordat je het weet, gaat het dan al snel over jezelf, en kan je het nergens anders meer over hebben, en dan is er plotseling de wetenschap dat je hem af moet sluiten, als je wilt dat hij nog verstuurd en gelezen kan worden), hier eindig ik, met de meeste hoogachting en de diepste genegenheid,
Manon Maria Uphoff