Over de rol die radio en televisie zouden kunnen spelen als het er werkelijk om zou gaan het luisterende en kijkende publiek tot lezen en liefde voor de literatuur op te voeden
Joost Nijsen
April 2003. Je zit in een strandtent met je zoontje en kijkt om je heen. Ondanks het ongewoon mooie weer is maar een enkel tafeltje bezet. Achter de bar de trage gebaren van een versleten ober. Aan de kassa een mollige vrouw, gretig rokend. Ze knikt vriendelijk naar het oudere echtpaar dat opstaat en het café uitschuifelt.
Verderop zit nog een beetje bleke jongen van een jaar of zestien. Tussen servet en tafellaken. Straks gaat hij zijn vriendelijke oogopslag natuurlijk uitproberen op een van de lokale meisjes in bikini.
Dan komen er wat op gewonden kinderen met het zand nog aan hun voeten naar binnen. Met grote ogen kijken ze naar de jongen in de hoek en één loopt stoer naar diens tafeltje. Binnen een mum van tijd staat er een heel groepje om hem heen en dan gaat ook je eigen kind een kijkje nemen.
Je slurpt wat aan je thee, tuurt wat naar de zee.
Dan komt hij terug, ook zijn ogen nu wijd opengesperd.
‘Papa, weet je wie daar zit?’
‘Geen idee snoep.’
‘Jim! Jim!!! Van Idols! Het is hem écht en ik heb met hem gesproken!’
Er was eens een slimme acteur/producent en die bedacht een variatie op een eeuwenoude formule: de talentenjacht. Wie denkt te kunnen zingen komt een liedje doen en neemt wat familie mee om de zaal te vullen. Gaande het seizoen loopt het kwik op: wie zou er winnen?! Dat soepele negerinnenmeisje met beetje valse stem maar grote inzet? Die jongen met die lekkere stem maar de uitstraling van een eeuwig eenzame drogisterij-bediende? Of toch die platsprekende stukadoor die op het toneel metamorfoseert in een Nederlandse Julio Iglesias?
U heeft het allemaal kunnen volgen, Idols. Het is dat we nog steeds in jaren leven waarin je als intellectueel goede sier kan maken met innige omhelzingen van low culture, van voetbal tot songfestival, anders hadden we niet eens aan elkaar durven toegeven dat het voor onze kinderen – en een beetje voor ons zelf – avondenlang nog maar om één ding gedraaid heeft: Jim of Jamai.
Ondertussen zijn Jim en Jamai beroemder dan Thomas Rosenboom en Thomas Verbogt óóit zullen worden. Terwijl ze niet eens zo heel goed kunnen zingen eigenlijk, beter waarschijnlijk dan voornoemde schrijvers, al heb ik de Thomassen nooit horen zingen en zou het me niet verbazen als Rosenboom castraathoge madrigalen kon zingen en Verbogt slepende songs van Dylan.
Idols leert ons (onder veel meer) dat de invloed van televisie enorm is. Dat je alles en iedereen bekend, wat zeg ik, gelíefd kunt krijgen, als je het maar op een slimme manier presenteert op de beeldbuis, het medium dat duizend keer dieper de samenleving penetreert dan welke gratis krant of welke internet-site dan ook.
U weet dat uitgevers hun drukker konden bellen voor grote herdrukken als Van Dis in zijn al weer te lang geleden van het scherm verdwenen talkshow een inspirerend gesprek voerde met een schrijver. Het was televisie. En het was goed gedaan.
U weet misschien ook dat momenteel elke uitgever in Nederland spontaan vijfentwintig boeken in zijn fonds kan aanwijzen waarvan, volkomen ten onrechte en buiten iedere kwaliteitsverhouding om, niet tienduizenden, maar slechts honderden exemplaren rondgingen. Want: er bestaat al jaren géén inspirerend programma over boeken meer, op de Nederlandse televisie.
Dat zou zo erg niet zijn als je het geruststellende idee had, dat de echt goede schrijvers wel bekend genoeg zijn en niet door televisie aan nóg meer lezers geholpen hoeven te worden. Maar zo ligt het niet. De werkelijkheid is dat honderdduizenden gemotiveerde, hartstochtelijke boekenlezers in Nederland chronisch hongeren naar originele, grensverleggende, ontroerende, provocatieve, verbeeldingsprikkelende, geestige, herkenbare, mystificerende, raadselvergrotende en raadselverkleinende boeken. Dat aan de éne kant. En aan gene zijde liggen er die honderden, duizenden boeken die deze leessensaties kunnen bieden, te wachten tot de lezers ze gevonden hebben.
Er is vraag. En er is aanbod.
Televisie kan de criante contactbehoefte in deze literaire community op een daverende manier helpen bevredigen.
Ik lever u uit de praktijk van mijn eigen uitgeverij één illustratie. Tot schrijver Henk van Woerden mij attendeerde op het dichtwerk van de reeds decennia geleden overleden dichteres Ingrid Jonker, had ik nooit van deze ‘Zuidafrikaanse Sylvia Plath’ gehoord. Het duurde dan ook even voor de uitgaafbeslissing genomen was en Gerrit Komrij samen met Van Woerden een Nederlandse uitgave bezorgde van Jonkers dichtwerk.
Van het boek (Ik herhaal je) genoten aanvankelijk slechts enkele honderden die-hards. Daar zou het voor eeuwig bij gebleven zijn, als Zeemans boekenpanel op tv (het allerlaatste echte boekenprogramma, zij het zonder de schrijvers erbij) niet was gaan jubelen: vijfhonderd lezers extra! Maar deze dating tussen lezer en auteur was pas compleet toen de producente van Zeeman, Saskia van Schaik, samen met Van Woerden een tv-programma ging maken over Ingrid Jonker. Dankzij deze sfeervolle, bekroonde en goed bekeken documentaire werden vervolgens zo’n tienduizend exemplaren verkocht.
Deze wetenschap doet je huiverend beseffen hoe groot het potentieel is van literaire lezers in Nederland – óók van zoiets schijnbaar stoffigs als de vertaalde poëzie van een overleden dichteres uit Zuid-Afrika -, en hoeveel kansen er blijven liggen.
In de landen om ons heen bestaan prima boekenprogramma’s. In Nederland, dichtbevolkt land van hoogopgeleide en welvarende lezers, is het al jaren huilen met de pet op, of beter: kijken met de pet op, maar dan van ellende over je ogen heen getrokken.
In Nederland is er vraag en is er aanbod maar zit iedereen op plastic stoelen in de berm te wachten op wat nooit meer komen gaat, tenzij er nog mensen met smaak en hersens rondlopen, en die lópen hier natuurlijk rond, zelfs in Aalsmeer en het Gooi.
Terwijl ik dit schrijf circuleren er plannen. Hanneke Groenteman zou met een formule rondshoppen. Iets bij rtl zou een format hebben bedacht voor een boekenprogramma (waarvan boekverkopers volgens een vak-enquête willen, dat het door Katja Schuurman gepresenteerd wordt). Zo is er wel steeds weer ergens iemand met een ideetje. Maar er is nog steeds niks en het is zo ontzettend simpel. Een succesvol boekenprogramma vraagt om zó wei-
nig, dat omroepen misschien dáárdoor weigerachtig zijn en nooit uit de startblokken komen. Als zelfs het meest onzinnige consumentenmiddagtelevisiekwisje alleen al aan decorontwerp vier ton kost, hoezo zou dan voor zoiets prestigieus’ als een nieuwe ‘Hier is… Adriaan van Dis’ kunnen worden volstaan met een karaf water met twee glazen en een tafel met twee stoelen?
Toch is dat alles. De doelgroep (boekenlezers) zit namelijk helemaal niet te wachten op een postmodern gespreksmeubel. De doelgroep wil maar één ding: een goede gastheer of gastvrouw die verbaal en intellectueel geslaagde verbindingen kan aangaan met voorname auteurs. Betaal dáár maar een eurotonnetje per seizoen voor, met drie maanden zomerstop, zodat de presentator in de Toscaanse zon ook nog eens zijn/haar eigen roman kan schrijven (die meteen vanwege de tv-bekendheid een bestseller wordt).
Deze presentator is een nogal bijzonder iemand maar natuurlijk niet onvindbaar. Hij/zij moet erudiet zijn en charmant. Iemand wiens stem je graag hoort en hoofd graag ziet, met een brede smaak en kennis van zowel de Nederlandse als de buitenlandse literatuur. Je hoeft het met de presentator niet altijd eens te zijn, al moet je ondanks alles steeds om hem/haar lachen. Je bent jegens de geïnterviewde schrijver plaatsvervangend trots op de presentator, die ook al dankzij een goede redactie steeds de krenten uit de boekenpap vist en je op het puntje van je stoel houdt.
Ze zeggen wel eens dat schrijvers niet kunnen praten, dáárom zijn ze misschien ooit wel juist aan de schrijftafel gaan zitten. Dat zou pleiten voor een Zeeman-achtig programma zónder schrijvers. Laat er zo’n programma óók zijn, graag zelfs, maar concentreer je, in omroepland, op het achterstallig onderhoud van een programma waarin de schrijvers geïnterviewd worden. Want auteurs mogen dan soms mompelen of krom aan tafel zitten, vaak is het juist de ongewone, bijzondere persoonlijkheid van de schrijver, en zijn toelichting op eigen werk en drijfveren, die nieuwsgierigheid naar het werk oproept.
Ooit bevatte een Tirade-nummer De Nieuwe Revisor. Kome er schoonheid, riep Jeroen Brouwers toen. Laten we een variatie maken en dit artikel dopen: De Nieuwe Van Dis. Kome er een goed boekenprogramma op tv. Opdat er weer een inktzwarte lijn gaat lopen van waarachtige lezers naar goede schrijvers, en omgekeerd. Opdat het boek in Nederland niet gedwongen blijft dutten en dommelen, blijft sluimeren in een recensietje hier en een
radioprogrammaatje daar. Daarvoor is literatuur, zijn boeken veel te leuk en te belangrijk. En het grappigste van alles is nog, dat deze voorname culturele missie de omroepen nauwelijks iets hoeft te kosten, sterker nog, de initierende omroep verdient krediet in cultuurpolitieke kringen (met alle toekomstige subsidiestromen van dien) en bindt honderdduizenden trouwe kijkers aan zich.
En maak dan, als je als omroep daarnaast ook nog veel geld wil verdienen, een Idols met aankomende schrijvers in plaats van aankomende zangers. Noem het Toppers. Een beetje competitie-element erin, wat prettig-gestoorde critici in de jury, en elke week debutanten laten lezen. De winnaar krijgt een contract bij Van Oorschot, Podium of De Bezige Bij.
‘Hee pap, weet je wie dat was?! Jonathan, je weet wel, die dichter van Toppers!’
* Een volledig overzicht van boekenprogramma’s op de Nederlandse televisie geeft Nel van Dijk in ‘Kunst en kijkcijfers’, Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 10 (2003), p. 63-83