Over de sociale positie van de schrijver
Marcel Möring
De schrijver staat op. De schrijver groet de zomerochtend.
De schrijver staat onder de douche en denkt niet aan regen.
De schrijver ontbijt en leest Trouw.
De schrijver poetst zijn tanden.
De kinderen in de auto door het zomerochtendverkeer
de schrijver en zijn kinderen (een van zijn kinderen
zijn dochter vraagt of de radio aan mag de schrijver zegt ‘nee’).
En door ander zomerochtendverkeer weer naar huis.
De schrijver staart naar de waterspiegel in het toilet.
De schrijver haalt sigaretten en loopt naar zijn
studio
werkplek
kantoor
(vandaag kantoor)
spoelt de koffiepot om vult het filter wast de asbak opent
een raam zet de computer aan schenkt koffie in
steekt een sigaret op uit een vers pakje en herinnert
zich (dat wil zeggen hij probeert te herinneren)
waar hij is gebleven (ja hier daar).
De schrijver schrijft.
Hij denkt aan Isaac Hayes.
De schrijver drinkt twee koppen koffie de schrijver rookt
twee sigaretten om twaalf uur gaat de schrijver
naar buiten een focaccia met mozzarella en tuinkers
(of de bagel van de week die al twee jaar de bagel
van de week is) drinkt een macchiato
en door het zomermiddag winkel publiek loopt de schrijver
terug naar zijn werkplek (nu een werkplek) de meisjes
hun blote buiken hun boerinnenboezems.
De lunchpauzehonger naar lome zomermiddagseks.
De schrijver drinkt een glas water wekt
de computer slaat vijf aanbiedingen af voor erecties
die alles overtreffen wat hij tot dusver kende.
De schrijver schrijft.
Vijf uur de schrijver haalt zijn kinderen de jongen
en het meisje en kookt (verse tortellini met gorgonzola
en noten een salade van eikebladsla appel mosterd).
De vrouw van de schrijver komt thuis. De vrouw
kust de schrijver de schrijver kust de sauslepel. De schrijver
zijn vrouw zijn/hun kinderen eten. De schrijver ruimt af
er is koffie het avondblad (zoals zijn grootvader altijd zei
zijn grootouders god hebbe hun ziel) en de schrijver
brengt zijn dochter naar bed (…hondenmatroos
op wijde blauwe zee) hij laat zijn zoon
een gedicht lezen over een schrijver die zijn zoon
een gedicht laat lezen over een schrijver. De schrijver gaat
naar zijn studio (studio) drinkt nog een koffie,
zet de computer aan rookt een sigaret
schrijft
schrijft
haalt iets weg (vrij veel)
opent een fles witte wijn (het is een zwoele zomeravond
door het open raam het zingzangen van de Antilliaanse
en Marokkaanse jongens voor de coffeeshop) een vriend
mailt ‘ik wil neuken!’ en om half twaalf loopt de schrijver
terug naar huis drinkt een glas wijn met zijn vrouw
ze gaan naar boven poetsen hun tanden wassen
hun handen enzovoort en gaan naar bed en neukenofniet
je weet het niet en vallen uiteindelijk of veel vroeger
je weet het niet in slaap en in de zware warmte
van de zomernacht droomt hij dat hij
een schrijver is die droomt dat hij een schrijver is.