Patricia de Groot
Hoe wij daar hangen
(Catacombe dei Cappuccini)
weet roddelen ze wel over u en worden de uwen genadeloos onder de loep
genomen, omdat dát onze manier van terugstaren is – het mag lijken alsof
enkelen onder ons samen lachen, maar trapt u daar niet in.
gezien worden.
bezoekuur bleef.
omgesprongen.
toe en bezweren we haar angsten.
priester in de rij, heeft daarentegen bepaald niet zijn tanden op elkaar gezet
toen hij het loodje legde. Zijn stervenskreet of laatste hap naar adem, het
verschil is niet meer te zien, lijkt wel Munchs schreeuw. Net zo geluidloos.
onze onderkaak.
heeft gekregen. Het is inderdaad opmerkelijk hoe mooi ze blijft. Wat het is
dat Solafia, een dokter uit Palermo, haar ingaf, daar zijn we aan beide zijden
van de streep nooit achter kunnen komen.
is vergaan.
toelacht.
meer dan een halve eeuw aan ernstig verval onderhevig.
minder gekwalificeerde professoren. Deze tijdgenoten van me hadden
alleen wat meer geluk met mantelzorgende familie.
kreeg aangemeten.
bij ons voegde.
voordat ook bij hen de klad intrad.
u de richting gewezen, maar helaas heeft men mijn mouwen in elkaar geknoopt.
Alsof ze bang waren dat ik u verschillende kanten op zou sturen!
waarin men ons in deze menselijke bibliotheek overlevert. Mannen, Vrouwen,
Maagden, Kinderen, Priesters en tenslotte mijn afdeling, Professoren.
kabaal losbarstte boven onze koppen. We hoorden harde dreunen,
gangen stortten in en bevend van schrik drukten zij die nog konden zich
steviger met de rug tegen de muur of probeerden zij die een eigen nis hadden
zich nog dieper daarin te verschuilen.
alle anderen zijn toen gesneuveld.
de levenden, rampzalig voor ons.
geen rust meer. Sinds de oorlog doolt hij eens in de vijf jaar hier door
de gangen – op zoek naar zijn verloren gegane geliefde.
al op geanticipeerd. De vrouwengek! Hij kreeg na de rituele zeven
weken durende balseming glazen ogen ingezet, opdat hij de vrouwen kon
blijven zien.
Warme, zwoele avonden, waarop ik alleen maar bezig was de aandacht
van Julia op mij te vestigen.
kusten.
anders dan vurig hopen dat zij mijn berichten ontvangt.
alles van.
onbegaanbaar pad. Wij zijn immers aan onze plaats gekluisterd en moeten
het hebben van horen zeggen.
hebben genoemd, maar dit is geen spel, al houdt het ons wel
de hele dag bezig. Het is van levensbelang, als u mij de implicatie van deze
term vergeeft.
op zijn beurt weer doorgeeft aan de volgende. En zo de hele rij door, de
hoek om, naar de volgende gang en dan belandt uiteindelijk mijn bericht
bij Julia.
aankeek, en toen pas begreep dat dat bericht naar Julia doorverteld moest
worden. Hij lachte opgelucht.
boodschap, die toch aan duidelijkheid niets te wensen overliet, een kleine
week later Julia’s antwoord vernam.
niet de een of andere maagd die alsnog op een liefdesaffaire recht meent te
hebben. Zo naargeestig als zij daar staan, die mistroostige maagden, in witte
gewaden, lieftallige mutsjes met frutseltjes en roesjes op kale, verstorven
schedels, waar het gezicht van af is – alsof hun grootste wens het imiteren
van aangeklede honden zou zijn geweest, die, o moet je nou zien, nog
rechtop kunnen staan ook.
is, hoe kan ik er dan van op aan dat de mindere professoren hier in mijn rij,
die hun leven lang niets dan halve waarheden aan het papier toevertrouwden,
mijn woorden correct aan haar doorgeven?
degene is die denkt dat ze voor de gek wordt gehouden!
vraag te stellen die alleen door haar beantwoord kan worden. Maar ik geef
het u te doen.
dood kan nare gaten in je geheugen slaan.
lijkt alsof we nooit verder van elkaar verwijderd zijn geweest.
rende ik naar haar toe, o, ik zou haar onmiddellijk weten te vinden te midden
van al onze ego’s die zo nodig voor de eeuwigheid bewaard moesten
worden. En kijk eens, wat heeft het ons gebracht…
een glimp in de verte hoefde te zien om zeker te weten dat zij het was.
waar zijn.
zon lopen, zij en ik. Hand in hand en we zullen elkaar zien en naar elkaar
lachen en veel praten. Wat hebben we een hoop in te halen, Julia!
het piepen en kraken, en wil met mijn handen ernaar grijpen, me losrukken
uit deze benarde toestand, maar die verdomde mouwen zitten in elkaar
vast en zelfs de stof scheurt na die eeuwen nog niet eens los van elkaar, het
met mijn heupen draai en met mijn schouders wrik, me met mijn voeten
tegen de muur afzet en op de grond stamp, schiet ik los – maar in dezelfde
beweging, die waarnaar ik eeuwen heb gesnakt, in diezelfde beweging klap
ik vanuit stilstand helemaal recht voorover, plat op mijn bek.
brokkel ik verder af. Maar wat wilt u ook na eeuwen niet bewogen te hebben!
niet te vertrouwen. Richt u alstublieft rechtstreeks het woord tot haar.
stralen! Zo’n mooie lach hebt u vast nog nooit gezien.