[p. 565]
Paul Meeuws
Gedichten
Wals
Zonnige zaterdag, twaalf uur.
Het wiel draait aan de orgelman,
de zon draait om de straat.
Een houten herderin leert mij een wals,
de pirouette van een boor.
De klank vliedt van het middelpunt,
flegmatisch mechaniek,
dat over ziel en zaligheid
de wildste geruchten uitbraakt
door zijn pijpen.
[p. 566]
Mars
Er slaat een stilte uit duizend hakken.
Het plein verstijft.
Alleen de boomtoppen buigen en het gras.
Wolken nemen de tijd mee.
Een spoorloos verdriet
Dan schalt uit het enige
geopende paar kaken
een mars (uit de tijd
dat men zijn koper nog poetste)
Ontroerende krassen.
Men marcheert
op de repeterende tik.
[p. 567]
Blues
Men wandelt op een veer
in tweekwartmaat en fluit.
Er hapert meestal niets.
Een enkeling, te opgewonden, maakt
een hinkelsprong te vroeg.
Gedrang, syncopisch oponthoud
om wat, om wie?
Om wie lichtzinnig in haar enkels voelt
de hapering waar het om draait,
maar weggewimpeld met haar haar.
[p. 568]
Een uitzonderlijk zacht gekraak
uit Londen hield de natie bijeen.
Later (de oorlog heeft het jongensgezicht van mijn vader)
verscholen in bed
ontlokte ik het aan mijn kleine diode
die alle talen babylonisch versmolt
tot die ene geruststelling: men is niet alleen,
er niet voor niets. Een Italiaanse zong zich los
tot over de Alpen en deelde
bevend in de bedrading
mijn bed.
[p. 569]
Voor strijkers
Een cycladische god bouwde de vrouw.
Niemand speelde met haar.
Alleen de wind beproefde haar schuchter
maar hield meer van riet.
Eeuwen verstreken.
De grieken floten op hun botten en vochten
tot de wereld er ongeveer uitzag als nu.
Van de cycladen weten we niets.
Onbespeelbare dames staren ons aan,
reikhalzend nog steeds naar een snaar.
[p. 570]
Berceuse
De kop gekromd maar stram
de deining meester die de strijker velt.
Stoelen wijken met ontzag
voor zoveel luister op één poot.
Erbinnen is het nacht,
de schaduwzijde van geluid.
Luister, liggend op één oor,
de cello spint.
Vocalise
Natuurlijk spreken vissen niet.
Hun bellen stijgen ten hemel
en spatten verzaligd uiteen
met het soortelijk gewicht van een lied.