[p. 121]
Peggy Verzett
Gedichten
groot is het huis
groot de tuin,
de zon die zijn aksen laat zakken
grote spankracht
dat de geur van het zoete zaagsel
de schoonheid van hars
barnsteen, gestolde hars
in allerlei okers
geel het materiële wit is
voor een schilder
komt voorbij de alles ontledende, versplinterende
grote houthakker uit eerlijk hout
blokgezicht, stronken benen botten
uit een stokoude beweging
blazen krakende salvo’s en een snelle rivier
een grootse groene rok
komt voorbij
als een water van mars
razende dij
komt voorbij
en is goed gekozen
zoals ook de op- en neerwaartse
levens op het schilderij komen voorbij
in de ogen als ze gesloten zijn,
de grootse groene rok is
heel goed gekozen en nog steeds
aanwezig
blaast de oude man
met voortdurende tocht
[p. 122]
in het gezicht van de wind
tegen het bit van het jongste kegelkind
het volk heeft een gouden gloed, roze papier
en een snelle stijgende rivier
bij de groene rok dragen de sleutelborsten
[p. 123]
tussen hier en daar
ligt louter lucht en nog wat kalligrafie
hier en daar
laat iedere middag lopen
clubjes berkenbomen glijden de trein
carré’s, bomen, leden van een vereniging
hier is inmens,
iemand inheems wil iemand
liefhebben als een mooie berkische vrouw
afscheid nemen heeft alle kommen opgeteld,
vrienden en nachten in volle nachten,
vlijen op een zuidas uit de wind
koude misschien helpen koude
hoe staan de schenkkrachten van de klerenbenen –
tussen hier en daar
bosjes, lever, struiken, heggenwanden
hollen horizonnen rennen zigzaglijnen,
graden van de aardmond recht de hemel in