[p. 248]
Peter Ghyssaert
Prent
Het regent op een oude vrouw;
het regent op haar jas vol schaduwen
en op de schimmen van haar handen;
naar een bos chrysanthen geurt zij,
naar een nat, perzisch tapijt.
Er waaien uit de oude sponning
van dit leven ongehinderd
geuren en herinneringen weg;
het regent op een oude vrouw
het regent zonder omwegen.
[p. 249]
Ter hel
Straks ter hel in frak van zonden;
als een trouwer naar een altaar meegevoerd
naar een nog verduisterde bruid.
Denken: zal ze mooi, verbolgen zijn?
Zal ze die omhelzing snel verteren?
Wachten op een mondvol vreemde stem
die door de eigen keel schiet, fluisterend:
dit is mijn hoofd, mijn stem, mijn schoot;
vind je het goed dat ik ons nu maar
in de echt verbind?