[p. 293]
Een zevenmaandje.
Waarom zo’n haast? Moest en zou
ik de wereld in? Of is het waar
dat mijn moeder had pootjegebaad
en geschrokken was van een boze golf?
De couveuse in.
Zes weken lang alleen witjassen aan je lijf.
Consult: Met alles rekening houden, mevrouw,
Maar halen ze ‘t, dan zijn ze eens zo gezond.
De allerbeste medische zorg tenslotte.
Drie jaar niks gezegd.
Maar met mijn blokkendooswerk wist ik toch
de hoop bij mijn omgeving levend te houden.
IJzeren brilletje tegen het scheelzien,
dat zag er al veel beter uit.
Het was oorlog toen.
Gehelmde soldaat in het portiek van de buren.
Mijn vader moest zich meerdere malen verstoppen
in een tussenvloers hokje. Je hoorde dan
snerpend fluiten op straat.
[p. 294]
Mijn oorlogsbeelden:
Bomen om. Cokestrottoir opgebroken.
Koken op oliepit. Stroop van de suikerbiet.
Weeë bloembollenstank. De trotse vondst van
een broodkorst in het fietsenhoksteegje.
Het gezin een veilige veste.
Samen solidair tegen honger en kou.
Spannend. Geen school. Nog jaren later
speelden we oorlogje, vonden in bunkers vol drollen
vaak nog een koperen huls.
Met deftige spraak behept
lag ik er tamelijk uit bij de rest van de klas.
Wel wist ik mij tot mijn elfde jaar dankzij
mijn broers vooroorlogse voetbal staande te houden.
Toen kreeg een vriendje een bal.
Monsterverbond van ouders:
Ik zag er mijn vader op aan en bad daarom vaak:
God, laat hem doodgaan of weggaan. Maar hij
wist waar zijn plicht lag en bleef tot zijn pensioen.
Het was bidden tegen de bierkaai.
[p. 295]
Vijftien jaar. Na de kerstpreek verklaard
alleen onder dwang nog ooit naar de kerk te gaan.
Wat de dominee zei, met die stem van hem,
dat kon nooit waar zijn. Ik zou voortaan
godloochenaar zijn.
Nog een jaar in de padvinderij:
Sint Jorisverhaal aan het kampvuur.
Slapen als soldaten. Een zakmes. Hutten bouwen.
Toen kwam er een eind aan de spoorzoekerij,
ik zocht het in de woordenboekerij.
Kort daarna is er tussen mij
en de wereld een soort van vlies gaan ontstaan.
Ik was er wel bij, maar zo dat zij
mij nooit te gevaarlijk te na zouden komen.
Zo’n vlies wordt taai als geen mens er doorheen kijkt.
Ik sloot mij af, werd dichter
in plaats van opener, zodat ik steeds minder zag,
werd twintig en het zou nog twintig jaar duren
voor ik het vlies gewaar werd en kon proberen
mezelf te opereren om als ontstaarde
te worden herboren.
Lees de Tirade Blog
De onwaarachtigheid van bont
Larousse 9 ‘Fur coats are worn by beautiful animals and ugly people’ luidt de oude protestslogan tegen de bontindustrie. Toen ik vorige week door een zeer kerstachtig London slenterde, kon ik het eerste deel van de stelling niet bevestigd krijgen – ik heb tegen mijn verwachting en gewoonte in geen vos gezien in de stad,...
Lees verderBestormen
In Geerten Meijsings recente en smakelijke Brieven aan mijn uitgever herneemt hij wat al eens beschreven werd in De grachtengordel: ‘In het najaar van 1970 besloten wij – de harde kern van het schrijvers- en filmcollectief Joyce & Co. – met een militaire operatie in Amsterdam een uitgever te vinden. […] Op een plattegrond van...
Lees verderKamervrees
Utrecht, 16 december 2024 Beste Izaak en Ties, Na jullie aandoenlijke bekentenissen over ernstig drugsgebruik betreur ik het eerlijk gezegd niet dat ik jullie nooit tijdens een ongedwongen duinwandeling tegen het lijf ben gelopen. Ja, gelukkig troffen we mekaar pas binnenboezemlijk in een later, meer gerijpter stadium, als ik dat zo mag zeggen? Die gloeiende...
Lees verder
Blog archief