Pinguin-eiland
De laatste katalogus van de Frankfurter Buchmesse die zojuist gehouden is, bevat 100.000 titels en is een decimeter dik. De laatste lijst van Penguins bevat er 1200 en meet nog geen halve centimeter. Terwijl de eerste de onpersoonlijkheid van een universiteitsbibliotheek heeft, kan men zich van de laatste nog voorstellen dat het de opsomming is van een partikuliere boekerij, die misschien toebehoort aan een zonderling met universele belangstelling, maar goed, dat maakt hem niet minder partikulier. De aanleiding tot deze notitie bestaat uit het feit dat op de Buchmesse de wereldreceptie is gehouden ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van die opmerkelijke vetganzensoort, waarvan de broedplaats niet in de Antarctica maar te Harmondsworth, Middlesex gelegen is. Al duidt deze herkomst ook ten onrechte in de richting van hermafroditisme, toch blijft ook zonder dat de natuurlijke historie van deze beestjes uit ornithologisch oogpunt bijzonder boeiend. In 1935 werd er in Engeland – l’île des pingouins – een kolonie van tien geslachten uitgezet, waaronder al twee jaar later een mutatie optrad: de evolutionnaire sprong tot Pelican. Een zijtak van Koningspinguins kon zich maar een paar jaar handhaven en stierf evenals vele andere vorstenhuizen uit wegens exorbitante prokreatiekosten. Een nieuwe mutatie gaf het aanzien aan de papegaaiduiker (Puffin Puffin L.), waarvan nu al honderdvijftig geslachten in handen van de jeugd vielen.
Het aantal verkochte exemplaren bedroeg in het jaar 1959 maar liefst dertien miljoen. In het jubileumboeltje wordt een korte passage gewijd aan de moeilijkheden van de afzet in Nederland, die voortspruiten uit de konkurrentie van inheemse dierenfarms: bezige bijenimkers, salamandertelers, zwarte berenhouders, witte olifantenfokkers, oolevaartjeskruisers, boekvinkentouwslagers, een hele dierentuin van in een heftige struggle for life gewikkelde boekenwezens.
Het sukses van de pinguinfamilie lijkt te schuilen in de kombinatie van stoutmoedigheid en behoudzucht. Er was ongetwijfeld moed voor nodig om in de slappe jaren dertig een pocketboekenreeks van deze allure op te zetten, zoals sir Allen Lane heeft gedaan. Wel waren er al ‘pennydreadfuls’, maar die mikten op een ander publiek. De lezerskring van de Penguins bestond veeleer, als ik het goed zie, uit degenen die een grote dorst naar ontwikkeling en kennis paarden aan een smalle beurs, d.w.z. de slachtoffers van de arbeidersverheffers; reden waarom de diensten van socialistische kennisoptimisten als Wells en Shaw in de beginjaren een grote rol speelden. Tallozen hebben hiervan kunnen profiteren.
De serie was anderzijds alleen levensvatbaar wanneer er titels in werden opgenomen, die hun kwaliteit al bij andere uitgevers bewezen hadden. Ook het uiterlijk van de Penguins mikte op gestrenge respektabiliteit, en nu nog is ‘breastselling’ niet de meest opvallende funktie van het omslag, al wordt de presentering gaandeweg wat luchtiger nu de serie niet meer het gevaar loopt verward te worden met geschriften uit dezelfde prijsklasse waarvan Koningin Victoria de lezing nooit zou hebben aanbevolen.
Het konservatieve element schuilt nog steeds in de samenstelling van de romanlijst, waarin geen oorspronkelijke titels voorkomen; in de Pelicans bedrijft men daarentegen wel de waaghalzerij om monografieën en populairwetenschappelijke boeken speciaal voor de firma te laten schrijven. Omdat er onder de laatste een flink aantal zijn die wij niet graag hadden willen missen, evenmin trouwens als een aantal Penguins in engere zin, voegen wij graag onze gelukwensen bij die van de velen, die niet door omstandigheden buiten hun wil verhinderd waren de receptie in Frankfurt bij te wonen.
REDAKTIE