Publikatie van mijn ervaringen met Wespen
door Jan Hanlo
(uit brieven aan G.v.O.)
Ja, ich liebe die Gliederfüsser,
sie sind so reinlich und lebensbejahend.
L. von Schrammer.
…clean arthropodes.
E.P.F. Brownsey.
8-12-59.
…Ik heb een grote oude wesp in een lege honingpot met nog wat honing en water en een droog papiertje erin. Hij is er nu net uitgeklommen. Hij zat al dagen boven in een gordijn en nu heb ik hem zich eens te goed laten doen aan de honing en de warmte bij de kachel. Hij is nu op een kist aan ‘t scharrelen. Zo gauw ze verzadigd zijn willen ze weer wat anders. Het is wat met die wespen. Men zou er heel wat mee te stellen hebben als men er meer had. Enfin, so long so good, and so bad.
De wesp heeft zich nu een massa stof verzameld aan z’n achterdelen, straks zal ik hem moeten baden.
De wesp heeft mijn kist schoongemaakt. Hij heeft het stof gedeponeerd. Ik ben z’n gescharrel nu wat moe want ik moet weten waar hij blijft opdat ik niet op ‘m trap. Zal ik ‘m buiten laten in de naderende winter? Ik heb een leeg mosterdglaasje, ik zal hem maar stallen.
29-12-59.
…Het trof me dat je naar mijn wesp informeert. Ik zal je vertellen, dat is een hele geschiedenis geworden. De oude wesp blijkt een wespenkoningin te zijn geweest, of nog. Ze zit nog steeds in haar Luyckx’ mosterdglaasje, waar ik eigenlijk een dubbeltje statiegeld voor kan krijgen, maar ze is me dat statiegeld dubbel en dwars waard. Ze ‘hangt’ min of meer met haar ver-uitgestrekte voorpootjes aan een stuk verfrommeld papier waar ze omheengeklemd zit en doet haar winterslaap. Ik vertelde je al dat ‘t zo’n grote logge wesp was. Toen ik haar in het begin had, had zij een achterlijf dat veel langer en dikker was dan gewoon. Nu zie ik dat het veel geslonken is en dat is natuurlijk omdat ze al lang zo ophaar vet zit te teren, en omdat ze nog eieren gelegd heeft. Daar zijn er ook na enige tijd nog drie van uitgekomen en die drie jonge dieren houden geen winterslaap, tenminste veel minder dan de oude. Ik vertelde je dat de eerste keer dat ik de oude wesp had, zij een hele bol stof achter zich aan sleepte die steeds groter werd tot ze ‘m ergens netjes deponeerde. Dat doen die jonge nu ook al. Achter mijn bed heb ik een kist staan met een net zeiltje erover. Daarop staat mijn leeslamp (eerst weer op een klein tafeltje) en een electr. kookplaat, suikerblik, zoutschaaltje, plastic zak met afgewerkte correspondentie, blikopener etc. Soms moet ik in die kist zijn en dan maak ik het zeiltje en alles weer eens netjes schoon, wat dan erg nodig is want ik heb een kachel die soms erg gestoft heeft en vanwege het stof van de dekens en zo. Nu doe ik dat niet graag zo dikwijls, dat schoonhouden, omdat het toch binnen een paar dagen weer bestoft is. Maar als ‘t te erg wordt, hindert het mij erg als ‘t weer vol ligt met stofvlokken.
– Hinderde, moet ik zeggen, want sinds ik die wespen heb, die drie jonge dan, is daar geen stof meer te bekennen. Ze zijn de hele tijd stil aan ‘t rondscharrelen, en ik denk, vooral als ik weg ben want als ik thuis ben slapen ze ook veel in het glas, en wat er aan stof en haren ligt, blijft achter op een open plek aan de rand zodat ik dat maar weg hoef te nemen. Het is zelfs zo dat ze vlekken op het plastic – ik heb ook grote vellen plastic over stapels boeken liggen – gewoon wegstrijken of opeten. En daarbij, en dat is bijzonder ‘attent’ als men ‘t zo mag uitleggen, doen ze hun behoefte niet op de plaatsen waar ze zijn geweest, anders schoot ik er nog niet veel mee op, maar ze doen dat in hun glas, zodat ik het papier met de oude er maar af en toe eens uit hoef te tillen en ‘t glas schoonmaken. Vooral die plastic lappen zijn heel vervelend schoon te krijgen als ze eenmaal bestoft zijn. Men zou ze plat op een grote tafel moeten leggen en afsponsen. Maar ik heb geen tafel, en zoals ik zeg, die drie maken alles glashelder. Gisteren zag ik ze bij en op een stapeltje papieren zitten. Ik dacht al, daar zullen ze niet veel stof en rommel om op te eten vinden, maar toen ik enige tijd later weer eens keek zag ik dat het lichtste papier dat boven op lag rechter op de stapel lag dan eerst. Werkelijk, als de oude sterkere wesp in ‘t voorjaar wakker wordt, ik geloof tenminste dat ze niet dood is, dan zal ze zich misschien hierin, ja je moet erom lachen: in het ‘beredderen’, ook nog aardig ten nutte kunnen maken.
26-1-60.
…Ja, mijn wesp. Wespen bedoel je. De koningin heb ik nu in een glas gedaan waar geen statiegeld op is. Zij is absoluut niet dood. Ze zorgt altijd dat ze met haar kop naar boven zit of hangt. Overigens is ze volkomen roerloos en uitgeteerd. De 3 jonge zijn nu, jammer genoeg mag ik wel zeggen, ook een winterslaap begonnen. Ik vond ze op verschillende punten van de kamer in slaap gesukkeld. Ik heb ze nu ook in een glas gedaan met een dor blad. Daar hangen ze aan, of liever: klampen ze zich aan vast, op dezelfde manier als de koningin. Gisteren kreeg ik bezoek van iemand die voor priester studeert en ook aan insectenkunde doet. Ik heb hem de dieren laten zien en ook de cocons waar ze uitgekropen waren en die nog vast zitten aan enkele verschrompelde dichtgebleven cocons. En toen zei hij: hoe kom je daar aan? Nou ik zei dat ik hem dat allemaal al verteld had en hij gaf toe dat het wespencocons waren. Schalen noemde hij ze. Hij wou toen ook de kist met het zeiltje erop zien waar m’n kook- en andere spullen op staan en het plastic dat ze hadden schoongemaakt. Ik liet het hem vergelijken met een vel plastic dat ik over een andere stapel boeken in een andere hoek van de kamer heb liggen, waar ze nog niet veel aan gewerkt hadden. Hij zag dat dit plastic veel stoffiger was dan het eerste en het zeiltje, maar hij lachte en ging toen weg en zei dat hij wel eens terug zou komen als de wespen weer wakker geworden waren.
Ondertussen ben ik nu weer helemaal op mij zelf aangewezen. Ik zei al voor de grap tegen een kennis dat hij mij met carnaval eens een huishoudstertje moest bezorgen. Ja ik zou best een aardig huishoudstertje kunnen gebruiken maar ik durf geen advertentie zetten – het is zo doorzichtig lijkt me. Hoe moet je zo iets aanpakken? Toch moeten mijn ramen nodig van binnen en van buiten gelapt worden en dat zou toch – veronderstel dát ze weer tot leven komen – uitgesloten zijn dat mijn wespen dat aankunnen. Er zit ook nog oude verf op de ruiten, die er met een scheermesje afgekrabt moet worden. En nu heb ik ook weer veel spinrag.
P.S. Net voor ik deze brief wil dichtvouwen kwam die seminarist insectenkundige in spe weer aan. Hij bracht mij een boek over entomologie. Ik heb het nog niet ingekeken, hij is niet binnen geweest en wij hebben het er niet meer over gehad.
– Ik heb het toch doorgebladerd. Er staat een heel verhaal, met foto’s en de namen van de eigenaars en hun etablissementen, in over vlooientheaters. Hoe men de vlooien dit leert en welke soorten er voor gebruikt worden. Verder natuurlijk een massa close-ups van pootjes, kaken, nesten, larven, vlinders. Toch is dit maar 1 deel. Ook een hoofdstuk over het migratie-instinct van insecten. Ze hebben blijkbaar evenals trekvogels een trekinstinct. Ik had dat in Amsterdam al waargenomen in mijn eerste kamer
in 1940 op de Leidsegracht dicht bij het American hotel. Ik had een kamertje op de bovenste verdieping, met platje. Daar liepen soms hele kleine rode dwergmiertjes. Ze kwamen dan ook wel in mijn kamertje. Ik hoorde later uitleggen dat die op gezette tijden het blok rondlopen, je weet wel het huizenblok dat door Leidseplein, Marnixstraat en Leidsegracht begrensd wordt. Ze zijn dan na ± een jaar (mij leek het eerder) weer op hun zelfde punt terug. Had jij dat al eens gehoord? Dat staat ook in dat boek. (Niet van mijn blok.) Dan zie ik op pag. 176 een foto van een kever (vliegend hert) die een verhoginkje op een van de dekschilden van een jong van hem staat af te knagen. Het staat in het hoofdstuk ‘reinheidsinstinct bij insecten en spinnen’. Er staat ook een verhaal over wespen, maar ik moet nu ophouden.
P.P.S. Hier moet ik mijn brief toch even voor openbreken, G. Ik lees in het boek dat er verschillende malen waargenomen schijnt te zijn – in Mexico; bij een entomoloog in het belgische plaatsje Euverum; en in een plaatsje bij Lübeck -, dat het besproken reinheidsinstinct (bedoeld wordt het nest en lichaam netjes houden, heel gewoon) overgaat in wat de schrijver, Dr. P.H. Meertens, ‘reinheidsmanie’ noemt. Hij beschrijft de drie bekende voorbeelden, waarvan ik je er een overschrijf. De gevallen van Euverum en Mexico zijn ook merkwaardig maar hebben weinig overeenkomst met mijn ervaringen met de wespen. Maar het volgende is wel ongelooflijk frappant (over wespen vind ik hier niets):
Elisabeth Brunner uit het gehucht Losch bij Lübeck, houdster van een grutterszaak tevens hulppostkantoor, heeft waargenomen, dat een zwerm van 70 à 100 bijen maandenlang haar winkel in en uit vloog. Niet alleen had zij geen overlast van deze dieren, maar ze waren haar volgens haar zeggen ‘behulpzaam in het onderhouden van haar winkelinventaris, zozeer, dat zij gedurende de door tourisme drukkere zomermaanden geen dienstmeisje of winkelbediende hield. In de herfst verdwenen de bijen’.
Het boek (d.w.z. dit deel – 3) heet: Phenomenologie van het Driftleven van Geleedpotigen, door Dr. P.H. Meertens.
J.
30-1-60.
Beste G.
Hoewel eigenlijk mijn hoofd niet naar wespen staat, wil ik je toch even de laatste gebeurtenissen meedelen.
Enfin, ik heb je van dat artikel van die Meertens verteld in ‘Phenomenologie v.h. Driftleven etc.’ Het hele werk heet ‘Handboek der Psycho-physische Entomologie’. De vier delen heten ‘Psycho-physische Verschijnselen bij Insecten, Spinnen en Kreeftachtigen’, ‘Familiale Groeperingen in de Termietenmaatschappij’, dan dat boek van Meertens, dan ‘Communicatie door Geluiden en Locaal-geldende Gebaren’ met een aanhangsel ‘Anomalia’. Ik schreef je dat er veel afbeeldingen van organen in voorkomen. Ik begrijp nu dat die close-ups van pootjes en kaken geen betrekking hebben op de organen zelf, maar op de gebaren of de geluiden die ermee gemaakt worden. Naar aanleiding van wat ik las over die bijen heb ik die Dr. Meertens zelf aangeschreven. Een uitgever kan ik nergens in het boek ontdekken, maar wel de naam van de drukker: Drukkerij De Cirkel in Barendrecht. Zij hebben mijn brief aan Meertens doorgestuurd en die blijkt zo geïnteresseerd te zijn in mijn wespjes dat hij gisteren persoonlijk overgekomen is, met een fotograaf. Hij heeft alles precies nagevraagd en ze hebben de 4 nog steeds slapende wespen gefotografeerd. Ze wilden ook mijzelf nemen, maar daar had ik geen zin in. Om als ‘De Wespenmeester’ of ‘De eigenaar van de wespen’ te fungeren! Hij zei dat er veel meer dan 3 gevallen bekend waren van dergelijke activiteiten van insecten. Ze hebben ook de plastic lap en het zeiltje verschillende malen en op verschillende afstanden genomen. Ook van zeer dichtbij (10 cm). M.i. zinloos, nu de wespen al zo lang inactief zijn. Hij vreesde dat de wespen zouden sterven of reeds gestorven waren. De temperatuur van m’n kamer was te hoog. Anders wilde hij ze graag opfokken. Hij dacht dat 1 van de 3 jonge wespen een koningin kon zijn. Hij wilde de erfelijkheid van hun merkwaardige eigenschappen onderzoeken. Ook zei hij dat ze soms een zomer oversloegen wanneer ze hun winterslaap in een te warme ruimte hebben doorgebracht, omdat ze dan het verschil in temperatuur niet merken. Enfin, dit dus in het kort mijn laatste ervaringen. Persoonlijk zie ik er niet veel meer in. De wespen blijven misschien wel 3 zomers doorslapen!
O ja, en nu zou ik nog vergeten waarom ik je zo vlug schrijf. Meertens wil nl. mijn verslag over de wespen per se voor zijn tijdschrift hebben, maar ik heb dat nog in beraad gehouden. Ik begrijp, van de ene kant, dat het eigenlijk alleen in een entomologisch tijdschrift thuishoort, maar ik dacht dat het misschien van genoeg algemeen menselijke interesse was voor Tirade.
1-4-60.
Ik ben blij dat je het wetenschappelijk karakter van mijn bevindingen niet overheersend vindt, zodat je ze aan de redactie wil voorleggen.
Jan