Over dit hoofdstuk/artikel

Ronald Havenaar


15 december 1983


1.
Jimmy Carter: Keeping Faith. Memoirs of a President. Toronto, 1982. Cyrus Vance: Hard Choices. Critical Years in America’s Foreign Policy. New York, 1983. Zbigniew Brzezinski: Power and Principle. Memoirs of the National Security Adviser 1977-1981. London, 1983.
2.
Over de in het Westen goeddeels genegeerde gebeurtenissen in Zuid-Jemen en hun strategische implicaties: J.B. Kelly: The Kremlin and the Gulf, in: Encounter, April 1980.
3.
Jean-Fran?ois Revel: Comment les d?mocraties finissent. Paris, 1983, noemt voor de jaren 70> een daling in absolute waarde van 35%. Dit cijfer is afkomstig uit een rapport van de Defence Intelligence Agency van het Amerikaanse ministerie van Defensie, op 29 juni 1982 uitgebracht aan het Joint Economic Committee of Congres. Revel heeft het ontleend aan een verslag van dit rapport in de International Herald Tribune van 22 juli 1982.
4.
Youngs uitspraak, die veel opzien baarde maar waarvan Carter, Vance noch Brzezinski melding maakt, wordt aangehaald in Theodore H. White: America in Search of Itself. New York, 1983, p. 223. Opvallend is overigens dat Carter in zijn herinneringen Young helemaal zo goed als dood zwijgt.
5.
Net als Henry Kissinger, die op 31 juli 1979 een verklaring over Salt 11 aflegde voor het Committee on Foreign Relations of the United States Senate. Zie Henry Kissinger: For the Record. Selected Statements 1977-1980. Boston, 1981, p. 189 e.v.
6.
Zie voor deze uitspraak het interview van George Urban met Brzezinski in Encounter, May 1981. Zelf verzwijgt Carter deze opmerking in zijn herinneringen.
7.
De feitelijke resultaten van Carters nonproliferatiepolitiek waren uitermate beperkt. Zie drs. Marianne van Leeuwen: Het non-proliferatiebeleid van de Verenigde Staten, ‘s-Gravenhage (nivv), 1982.
8.
Volgens Brzezinski, in het genoemde interview met Urban, is dit ook nooit de bedoeling geweest.
9.
George F. Will: The Pursuit of Happiness, and Other Sobering Thoughts. New York, 1978, p. 236.
10.
Dat Carter later alsnog weer besloot tot productie van de onderdelen van de neutronenbom, maar niet tot assemblage van het wapen, kon daaraan uiteraard niets meer veranderen.
11.
Zie ook voor deze opmerking het interview van Urban met Brzezinski.
12.
Ook deze uitspraak komt voor in het hierboven genoemde interview.
13.
Zie Robin Edmonds: Soviet Foreign Policy. The Brezhnev Years. Oxford, 1983, p. 185. Deze auteur put zich overigens uit in het zoeken naar en vinden van rechtvaardigingen voor Sowjet-expansie.
14.
Recentelijk geformuleerde argumenten voor een dergelijke politiek vindt men bijvoorbeeld in Te beginnen bij Nederland. Opstellen over oorlog en vrede. Amsterdam, 1983 en in het eerder genoemde boek van Revel. De titel daarvan geeft overigens al aan hoe pessimistisch hij is over de kans dat het Westen metterdaad aan zo’n politiek gestalte zal geven.
15.
Andrei Sakharov: The Danger of Thermonuclear War. An Open Letter to Dr. Sidney Drell, in: Foreign Affairs, Summer 1983, p. 1001 e.v. Een vertaling hiervan verscheen onder de titel ?De angst van Sacharow? in Intermediair, 19 augustus 1983.
16.
Van het artikel van George Ball, oorspronkelijk verschenen in de New York Review of Books, werd onder de titel ?De lekkende atoomparaplu? eveneens een vertaling gepubliceerd in Intermediair, 26 augustus 1983. Een ander voorbeeld van de richting waarin prominente ?liberals? denken is het artikel van McGeorge Bundy, George F. Kenvan, Robert S. McNamara en Gerard Smith: Nuclear Weapons and the Atlantic Alliance, in: Foreign Affairs, Spring 1982, p. 753 e.v. Het geeft een pleidooi om de nato eenzijdig te laten verklaren niet als eerste kernwapens te gebruiken. Hoewel de schrijvers hieraan uitdrukkelijk de voorwaarde verbinden dat de conventionele navo-strijdkrachten versterkt worden, maken ze tegelijkertijd een begin met het relativeren van de noodzaak daartoe door te beweren dat de conventioneel-militaire kracht van het Warschau-pact al sinds enige tijd afneemt.