[p. 253]
R. Waskowsky Vijf gedichten
Dass die Sonne morgen aufgehen wird ist eine Hypothese*).
Toch lijkt het mij soms, dat de zaak
uit Zijn hand loopt. Ik bedoel: Hij, die
op een grijze middag in de eeuwigheid
zich een kosmos dacht, een aarde
en mensen en tijd… Wíj zitten er maar mee.
Daar zitten we dan: Gods gedachten
in een verloren uurtje – vanzelf wordt dat
een geschiedenis
van bloed, zweet en tranen.
Vermoeid wachten wij op de donderslag
die Hem zal binnen roepen: ‘Boven komen
en handen wassen, jongen – de Messias
is in aantocht.’
[p. 254]
Alles, was wir sehen, könnte auch anders sein*).
Vanmiddag dus eindelijk met S. naar bed geweest.
Ze was erg lief en ze deed haar best
om tien jaar meer ervaring te tonen dan ze had.
Toch kon ik het niet helpen: steeds weer
moest ik denken aan Chunyu Fen uit het verhaal
van Li Kung-tso (naverteld door Lin Yutang).
Aan Fen dus, wiens naam schone wanorde betekent
en die in 792 in zijn droom bijzonder gelukkig was
met de dochter van een mierenkoning. Jarenlang
leefde hij met haar in een mierenhoop onder
een oude boom. (Dit alles op een middag, toen
hij echt wel te veel had gedronken.)
Het was verschrikkelijk: S. heeft een lekker kutje.
‘Ik hou van je’ zei ze en dat had ik ook
wel willen zeggen, maar voortdurend dacht ik:
‘Wie ben je eigenlijk, wie ben je,
o dochter van de koning der mieren?’
[p. 255]
De ingewijden
Petrus: ‘Daar zit de hockeyclub L.S.D. – die
denken dat ze alleen in de hemel zijn….’
Wat gebeurt er daarentegen in de oven?
Men hoort slechts een eigenaardig ruisen. Geen
andere beweging doet zich voor dan dat het lijk
(± 65 % water) door de sterke verwarming opzwelt.
Vol piëteit blaast het vuur een zeepbel…
[p. 256]
(Lasciate ogni speranza)
De baas van Café
Sport op de Viale
Monza in Milaan
heet Dante.
Het is 10 uur v.m.
Misschien komt ‘t
daardoor dat ik
nog nooit zoveel
lelijke vrouwen
voorbij zag komen.
Achter de kist
schrijft hij stiekem
z’n vijfde canto.