[p. 893]
Reisdagen
1
de dag is springend
als een klein beekje
over bemoste stenen
de dag is nauwelijks begonnen
verbazend, steil achterover
van zeer oude bergen
2
als haren op een hond
sterke dennen tegen de wanden
waartussen we krijgertje spelen
als snelle vlooien
3
De zon is groot-inquisiteur in Triste
stralend boven de heuvels
geplooid door ontbindingsgoten
knieën opgetrokken van laatste honger
stuwdammen richten een dwangmeer aan
kruisteken van toekomstige welvaart
maar water is niets zonder ontvangen
onbeweeglijk en grauw
ligt het lijk van erosie
rondom het dorpje Triste
[p. 894]
4
scharrelend in kleine struiken langs de weg
sluiten knorrig zeer grote padden
onhandige kinderen met dikke vingertjes
de dag weer toe
5
De Rio Aragon is bij Berdún
vier decimeter diep, in grote versnelling
op mijn buik liggend, hoofd onder water
kruip ik stroomopwaarts
tastend over gladde keien
kaalgevreten schedels van voorgangers
decimeter voor decimeter
6
De oudste taak:
‘s avonds een kampplaats zoeken
water om te drinken en te wassen
een wei om in te spelen en te slapen
bomen voor schaduw en bescherming
7
het kind kan niet slapen
zingt een tweetonig liedje
eindeloos als de beek
die de rotsen uitmergelt
[p. 895]
8
De avondwind is in de bergen
zo koel en treurig
alsof het in de vlakte najaar is
bergen zijn skeletten van een oude aarde
die dichter bij de zon
vol bloeiende weiden en bomen was
het water knaagde met kleine monden
duizend kleine stemmen mompelend
van slijten en verbreken
in de vlakte de moerassen
verzilte delta’s waaierend in zee
in de bergen resten mos en varens
starre dennen
alleen de avondwind onveranderlijk
d. hillenius