Rob Perrée
William
William werd veertig.
Voor veel mannen is dat een leeftijd om bij stil te staan. William wilde meer. Hij wilde zich door zijn beste vrienden laten omringen op een opwindende, internationale lokatie. Dat werd Manhattan in New York.
Zelf woont en werkt hij in Londen. Daar maakt hij met heel veel succes commercials en bedrijfsfilms. Hij heeft vrienden over de hele wereld. In een aantal Europese landen, maar ook in de Verenigde Staten, in Japan en in Nieuw-Zeeland.
Op een paar na zouden ze allemaal komen. Vijftien mensen die elkaar ontmoetten in een bar bij Times Square. Niet zo maar een bar natuurlijk, maar een trendy bar. Ik was er één keer eerder geweest. De stoelen en tafels zijn ontworpen door Philippe Starck, aan de rest van de bar had een Amerikaanse binnenhuisarchitect zich vergrepen. Hij was er in mijn ogen glorieus in geslaagd de stijlvolle Franse basis met misse spiegels en een foute verlichting effectief om zeep te helpen. Die verminking maakte de bar er niet minder populair om: vanaf de opening, dat was toch al weer een jaar geleden, zat hij iedere dag afgeladen vol. Als je een beetje mee wilde tellen, moest je er een keer een voet over de drempel gezet hebben.
Wij waren aan de vroege kant. Zoekend liepen we rond. Dat was een abstracte bezigheid, omdat Darrell vrijwel niemand van het verwachte gezelschap kende. Ik had één keer William’s Australische vriend gezien. Patrick probeert al een tijdje als grafisch ontwerper in New York te overleven. Zonder green card. Ergens op een feest vertelde hij me hoe frustrerend dat overlevingsgevecht soms was. Als ik ooit in Amerika wilde blijven, moest ik me daartegen wapenen. De rest van het gezelschap was mij onbekend. Zelfs de gastheer had ik nooit gezien, niet eens op een foto. Ik was het prototype van de aangetrouwde vriend, die een verwoede poging doet inzicht te krijgen in het verleden van zijn partner.
Vóór in de bar probeerden twee vrouwen elkaar in moeizaam Engels te begrijpen. We besloten de gok te wagen. Het waren de Japanse Sumiko
en de Zweedse Selma. Inderdaad, vriendinnen van William, vrouwen met wie hij ooit had samengewerkt en die hem daarna trouw waren gebleven, gestimuleerd door hun goede herinneringen. Langzamerhand meldden de andere genodigden zich. Een bont gezelschap. In leeftijd aan elkaar gewaagd, maar of dat verder ook het geval was moest nog blijken, want ze bleken elkaar géén van allen te kennen. Een spannende basis voor een bijzondere bijeenkomst.
William kwam, in gezelschap van Patrick, als laatste binnen. Dat was niet zomaar een binnenkomst, het was een heuse appearance. Alsof de tijd stil had gestaan stapte Oscar Wilde minzaam lachend op onze tafel af. Onder zijn zwarte kashmir cape droeg hij een halflang zwart colbert, tot bovenaan dichtgeknoopt, en een zwarte pantalon. Zijn witte overhemd had een ronde, gesteven boord. Zelfs zijn lichaamsbouw deed aan zijn illustere landgenoot denken. Een wat opgeblazen lichaam, een rond, enigszins vlezig hoofd en sluik, vanuit het midden naar beneden vallend donker haar. Een halve zin was voldoende om te horen, dat zijn Engels prachtig was. Precieus, quasi intellectueel, helemaal in lijn van de fijnste Oxford-tradtie. William was een vleesgeworden anachronisme en Patrick leek er naast te staan om dat te bevestigen. Met zijn geblondeerde korte koppie, zijn Calvin Klein t-shirt en zijn slordig zittende Diesel spijkerbroek. Bovendien zag ik op dat moment pas het raffinement van de lokatiekeuze. Het moest deze bar zijn. De kitscherige ontwerpersuitwassen leken in opdracht van William aangebracht te zijn. Hij wilde detoneren.
De excentrieke jarige werd door iedereen hartelijk begroet. Hij gaf zijn cape en flambard aan Patrick en deze riep, bij wijze van grap: ‘Garçon, champagne. Zijn Frans deed pijn, maar de ober was er snel met de bestelling.
Ik zag Darrell in een ongewone rol. Omdat hij iedereen nog moest leren kennen en omdat William alle eer en aandacht voor zich opeiste, hield hij zich op de achtergrond. Ik wist dat hij op de een of andere manier, later op de avond, terug zou slaan. Hij duldde niemand boven zich. Ik zag dan ook met lede ogen aan dat hij zijn champagne als koude cola consumeerde. De ober kon hem niet bijhouden.
Na ruim een half uur verhuisde het hele gezelschap naar de overkant van de straat. Daar zou het diner plaatsvinden. Ik was erg benieuwd waar de regie ons voerde. Het bleek een negentiende eeuws gebouw met een bij die tijd passende inrichting. Achter twee houten deuren hield zich een
moderne lift schuil, die ons razendsnel naar de vijfde verdieping bracht. Die bleek de gastheer in zijn geheel gereserveerd te hebben. Een grote hal met rechts een enorme eetkamer en links een grote salon. In het verlengde daarvan een bibliotheek die naar goede sigaren rook. Ik had geen enkele moeite me Oscar Wilde in deze omgeving voor te stellen. In de eetkamer stond een lange tafel gedekt. Wit, gesteven tafellinnen, antiek zilveren bestek en kristallen glazen. Midden op de tafel een schitterend bloemstuk. Een symfonie in wit. Vanaf de wanden keken twee indrukwekkend uitgedoste mannen op het geheel neer. Hoewel iedereen William kende en ook op de hoogte was van zijn fratsen en franjes, merkte ik toch dat ik niet de enige was die zich enigszins overdonderd voelde. De stijl en de smaak van deze man waren in al hun kunstmatigheid, volstrekt authentiek. Je moest vermoedelijk tot de Engelse aristocratie behoren wilde je begrijpen waar de oorsprong lag. En, hoe beschaafd we ons ook gedroegen of hoe beschaafd we ook waren, we wisten allemaal dat we een dergelijke opvoeding misten. Door het artistieke of artistiekerige werk dat we deden, door de manier waarop we ons kleedden en door het geld dat een aantal van ons verdiende, wisten we dat we jan-met-de-pet waren ontstegen, maar we wisten ook dat echte klasse een stap te ver was. William had ons waar hij ons hebben wilde. Aan zijn voeten.
We werden aan tafel genood door een man in rokkostuum. William vroeg hem nog even te wachten met de eerste gang. Hij wilde nog wat tegen ons zeggen. In een schitterende omhaal van woorden, langzaam op zijn doel afgaand, heette hij ons welkom en bedankte ons voor onze komst. Vervolgens sprak hij iedereen persoonlijk toe. Een betere introductie van mijn tafelgenoten kon ik me nauwelijks voorstellen. Binnen tien minuten wist ik wat iedereen deed en in welke relatie ze tot de jarige stonden. Zelfs voor mij had hij wat woorden. Enkele algemeenheden waarvan hij kon vermoeden dat ze op mij konden slaan. Hij had me niet eens zo slecht ingeschat. Daarna stelde hij voor dat iedereen eerst zijn kadootje open zou maken en dat we vervolgens aan het diner zouden beginnen. Er lag een klein pakje op ons bord. Gewikkeld in goud. Het mijne bleek een miniboekje te bevatten over de wilde jaren zestig. Toen ik alles mocht wat Wilde moest laten. Een goede keuze. Alle gasten slaakten verbaasde kreten over de toepasselijkheid van hun boekje. Darrell zat naast me te mopperen. Hij hield niet van boekjes, laat staan van lezen. Hij was het stadium van de meegaandheid en vriendelijkheid voorbij. Hij kreeg het zichtbaar benauwd van al die georganiseerde verfijning en arti-
ficiële beschaving. Hij wilde actie. Als het eten niet snel kwam zou hij op hoge toon de aandacht opeisen.
Hij kreeg snel zijn zin. Het diner werd geserveerd. Iedereen liet toen het decorum wat vieren en stortte zich als uitgehongerd op zijn bord, ondertussen wat woorden wisselend met zijn buren. William leunde achterover en zag dat het goed was. Hij fluisterde Patrick wat in zijn oor, waarop deze glimlachend knikte.
Rechts van mij zat een wat kleurloze man. Hij vroeg me beleefd wat ik deed en toen hij hoorde dat ik in de kunst zat, brandde hij los. Op een monotone, doodsaaie toon. Dat had ik weer. Een paar maanden geleden had hij zijn onderwijsbaan opgegeven om zich volledig aan zijn kunstenaarschap te kunnen wijden. Hij was het zat om voortdurend heen en weer geslingerd te worden tussen twee beroepen. Zijn vrouw verdiende veel geld op een reclame-bureau, dus van de honger zouden ze niet omkomen. Toch voelde hij een enorme druk. Hij moest het nu waarmaken. Zijn vrouw had zijn beslissing gerespecteerd, maar dan moest er wel wat uit zijn handen komen. Hij ging iedere morgen naar zijn atelier in Brooklyn en iedere morgen weer staarde hij naar het witte linnen op de nieuw aangeschafte ezel. Hij miste het lef om er de eerste verfstreek op aan te brengen.
Ik keek naar zijn gekwelde gezicht en probeerde me zijn wanhoop voor te stellen. Dat was niet makkelijk, omdat Darrell, aan de andere kant naast me, met steeds luidere stem zijn anecdotes in het gezelschap gooide, zonder zich af te vragen of iemand die wel wilde horen. Ik liet mijn blik even naar William gaan. Die beantwoordde hem met een je-kent-hem-toch-gezicht.
Ondertussen ging mijn kunstenaar onverdroten voort met zijn verhaal. Dat hij zich tijd moest gunnen en dat ook schrijvers als ik hun writer’s block kennen, waren troostende woorden die hun doel volledig misten. Van Gogh luisterde niet, hij praatte. Toen hij ook nog begon over het negatieve effect dat Brooklyn op zijn inspiratie had, was ik blij dat Darrell mijn conversatie ruw onderbrak.
‘Wat zit je nou weer serieus te doen. Kun je nou nooit eens gewoon lol maken?’
‘Mijn buurman houdt niet van lol, hij houdt van lijden.’
‘Dan praatje toch met een ander. Laat hem doodvallen.’
Veel scrupules kent Darrell niet, zeker niet als hij dronken is.
‘Moet ik dan net als jij ook mijn stem gaan verheffen om die ander te bereiken?’
‘Wat bedoel je?’
‘Ik hoor je voortdurend boven iedereen uit.’
‘Draai je maar weer om naar die zeikerd. Die geilt op mensen zoals jij.’
Het was niet mijn bedoeling hem kwaad te maken, maar soms was ik zijn manifesteerdrang spuugzat.
Toen ik me weer naar rechts draaide, keek ik in een pratend gezicht. Van Gogh had geen aanleiding gezien zijn klaagzang te onderbreken. Tot hij zichzelf opeens onderbrak. Alsof er plotseling een lichtje ging branden.
‘Kun jij niet eens naar mijn atelier komen?’
‘En je zit net te vertellen dat er niks te zien is.’
‘Ik heb wel allerlei schetsen en opzetjes gemaakt.’
Ik wist dat ik hier onderuit moest zien te komen, maar ik wist niet zo snel hoe.
Gelukkig vroeg William op dat moment onze aandacht. Hij wilde dat wij ons naar de hal verplaatsten, want daar zou een performance plaatsvinden.
Er stonden stoelen rondom een klein podium. De ruimte was verduisterd. Toen iedereen een plaatsje had gevonden, klonk er muziek en ging een spot aan. Tot mijn grote verbazing lag daar Patrick met ontbloot bovenlijf. Ik had hem helemaal niet van tafel zien gaan. Op Wagneriaanse klanken danste hij een treurige zwanezang. Hij verweerde zich zonder succes tegen vermeende aanvallers. Hij probeerde fictieve wanden om te duwen, maar die bleven staan. Hij probeerde iemand hartstochtelijk te omhelzen, maar die glipte voortdurend tussen zijn armen uit. Hij drukte zich keer op keer op, maar kwam telkens weer op de grond terecht. Omdat ik na een tijdje een ongewoon geluid meende te horen, keek ik even achterom. William droogde net zijn ogen met een grote witte zakdoek. Ongemakkelijk richtte ik mijn blik weer op Patrick. Die had het opgegeven. Hij lag met zijn gezicht naar beneden, terwijl de lichtspot langzamerhand uitdoofde.
Het applaus kwam wat aarzelend op gang. In dit soort situaties was Darrell goud waard. Zijn ‘bravo’ hielp de anderen over hun aarzeling heen. Patrick boog voor ons. Zijn lichaam trilde van vermoeidheid. Hij stond kwetsbaar mooi te zijn.
Voor het dessert gingen we weer terug naar de tafel. Omdat een aantal mensen van plaats was gewisseld, kwam Van Gogh naast Sumiko terecht. Ik zag dat hij haar onmiddellijk aanklampte. William was een moment alleen. Omdat zijn tranen me toch even op het verkeerde been hadden
gezet, schoof ik bij hem aan.
‘Gaat het goed met je?’
‘Ja, uitstekend. Alles verloopt precies zoals ik gehoopt had.’
‘Je hebt er een bijzondere avond van gemaakt.’
‘Dus je vermaakt je?’
‘O, zeker. Ik zal dit niet snel meer vergeten.’
‘Het is zonde dat we elkaar niet eerder hebben ontmoet.’
‘Dat valt nog altijd goed te maken.’
‘Je weet maar nooit.’
Hij klonk niet echt overtuigend.
Na het dessert werden we opnieuw gevraagd in de hal plaats te nemen. Nu stonden de stoelen rondom kleine ronde tafeltjes. Daar bovenop brandende kaarsen. De lampen waren weer uit, alleen een piano en een microfoon waren in het licht gezet.
We wachtten met spanning op wat ging komen. Welke apotheose had William zijn gezelschap te bieden? Een zwarte man ging achter de piano zitten. Hij speelde een intro. Een kleine zwarte vrouw nam plaats achter de microfoon. Ze zei niets. Ze keek alleen even naar haar begeleider en zette toen het eerste nummer in. Een prachtige volle stem vulde de ruimte. Binnen een paar minuten leek de vloer op en neer te gaan. Ik zag verschillende mensen op hun stoelen bewegen. Een enkeling humde voorzichtig mee. Ik kreeg ook de kriebels. De muziek swingde zoals alleen zwarte muziek kan swingen. Onbegrijpelijk dat dat allemaal uit dat kleine lijf kon komen. Bij het tweede nummer gingen de eerste tafeltjes aan de kant. Bij het volgende stond iedereen op de geïmproviseerde dansvloer. Alle remmen gingen los. De beleefdheid die ons de hele avond toch een beetje parten had gespeeld werd overboord gezet. Darrell kreeg eindelijk waar hij zo lang op gewacht had. Actie en aandacht. Nergens anders kon hij zich beter profileren dan op de dansvloer. Hij wist zelfs de gastheer over te halen de benen te strekken. Houterig en uit de maat draaide deze zijn volle lichaam in de rondte.
Het feest ging nog ruim een uur door. De zangeres wist van geen ophouden. Ze genoot van het succes en groeide bij ieder nummer.
Toen we uiteindelijk moe in de lift stapten, bleven William en Patrick achter in de salon. De eerste met een sigaar en een glas cognac, de laatste met een blauwe cocktail.
Wij lieten ons met een limousine naar huis brengen.
De andere dag kwam ik tegen vieren thuis. Ik was op atelierbezoek geweest in Harlem.
Darrell zat verslagen op de bank.
‘Wat is er met jou aan de hand? Heb je last van je kater?’
‘William is dood.’
Met tranen in zijn ogen keek hij me haast verwijtend aan.
‘Zelfmoord zeker.’
‘Wat bedoel je, zelfmoord zeker, hoe weet je dat in godsnaam?’
‘Dat diner van gisteren was van de eerste tot de laatste minuut geregisseerd. Hij heeft ons gebruikt om in stijl te sterven en ik moet zeggen dat hem dat perfect gelukt is. Als je toch dood wilt, kun je dat beter zo doen dan dat je anoniem voor een trein springt.’
‘Maar waarom heb ik dat dan niet in de gaten gehad?’
‘Ik weet niet of jij dat niet in de gaten had. Je hebt je de hele avond lopen verzetten tegen de gang van zaken.’
Aan zijn felle ogen kon ik zien dat Darrell dit niet wilde horen.
‘Maar het zou best kunnen zijn, dat je je onbewust verzette tegen een dreigende gebeurtenis.’
‘Gelul. Halfzachte onzin. Ik wist van niks en ik begrijp het ook niet. Iemand die alles heeft. Geld, een goede baan, een prachtig huis in Londen, een appartement in Parijs. Ik zou blindelings met hem willen ruilen.’
‘Ik ben blij dat je die kans niet hebt gekregen.’
Hij trok me naar zich toe en huilde uit tegen mijn buik.