[p. 349]
Rutger Kopland
Gedicht
De winter van Breughel, de heuvel met jagers
en honden, aan hun voeten het dorp in de diepte,
nog even, maar hun doodmoeie houding, hun
doodmoeie stap in de sneeuw, bijna zo
langzaam als stilstand. En het dal aan hun voeten
groeit en groeit, wordt wijder en wijder, verder
en verder, tot het landschap verdwijnt in
een land, dat er moet zijn, en er is, maar
alleen zoals een vermoeden er is, zo ver.
Waarom duikt uit de hemel een pikzwarte vogel?
Alsof hij spot met de moeizame poging tot terugkeer
naar het leven in de diepte: de vijver met schaatsende
kinderen, de boerderijen met wachtende vrouwen,
alsof hij spot met de grijze verte waar hij
vandaan komt. Een pijl op weg naar zijn wond.