[p. 149]
Spel
Toradjalanden
Kinderliedje
Daar komt regen, daar komt regen!
Een kajaka-boom op het Meer.
Eén nacht op Tolambo,
Tolambo gia,
Tolambo mpadolo ana.
Het kind van wie?
Het kind van Toemba mBeaga
heeft een oorknop met witte vlekken.
Schelletjes die niet klinken.
Het meisje is toegeknikt
door de kondo-planten
en gekrabd door de dorens
terwijl ze op komkommers uitging.
Komkommers die juist rijp zijn.
Komkommers die krom gegroeid zijn.
De wind is een kromdoener,
de kiekendief is er ook een.
De kiekendief van de trom.
De trom van Memboeë.
Memboeë van het mes.
Het mes gevuld van binnen.
Gevuld met lasopi.
Een goot versierd met krullen.
Krullen van koper.
Krullen die er niet afgaan.
Er zijn mensen van Bada gekomen.
Een nieuwe prauw,
een dwarsliggende prauw.
Pak het op met toegeknepen ogen.
[p. 150]
Sumba
Danslied
Onafgebroken!
Dansende galop,
als een paard van Léwa.
Ha Rambu ana wini!
Stap, terwijl ge achterom ziet,
trappel met de voeten,
terwijl ge wegspringt,
terwijl ge stijgt,
terwijl ge daalt.
Ha Rambu ana wini!
Houdt Uw hoofd schuin,
dicht aan de zijde
van de onbereikbare trom,
van de gongs.
Luister naar ‘t ophouden
van de tamboerijnen,
van de kleine trommen.
Luister, hoor wederom.
Ha Rambu ana wini!
Dit is afgelopen.
Onderwijl gaan zij,
schuiven zij langzaam voort
op de zandhopen,
op de hoge stenen.
Alzo is hun voorbeeld,
evenzo ook wij,
terwijl wij dansen,
terwijl wij vechten.
Zij laten ons zien,
geven het voorbeeld;
[p. 151]
wij doen ‘t na,
wij volgen ze na.
Ha Rambu ana wini!
Onafgebroken!
Ha Rambu ana wini!
Laat uw tred licht zijn,
dans als een paard van Léwa,
vecht als de hanen,
schud uw hoofd als de duiven,
wees licht als de vogels.
Onafgebroken!
Luister, hoor wederom,
in de voorpoort zelf,
op de landtong,
in de achterpoort zelf,
aan het einde van het strand.
Laat uw hart overdenken
kinderen, pas geleerd
het wegspringen.
Hij doet ze voortstuiven,
de wind, snel van loop,
sterk van vlucht.
Zo ook gij
zeggen wij.
Ha Rambu ana wini!