[p. 432]
Stoel O.A.
een stoel, waar net iemand ingezeten heeft,
een vriend, een vriend van buiten de stad vooral: theo
of gerard, die bij je gegeten heeft en in
die stoel zitten drinken, roken en praten, die nu
weer weg is, (lopend of met een taxi naar
het station) – zo’n stoel, denk je dan, is toch minder
leeg dan een stoel in een meubelwinkel of op
een veiling – onzin, natuurlijk: hij is
even leeg (weet je ook wel), maar met
zulke leegtes vul je je leven.
C. Buddingh’