[p. 164]
Strijd
Zuidoost-Celebes
Heldenzang uit Kabaëna
Tongimpuü, de heerser over deze wereld,
verklaart de oorlog aan
Bilangiano, de bliksem,
Lintuano, de donder.
Tongimpuü, de heerser over deze wereld,
doet de dorpsgenoten bij zich komen.
Hij zegt hen aan, zich te tooien ten strijde.
Zij komen in krijgsrusting gehuld,
bewapend met zwaard.
met lans en schild.
Zij dalen af naar de kust
en laten een schip te water.
Zij slepen het over het strand,
in het ondiepe water;
op de rede rusten zij het uit voor de tocht.
Met één sprong van tien meter ver,
springt hij in de boot,
nauwelijks doorbuigend, staat hij rechtop.
op de boeg van het schip
en beveelt te vertrekken.
Tongimpuü, de heerser over deze wereld!
Klein als een duif in de verte
en gelijk een cocosnoot,
danst het schip op de zee.
Eén dag zeilt het schip
[p. 165]
en nog acht dagen vaart het voort,
tot men het land bespeurt,
dat gevormd is als een luit.
Het schip heeft het land bereikt
en ligt in de haven ten anker.
Hij roept de menigte aan,
deze staat juichend aan het strand.
Nu stapt hij uit het schip;
Tongimpuü, de heerser over deze wereld,
begeeft zich op weg
en bereikt de top van de berg.
Hij ziet onder zich de dorpen liggen,
hij ziet Bilangiano, de bliksem.
Hoe deze juist zijn volk bijeenroept
om een groot feest te vieren.
Bilangiano, de bliksem,
komt te voorschijn
en met snelle schreden
bereikt hij het dorp.
Nu slaat hij op de trom,
Bilangiano, de bliksem,
Lintuano, de donder,
om de mannen bijeen te roepen.
Zij komen in het voorportaal,
beklimmen ademloos de dansplaats.
Met een rokpunt waaien zij zich,
om verkoeling voor de hitte,
om het zweet te betten.
Allen stormen weg.
Zij begeven zich vliegensvlug naar het dorp.
Bilangiano, de bliksem,
[p. 166]
daalt af, om de strijd aan te binden.
Hij gaat naar beneden
om zijn zwaard te halen,
zijn lans en zijn schild.
Luid klinkt zijn krijgsroep!
Tongimpuü, de heerser over deze wereld,
roept hem naar buiten.
Hij wil hem doden.
Eéen dag en één nacht heeft hij te strijden
om te kunnen verslaan,
Bilangiano, de bliksem.
Diens hoofd is afgeslagen,
de kop wordt buitgemaakt.
Dood ligt hij terneer,
Bilangiano, de bliksem.
Tongimpuü, de heerser over deze wereld,
begeeft zich naar boven.
om terug te roepen zijn genoten.
‘Wij zullen huiswaarts keren
om de mensen te verzamelen voor het feest.
Laat ons feestvieren,
tezamen met onze vorsten,
acht dagen en acht nachten!’
Midden-Celebes
Zang van een koppensneller
Mijn vechthaan begint wild te worden,
strijk hem eens onder de vleugels.
Voer hem rijst uit een mandje,
dan slaat hij zijn vleugels uit.
[p. 167]
Dit is het vriend waarom ik
het heldenteken van de rode hoofddoek draag:
op mijn sneltocht tegen de To Bada
heb ik ze neergehouwen, dat ze ter aarde vielen.
Dit is het inderdaad waarom ik
het heldenteken van de roodgeverfde hoofddoek draag:
op mijn sneltocht naar de Poso,
heb ik honderden krijgsgevangenen gemaakt.
Dit is het vriendin waarom ik draag
de roodgekleurde hoofddoek als het heldenteken:
toen ik in Mowomba ben gaan snellen,
is er een hele landstreek ontvolkt.
Opdat gij niet mag zeggen dat ik ten onrechte draag
het heldenteken van de roodgekleurde hoofddoek:
op mijn sneltocht naar de mond van de Poso
waren er twee mansvrachten koppen!
Zuidwest-Celebes
Heldenzang
De vorst die de vijanden op de vlucht jaagt,
dat zij uiteenspatten als water,
waarin een gloeiende kogel slaat.
Zuidoost-Molukken
Vervloekingszang uit Wètar
Wie er ook komen mag,
van alle deze eilanden,
[p. 168]
van het noorden of van het zuiden,
of van het oosten van het eiland,
op zoek naar wilde zwijnen,
op jacht naar wilde boskatten,
of om te gaan vissen,
of om vruchten te verzamelen,
Ze zijn mij al eender.
Doodt ze!
Trekt erop uit,
doodt allen tot de laatste man.
Opdat het eiland gezuiverd worde!
Alle boze geesten,
vaart in de krokodillen!
Als de vreemdeling in een boot zit,
krokodillen, verscheurt hem!
Als hij zich op het land begeeft,
of in een boom klimt,
doe hem tuimelen;
Zo niet, wilde zwijnen,
eet hem op!
Laat de gevelde boom neerstorten
en hem verpletteren!