[Tirade september-oktober 1977]
Ter inleiding
Aan dit themanummer van Tirade ligt de gedachte ten grondslag dat er in de kunst niet alleen een aantal – waaronder juist heel grote – werken zijn die om uiteenlopende redenen onvoltooid zijn gebleven, maar dat er bovendien zoiets bestaat als ‘het onvoltooide in de kunst’. Het is natuurlijk de vraag of dat een juiste gedachte is, temeer daar zij eigenlijk de nogal metafysische veronderstelling insluit dat de grote onvoltooide werken een kenmerk gemeen hebben dat zowel essentieel is als verantwoordelijk voor hun onaffe of fragmentarische staat. Zo is er wel beweerd1 dat met het toenemen van de zelfreflectie van de kunstenaar de afstand groter wordt tussen het werk dat hij zich voorgenomen heeft tot stand te brengen en zijn eigen visie erop, en dat naarmate zulks gebeurt dat werk moeilijker te voltooien of zelfs onvoltooibaar wordt: niet de realisatie van zijn bedoelingen wordt het doel van zijn artistieke werkzaamheid, maar een zoeken naar de oorsprong van wat hem voor ogen staat. Het aantrekkelijke van zo’n theorie is dat er in individuele gevallen best mee te werken en van alles te verklaren valt, het onaantrekkelijke dat we over veel te weinig inzicht in het proces van de creatie beschikken om tot een zekere algemene geldigheid te kunnen besluiten. Kunstwerken geven nu eenmaal nooit antwoord op vragen naar hun essentie, dat laten ze gaarne aan hun lezers, luisteraars en toeschouwers over. Maar dat er met veel onvoltooide niet iets bijzonders aan de hand zou zijn, wil daarmee niet gezegd zijn. Je hoeft – net als enkele medewerkers aan dit nummer, dat er trouwens geboren is – maar naar de Academie in Florence te gaan om de hele problematiek onontkoombaar tegen het lijf te lopen. De ‘slaven’ of ‘gevangenen’ daar zijn maar ten dele uitgehakt, de rest is ruwe steen gebleven – in schril contrast tot de David, die zich in dezelfde ruimte bevindt. Michelangelo heeft ze niet afgemaakt (naar het schijnt omdat de opdracht voor het grafmonument waarvoor ze bestemd waren teruggenomen werd) en ze vervolgens afgedankt, althans nooit als voltooid willen zien. Maar voor ons zijn het volmaakte kunstwerken. Deze slaven, geketend aan hun materiaal alsof ze zich eruit proberen te bevrijden, hoe hadden ze slaafser uitgebeeld kunnen worden? Bovendien was Michelangelo van mening dat hij het niet was die het beeld schiep,
maar dat het al in de steen gegeven was, zodat hij maar weg hoefde te hakken om het te bevrijden. En ook dat heeft hij hier overtuigend verbeeld, in ieder geval voor moderne waarnemers. Al is het zo niet bedoeld, ‘perhaps is their unfinishedness the best expression’, zeggen de rondleiders.
Het was de opzet van dit nummer, een aantal essays over het non finito in de kunst en over enkele onvoltooide werken in de muziek, de beeldende kunsten en de literatuur, te combineren met onvoltooid werk van levende schrijvers. We hebben zeer vele te goeder naam en faam bekend staande Noord- en Zuidnederlandse schrijvers gevraagd om een verhaal of gedicht dat zij nooit hadden afgemaakt of hadden kunnen afmaken om andere redenen dan dat ze er meteen al ontevreden over waren, maar onze schrijvers kennen zulke problemen klaarblijkelijk niet of wensen er zich niet mee in te laten of er daadwerkelijk voor uit te komen. Er hebben er tenminste maar een paar geantwoord, nog minder iets toegezegd en slechts twee zich aan die toezegging gehouden. Daardoor is dit nummer, ondanks de kwaliteit van de meeste bijdragen, een beetje saaier uitgevallen dan de bedoeling was. En er wordt toch al zo geklaagd dat Tirade zo beschouwerig wordt.
Ook erg jammer is dat niemand over Woutertje Pieterse wilde schrijven. Multatuli had hier niet mogen ontbreken, als Nederlands voorbeeld bij uitstek. Als er ergens een samenhang te veronderstellen valt tussen fragmentarisme en onvoltooidheid aan de ene en zelfreflectie van de kunstenaar aan de andere kant, dan wel bij hem en in het bijzonder in dat prachtige, op zichzelf vrij conventionele verhaal dat zo onconventioneel verbonden is met ‘ideeën’ en er nooit helemaal uit bevrijd kon worden. We blijven ons aanbevolen houden.
Dit nummer is dus volledig noch voltooid. Het grapje dat dat uiteraard ook helemaal niet kán hoort erbij.
H.V.
- 1
- J.A. Schmoll e.a., Das Unvollendete als kunstlerische Form (1959)